ECLI:NL:RBAMS:2024:8397

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 december 2024
Publicatiedatum
9 januari 2025
Zaaknummer
13/044870-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor handel in harddrugs, witwassen en bezit van geneesmiddelen zonder vergunning

Op 24 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen [voornamen verdachte] [achternaam verdachte], die werd beschuldigd van handel in harddrugs, witwassen en het in voorraad hebben van geneesmiddelen zonder vergunning. De verdachte is veroordeeld voor het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs, waaronder cocaïne, MDMA en amfetamine, en voor het witwassen van een bedrag van € 115.009,50, dat afkomstig was uit de drugshandel. De rechtbank oordeelde dat de verdachte gedurende een periode van vier jaar actief betrokken was bij de handel in harddrugs en dat hij een sturende rol vervulde in deze criminele activiteiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs in zijn woning en dat hij deze drugs opzettelijk voorhanden had. Daarnaast is bewezen dat de verdachte samen met anderen handelde in harddrugs en dat hij zich schuldig maakte aan gewoontewitwassen. De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 54 maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook beslist dat de in beslag genomen voorwerpen, waaronder geldbedragen en drugs, onttrokken worden aan het verkeer en verbeurd verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/044870-24
Datum uitspraak: 24 december 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[voornamen verdachte] [achternaam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres] ,
nu gedetineerd in het [detentieadres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S. de Bont, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. F. Tosun, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de zitting – kort samengevat tenlastegelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
opzettelijk aanwezig hebben van 22,38 kilogram cocaïne en/of 1756 wikkels cocaïne en/of 60 kilogram MDMA en/of 15.784 pillen MDMA en/of 62 liter GHB en/of 97 flesjes GHB en/of 39,5 kilogram amfetamine en/of 5 zakken amfetamine en/of 10,5 kilogram metamfetamine en/of 25 zegels LSD en/of 10,8 kilogram 2-cb en/of 50.841 tabletten methylfenidaat op 6 februari 2024 te Amsterdam;
medeplegen van de handel in harddrugs in de periode van 9 oktober 2019 tot en met 6 februari 2024 te Amsterdam;
(gewoonte) witwassen van een geldbedrag van € 115.009,50 in de periode van 9 oktober 2019 tot en met 6 februari 2024 te Amsterdam;
witwassen van een geldbedrag van € 8.075,- op 6 februari 2024 te Amsterdam;
op voorraad hebben van de geneesmiddelen Methylfenidaat HCI, Diazepam, Kamagra en Xanax op 6 februari 2024 te Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt al hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor
schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Inleiding
In [datum programma] is in een uitzending van het programma [naam programma] ) een Amsterdamse drugsdealer genaamd [naam 1] geïnterviewd. Na deze uitzending zijn bij de politie drie anonieme meldingen binnengekomen die tot de verdenking heeft geleid dat verdachte [achternaam verdachte] deze zogeheten [naam 1] is. Het onderzoek heeft vervolgens enige tijd stil gelegen in verband met de corona-perikelen. In april 2023 heeft de politie in een onderzoek naar [naam 2] in verband met mogelijke drugsfeiten, het vermoeden gekregen dat deze persoon samenwerkte met verdachte [achternaam verdachte] . Na observaties van de woning, heeft dit heeft geleid tot aanhouding van verdachte en doorzoeking van de woning op 6 februari 2024. De politie heeft in de woning een zeer grote hoeveelheid drugs en medicijnen aantroffen, met name in slaapkamer 2. Verdachte heeft verklaard dat de drugs en medicijnen in deze slaapkamer niet van hem zijn maar van degene aan wie hij deze kamer verhuurde. Verdachte heeft zich niet uitgelaten over de identiteit van deze huurder.
4.2.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten
kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van feit 1 kan worden bewezen dat verdachte wetenschap en beschikkingsmacht heeft gehad over de aangetroffen drugs in zijn gehele woning. De verklaring van verdachte dat hij niet wist van de verboden middelen in slaapkamer 2 is ongeloofwaardig, gelet op het feit dat in elke ruimte van de woning drugs zijn aangetroffen, de drugs in slaapkamer 2 vergelijkbaar zijn met de drugs die elders in de woning zijn gevonden en verdachte niet wil verklaren over wie die slaapkamer 2 zou hebben gehuurd. Gezien de grote hoeveelheid aangetroffen drugs in de woning zijn niet alle drugs getest. Gelet op de verdenking van handel in harddrugs, kan ook het deel van de aangetroffen drugs waar geen definitieve test van is, worden bewezen als zijnde verboden middelen die vallen onder lijst I van de Opiumwet. De middelen metamfetamine en LSD dienen te worden weggestreept uit de bewezenverklaring omdat er naar deze middelen in zijn geheel geen onderzoek heeft plaatsgevonden.
Voor wat betreft feit 2 kan worden bewezen dat verdachte samen met anderen, onder andere [naam 2] (hierna: [naam 2] ), heeft gehandeld in harddrugs. Op basis van onderzoek naar de telefoon van verdachte en verschillende getuigenverklaringen kan worden vastgesteld dat verdachte voor een langere periode drugs heeft verkocht. Verdachte stuurde hierbij onder andere [naam 2] aan om de drugs naar de kopers te vervoeren en ontving de opbrengst van de drugsverkoop onder andere door middel van betaalverzoeken via het betaalplatform Tikkie.
Het onder feit 3 en 4 tenlastegelegde witwassen kan worden bewezen, omdat de inkomsten vanuit de betaalverzoeken en het aangetroffen geld in de woning niet te verklaren zijn op grond van legale inkomsten van verdachte. Daarnaast dienen deze feiten in samenhang te worden bezien met de onder feit 2 tenlastegelegde handel in harddrugs.
Ten aanzien van feit 5 geldt dat de tenlastegelegde geneesmiddelen zijn aangetroffen in de woning van verdachte. Enkel het in voorraad hebben van het middel Kamagra kan worden bewezen, nu het tenlastegelegde artikel ziet op geneesmiddelen waarvoor geen handelsvergunning geldt en dit alleen voor Kamagra het geval is.
4.3.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. Verdachte heeft weliswaar erkend op kleine schaal in verdovende middelen te hebben gehandeld, maar hij ontkent dat hij wist van de aangetroffen verdovende middelen in slaapkamer 2. Ten tijde van de tenlastegelegde periode heeft verdachte deze kamer verhuurd. De hoeveelheden van de aangetroffen verdovende middelen in de tweede slaapkamer geven aanwijzingen voor een drugshandel op grotere schaal, terwijl dit niet past bij het beeld van de drugshandel van verdachte op basis van het dossier. Daarnaast zijn er geen DNA of andere sporen van verdachte aangetroffen op de verdovende middelen in de tweede slaapkamer. Gelet hierop kan niet worden vastgesteld dat verdachte wist van de aanwezigheid van deze verdovende middelen.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw zich partieel gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Wel voert de raadsvrouw aan dat niet is komen vast te staan dat verdachte gedurende de gehele tenlastegelegde periode tezamen en in vereniging in drugs heeft gehandeld met [naam 2] . Daarnaast kan de door [naam 2] uitgevoerde drugshandel niet geheel worden toegeschreven aan verdachte, omdat uit het dossier blijkt dat [naam 2] ook zijn eigen handel in drugs had.
Voor wat betreft het onder feit 3 tenlastegelegde witwassen heeft de raadsvrouw verzocht om verdachte partieel vrij te spreken, omdat niet is vast komen te staan dat alle Tikkie betalingen zien op betalingen voor geleverde drugs. Dit wordt bevestigd door meerdere getuigen. Daarnaast dient verdachte te worden vrijgesproken van het maken van een gewoonte van het witwassen, omdat dit niet kan worden vastgesteld op basis van het dossier.
Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit. Verdachte heeft verklaard dat het aangetroffen geldbedrag spaargeld betrof. Nu verdachte legale inkomsten genereerde, is dit geen op voorhand onaannemelijke verklaring.
Ten aanzien van feit 5 heeft de raadsvrouw verwezen naar hetgeen onder feit 1 is aangevoerd en heeft zij verzocht om vrijspraak. Subsidiair dient verdachte partieel te worden vrijgesproken van middelen Xanax, Methylfenidaat en Diazepam, omdat deze middelen niet vallen onder de Geneesmiddelenwet.
4.4.
Oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Bewezenverklaring aanwezig hebben harddrugs (feit 1)
Voor de vraag of de verdachte opzettelijk drugs aanwezig heeft gehad als bedoeld in artikel 2 onder C van de Opiumwet is op grond van bestendige jurisprudentie niet doorslaggevend aan wie die drugs toebehoren. Er hoeft daarnaast ook geen sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van die drugs. Wel zullen de verdovende middelen zich in de machtssfeer van de verdachte dienen te bevinden (vgl. HR 15 september 1986, ECLI:NL:HR: 1986:AC4312, NJ 1987/359 en HR 22 december 2015, ECLI:NL:HR:2015:3696). Daarnaast dient de verdachte wetenschap te hebben van de aanwezigheid van de verdovende middelen. Daaronder is ook begrepen het bewust aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat die middelen in een bepaalde ruimte aanwezig zijn.
Op basis van het dossier stelt de rechtbank vast dat de in de tenlastelegging genoemde middelen cocaïne, MDMA, GHB, amfetamine, 2-cb en Methylfenidaat HCI zijn aangetroffen in de woning van verdachte in Amsterdam.
Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat de in de woning aangetroffen drugs van hem waren, met uitzondering van de grote hoeveelheid harddrugs in de tweede slaapkamer. Deze drugs behoorde volgens verdachte toe aan de huurder van die kamer. Verdachte wist dat er in die kamer drugs lagen, maar hij was niet op de hoogte van de hoeveelheid daarvan. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig en onaannemelijk. In de eerste plaats is de verklaring van verdachte niet gedetailleerd noch verifieerbaar. Verdachte heeft namelijk niet willen verklaren over de naam van de huurder. Daarnaast heeft hij verklaard dat de verhuurde kamer niet op slot was en dat hij meerdere malen naar binnen is geweest om het licht uit te doen. Uit het dossier blijkt echter dat deze kamer geheel gevuld was met zakken harddrugs, weegapparatuur, een vacuümmachine en verpakkingsmaterialen. Dat het verdachte bij het uitdoen van het licht niet is opgevallen dat de kamer vol stond met verboden middelen, acht de rechtbank ongeloofwaardig. Ook zijn in de verhuurde kamer voorwerpen aangetroffen die te linken zijn aan verdachte, namelijk een persoonlijke fotocollage waarop verdachte is te zien, een brief van Ziggo gericht aan verdachte en een A4 op de deur met de bijnaam ‘ [naam 1] ’ van verdachte. De rechtbank is gelet het voorgaande van oordeel dat verdachte van alle in zijn woning aangetroffen drugs wetenschap heeft gehad.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de drugs zich ook bevonden in de machtssfeer van verdachte, nu de drugs in zijn eigen woning lagen en de deur van slaapkamer 2 niet op slot was. Wel merkt de rechtbank op dat zij de hoeveelheden verdovende middelen die in de woning zijn aangetroffen niet terugziet in de handel van verdachte.
Voor wat betreft de hoeveelheden van de drugs wordt als volgt overwogen: anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat enkel de drugs die voorlopig (op basis van Trunarc) of definitief zijn getest, kunnen worden bewezen, nu er in het geheel niet geverbaliseerd is over aanknopingspunten waarom overige hoeveelheden niet-geteste drugs dezelfde werkzame stof zouden bevatten. De middelen metamfetamine en LSD zijn niet getest, waardoor de rechtbank deze verder buiten beschouwing laat. Ook laat de rechtbank een deel van de wel geteste drugs buiten beschouwing, nu in één geval niet blijkt welk goednummer is getest, en in drie andere gevallen de omschrijving van de geteste drugs in het rapport van FO dusdanig afwijkt van de omschrijving van de aangetroffen drugs in de goederenlijst, dat dit tot twijfel leidt over welke drugs met welk goednummer daadwerkelijk is getest. De rechtbank merkt op dat het op de weg van de politie en het openbaar ministerie ligt om een duidelijk overzicht aan te leveren van de aangetroffen en geteste hoeveelheden verdovende middelen.
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte de hoeveelheden harddrugs, zoals hierna vermeld in de bewezenverklaring onder 4.4., voorhanden heeft gehad.
4.4.2.
Bewezenverklaring verkopen/afleveren/verstrekken/vervoeren harddrugs (feit 2)
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij kleine hoeveelheden drugs heeft verkocht. Op basis van het onderzoek in de telefoon van verdachte kan worden vastgesteld dat verdachte gedurende de gehele tenlastegelegde periode heeft gehandeld in drugs. Vanaf 2016 zijn namelijk druggerelateerde gesprekken aangetroffen in de telefoon van verdachte, waaruit blijkt dat door verdachte verschillende soorten drugs zijn verkocht, namelijk cocaïne, MDMA en speed (
de rechtbank begrijpt amfetamine). Deze druggerelateerde gesprekken zijn aangetroffen tot het moment van aanhouding van verdachte. Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat verdachte gedurende de gehele tenlastegelegde periode drugs heeft verkocht.
Dat verdachte slechts op een kleine schaal in drugs zou hebben gehandeld, acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Naast de vele druggerelateerde gesprekken tijdens een periode van ruim vier jaar, blijkt de omvang daarvan ook uit de bankgegevens van verdachte. De transacties van de bankrekeningen van verdachte bestaan bijna uitsluitend uit overboekingen vanuit het betaalplatform Tikkie. In de tenlastegelegde periode is er in totaal een bedrag van
€ 115.009,50 bijgeboekt op de bankrekening van verdachte. Daarnaast is het opvallend dat het grootste deel van deze Tikkie betaalverzoeken omschrijvingen heeft als ‘Yo’, ‘Yoo’, ‘Yes’, ‘Mmm’ en ‘Ya’. Deze onduidelijke beschrijvingen geven het vermoeden van de handel in verdovende middelen. Dit vermoeden wordt ook bevestigd. Uit het dossier blijkt dat [naam 2] die Tikkie betaalverzoeken verstuurde naar afnemers van verdovende middelen en dat de opbrengsten hiervan vervolgens op de bankrekeningen van verdachte binnenkwamen. Gelet op de grootte van de opbrengst en de periode waarin dit is gebeurd, acht de rechtbank het aannemelijk dat verdachte op een aanzienlijk grotere schaal heeft gehandeld dan verdachte heeft erkend.
Verdachte heeft ook erkend dat hij samen heeft gewerkt met [naam 2] , maar hij heeft zich niet uitgelaten over de duur daarvan. Gelet op de periode waarin verdachte opbrengsten via Tikkie betaalverzoeken heeft ontvangen en het chatverkeer waaruit blijkt dat [naam 2] op instructie van en in overleg met verdachte heeft gehandeld, acht de rechtbank bewezen dat sprake is geweest van medeplegen. Bovendien verklaart getuige [naam getuige] (hierna: [naam getuige] ) dat verdachte (in een tijd waarin [naam 2] vast zou zitten) ook gebruik heeft gemaakt van een andere bezorger, die bij haar bekend stond onder de naam [naam bezorger] .
Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte in de tenlastegelegde periode samen met anderen harddrugs heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd.
4.4.3.
Bewezenverklaring van het witwassen van € 115.009,50 (feit 3)
Vaststaat dat verdachte in de periode van 9 oktober 2019 tot en met 6 februari 2024 een geldbedrag van € 115.009,50 heeft ontvangen uit overboekingen vanuit het betaalplatform Tikkie. Dit geldbedrag werd via 1.587 verschillende betaalverzoeken naar de bankrekeningen van verdachte overgeschreven. Deze betaalverzoeken hadden voor het overgrote deel een zeer nietszeggende omschrijving als onder meer ‘Yo’, ‘Boef’ of ‘Ja’. Uit de druggerelateerde berichten in de telefoon van verdachte blijkt dat dit soort betaalverzoeken werden gestuurd voor de betaling van geleverde drugs. Bovendien heeft de politie onderzoek gedaan naar de betalingen van de negen personen die het vaakst betalingen via het platform Tikkie deden. Uit dit onderzoek blijkt dat de omschrijvingen steeds wisselden (vaak Ja, Yes of Yo, maar ook Lip, Bier, Basketball of Dierentuin), terwijl de bedragen altijd rond waren en vaak gelijk waren. De rechtbank vindt het onaannemelijk dat alleen de betalingen met een nietszeggende omschrijving zien op de verkoop van verdovende middelen. Verdachte heeft daarnaast op geen enkele wijze onderbouwd dat hij daadwerkelijk bedragen heeft voorgeschoten voor bijvoorbeeld de dierentuin, meidenweekenden of drank. Gelet op de wijze van betaling bij de verkoop van drugs door verdachte, namelijk het sturen van een Tikkie betaalverzoek, en de grote hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen, is voldoende bewijs aanwezig dat dit geldbedrag afkomstig is uit eigen misdrijf van verdachte, namelijk de handel in de verdovende middelen.
Verder blijkt uit het dossier dat verdachte de afgelopen vier jaren nauwelijks loon of andere verifieerbare inkomsten heeft ontvangen en dat zijn bankrekeningen vrijwel uitsluitend werden gevoed door ontvangsten vanuit Tikkie betaalverzoeken. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte - gezien zijn beperkte legale inkomsten - het geld dat hij heeft verkregen uit eigen misdrijf, heeft gebruikt voor zijn levensonderhoud.
De rechtbank is daarom van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode het geldbedrag van € 115.009,50 voorhanden heeft gehad en heeft omgezet, terwijl hij wist dat dit geldbedrag - onmiddellijk - uit enig (eigen) misdrijf afkomstig was. Gelet op de frequentie van de betaalverzoeken en de lange periode vindt de rechtbank ook het gewoontewitwassen bewezen.
4.4.4.
Bewezenverklaring van het witwassen van € 7.915,- (feit 4)
Tijdens de doorzoeking van de woning van verdachte op 6 februari 2024 is een contant geldbedrag van € 7.915,- inbeslaggenomen. Dit is een lager geldbedrag dan is tenlastegelegd. Uit onderzoek aan de telefoon van [naam 2] blijkt dat hij naast de ontvangsten vanuit Tikkie betaalverzoeken ook in contant geld betaald kreeg. [naam getuige] heeft verklaard dat zij meestal met contant geld betaalde als zij drugs bij [naam 2] kocht. Gelet op de eerder vastgestelde samenwerking tussen verdachte en [naam 2] leidt de rechtbank hieruit af dat verdachte ook door contante betaling inkomsten heeft verworven uit zijn drugshandel. In samenhang met de grote hoeveelheid aangetroffen verdovende middelen en het feit dat verdachte over een lange periode in verdovende middelen heeft gehandeld, is de rechtbank van oordeel dat het witwasvermoeden dat het geldbedrag uit eigen misdrijf afkomstig is, gerechtvaardigd is.
Verdachte heeft verklaard dat dit geldbedrag zijn spaargeld betrof. Afgezien van deze enkele verklaring heeft hij niet geconcretiseerd vanuit welke inkomstenbron(nen) hij dit geldbedrag heeft kunnen sparen of hoelang hij al over dat geldbedrag beschikte. Dat het geld spaargeld is, zegt misschien iets over de bestemming, maar niets over de herkomst van dat geld. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte geen concrete en min of meer verifieerbare verklaring gegeven waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het geldbedrag een legale herkomst heeft. De rechtbank is van oordeel dat verdachte het witwasvermoeden niet heeft kunnen weerleggen. De rechtbank oordeelt dat het niet anders kan dat dat het geldbedrag van € 7.915,- uit eigen misdrijf afkomstig is.
4.4.5.
Bewezenverklaring van het in voorraad hebben van Kamagra (feit 5)
De rechtbank zal dit feit enkel beoordelen ten aanzien van het middel Kamagra, omdat over het bezit van Methylfenidaat reeds onder feit 1 is geoordeeld en de middelen Diazepam en Xanax niet vallen onder de verbodsbepaling van het betreffende artikel van de Geneesmiddelenwet.
Vaststaat dat bij de doorzoeking van de woning van verdachte op 6 februari 2024 een hoeveelheid van 3.644 tabletten van het middel Kamagra is aangetroffen. Zoals is overwogen ten aanzien van feit 1, is de rechtbank van oordeel dat verdachte alle in de woning aangetroffen verboden middelen voorhanden heeft gehad. Uit de productbeoordeling van de aangetroffen Kamagra blijkt dat het een geneesmiddel betreft waarvoor geen handelsvergunning is verleend. Daarnaast is vastgesteld dat aan verdachte geen fabrikanten- of groothandelaarsvergunning is verleend. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte de 3.644 tabletten Kamagra in voorraad heeft gehad, terwijl daarvoor geen handelsvergunning geldt.
4.5.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in de
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat
verdachte:
Feit 1
op 6 februari 2024 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad
  • 21,19 kilogram cocaïne en 210 wikkels cocaïne,
  • 22,1 kilogram MDMA,
  • 21 liter GHB,
  • 28,288 kilogram amfetamine,
  • 8,528 gram 2-cb,
  • 50.841 tabletten ‘Methylfenidaat HCI', elk bevattende 10 mg van de werkzame stof Methylfenidaathydrochloride,
zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 2
op tijdstippen gelegen in de periode van 9 oktober 2019 tot en met 6 februari 2024 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen meermalen telkens opzettelijk heeft verkocht, afgeleverd, verstrekt en vervoerd, hoeveelheden cocaïne, MDMA en amfetamine, zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Feit 3
op tijdstippen in de periode van 9 oktober 2019 tot en met 6 februari 2024 te Amsterdam meermalen geldbedragen voorhanden heeft gehad en heeft omgezet terwijl hij, verdachte, wist dat die voorwerpen, - onmiddellijk - afkomstig waren uit enig eigen misdrijf en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
Feit 4
op 6 februari 2024 te Amsterdam een geldbedrag van in totaal € 7.915,- voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat het geldbedrag onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
Feit 5
op 6 februari 2024 te Amsterdam opzettelijk een geneesmiddel waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten:
- 3.644 tabletten Kamagra, elk bevattende 100 mg van de werkzame stof sildenafil, in voorraad heeft gehad.

5.De strafbaarheid van de feiten en verdachte

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

6.De strafmotivering

6.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren, met aftrek van voorarrest, zal worden opgelegd.
6.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest. Indien de rechtbank tot een ruimere bewezenverklaring komt dan door de raadsvrouw is bepleit, heeft de raadsvrouw verzocht aan verdachte geen hogere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan 36 maanden. Verdachte heeft spijt van zijn daden en is niet eerder veroordeeld voor feiten betreffende harddrugs.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de
vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim vier jaar schuldig gemaakt aan handel in harddrugs. Daarbij heeft hij een sturende rol vervuld en de drugs mede door een ander laten vervoeren. In zijn woning zijn daarnaast zeer aanzienlijke hoeveelheden verdovende middelen aangetroffen. In de kennelijke jacht naar snel geld heeft verdachte laten zien dat hij weinig geeft om de schadelijke werking van harddrugs voor de gezondheid van de gebruikers en de met drugshandel gepaard gaande criminaliteit. Verdachte lijkt daarentegen juist de handel in illegale middelen te normaliseren. Uit het dossier blijkt dat verdachte veelvuldig heeft gedeald. Er is voor vele duizenden euro’s naar verdachte overgemaakt via betaalverzoeken, waarbij de exacte hoeveelheid aan contante opbrengsten onbekend is gebleven. Hiermee heeft verdachte een faciliterende rol gehad in de keten van harddrugs. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan witwassen. Witwassen heeft een ontwrichtende werking op het financieel en economisch verkeer en de openbare orde. Verdachte beschikte daarnaast over een grote hoeveelheid tabletten van een geneesmiddel, waarbij hij geen oog heeft voor de risico’s van het onbevoegd bezit (en mogelijk verstrekken) van medicijnen. De rechtbank rekent verdachte deze feiten zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 30 oktober 2024, waaruit blijkt dat hij in 2018 is veroordeeld terzake van overtreding van de Opiumfeit. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 18 oktober 2024, opgesteld door [naam reclasseringsmedewerker] , reclasseringswerker. Uit dit rapport is gebleken dat de reclassering geen noodzaak ziet tot reclasseringsinterventies, omdat de leefgebieden van verdachte op orde (lijken te) zijn.
Strafoplegging
De rechtbank heeft gekeken naar de Oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken onderling hebben vastgesteld. Gelet op de ernst van de feiten, de hoeveelheid verdovende middelen en de hoogte van het door verdachte witgewassen bedrag is een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. In strafverminderende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte heeft uitgesproken dat hij zich wil richten op een delictvrij leven en dat hij hiervoor een plan van aanpak heeft opgesteld. Hierbij wordt hij gesteund door zijn sociale netwerk, hetgeen het risico op recidive vermindert. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om een kortere vrijheidsstraf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 54 maanden, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

7.Beslag

Onder verdachte zijn voorwerpen in beslag genomen, zoals vermeld op de als
bijlage IIIaan dit vonnis gehechte beslaglijst.
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de voorwerpen inbeslaggenomen onder nummers 9 tot en met 132 dienen te worden onttrokken aan het verkeer, omdat deze verboden middelen zijn aangetroffen in het onderzoek naar de door verdachte begane misdrijven, terwijl het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder nummers 1 tot en met 7 inbeslaggenomen geldbedragen van in totaal € 7.915,- dienen te worden verbeurd verklaard, omdat het onder feit 4 bewezenverklaarde daarmee is begaan. Daarnaast wordt de onder nummer 8 inbeslaggenomen telefoon verbeurd verklaard, omdat hiermee het onder feit 2 bewezenverklaarde daarmee is begaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank is van oordeel dat de onder nummer 133 inbeslaggenomen telefoon aan verdachte teruggegeven mag worden, omdat niet is gebleken dat verdachte hiermee een strafbaar feit heeft begaan en de telefoon aan verdachte toebehoort.

8.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen
33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47, 57, 420bis, 420bis.1 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht,
2, 10 en 13a van de Opiumwet,
40 van de Geneesmiddelenwet en
1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

9.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
T.a.v. feit 1:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
T.a.v. feit 2:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
T.a.v. feit 3:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
T.a.v. feit 4:
eenvoudig witwassen;
T.a.v. feit 5:
overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 40, tweede lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan.
Verklaart verdachte,
[voornamen verdachte] [achternaam verdachte], daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
54 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die
straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Beslag
Verklaart onttrokken aan het verkeerde op de beslaglijst onder nummers 9 t/m 132 genoemde voorwerpen.
Verklaart verbeurdde op de beslaglijst onder nummers 1 tot en met 8 genoemde voorwerpen.
Gelast de teruggave aan [voornamen verdachte] [achternaam verdachte]van het op de beslaglijst onder nummer 133 genoemde voorwerp.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. H.H.J. Zevenhuijzen en H.D. Roskam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.E. Leopold, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2024.
[...]
[...]

13.[...]

[...]

14.[...]

[...]
(…)

15.[...]

[...]
[...]
[...]
[...] :
[...]
[...]
[...] :
[...]
.