ECLI:NL:RBAMS:2024:839

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
16 februari 2024
Zaaknummer
10860338
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van bedrijfsruimte wegens huurachterstand en faillissement huurder

In deze zaak heeft H & L Vastgoed B.V. een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die sinds 1 maart 2013 een bedrijfsruimte huurt. De huurprijs bedraagt € 3.138,07 per maand, maar de gedaagde heeft sinds januari 2022 betalingsachterstanden laten ontstaan. Ondanks een betalingsregeling die op 17 juli 2023 werd aangeboden, heeft de gedaagde niet gereageerd. Op 9 januari 2024 is de gedaagde door de rechtbank Gelderland in staat van faillissement verklaard, met mr. B.S. Witteveen als curator. H & L Vastgoed heeft de huur opgezegd tegen 11 april 2024 en heeft de gedaagde gedagvaard om te verschijnen op 9 februari 2024. De curator heeft echter aangegeven niet te zullen verschijnen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet is verschenen en heeft verstek verleend. De vorderingen van H & L Vastgoed zijn toegewezen, met uitzondering van de vorderingen die betrekking hebben op huurtermijnen en kosten die vóór de faillietverklaring zijn ontstaan, welke zijn geschorst. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er een spoedeisend belang is bij de ontruiming van de bedrijfsruimte, gezien de oplopende huurachterstand en het feit dat de huur is opgezegd. De gedaagde is veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis de bedrijfsruimte te ontruimen en de huurbetalingen voort te zetten, met boetes voor de achterstallige betalingen. Tevens is de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten en griffierechten aan H & L Vastgoed.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10860338 \ KK EXPL 24-1

Vonnis in kort geding van 16 februari 2024

in de zaak van

H & L VASTGOED B.V.,

te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: H & L Vastgoed,
gemachtigden: mr. J.M.J. van der Grinten en mr. N.L. Bol,
tegen

[gedaagde] , h.o.d.n. [handelsnaam] ,

te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 januari 2024, met producties
- het oproepingsexploot van 22 januari 2024 aan mr. B.S. Witteveen, curator
- de akte overlegging nadere producties van 7 februari 2024 van H&L Vastgoed
- de brief van 8 februari 2024 van mr. B.S. Witteveen
- de mondelinge behandeling van 9 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de spreekaantekeningen van H & L Vastgoed.

De feiten

1. De kantonrechter neemt het volgende tot uitgangspunt.
1.1.
[gedaagde] huurt vanaf 1 maart 2013 de bedrijfsruimte annex afhankelijke bovenwoning gelegen aan het adres [adres] van H&L Vastgoed. De huurprijs bedraagt laatstelijk € 3.138,07 (incl. btw) per maand, bij vooruitbetaling te voldoen.
1.2.
Op de huurovereenkomst zijn de algemene bepalingen van het ROZ-model 2003 Winkelruimte van toepassing.
1.3.
Op grond van artikel 18.2 van deze algemene bepalingen is de huurder een direct opeisbare boete van 2% van de huurtermijn per maand verschuldigd, indien de huur niet prompt op de vervaldag is voldaan, met een minimum van € 300,00 per maand.
1.4.
Op grond van artikel 17.1 van deze bepalingen is de huurder verplicht aan de verhuurder te voldoen alle, zowel in als buiten rechte, gemaakte kosten voor een sommatie, een ingebrekestelling of een exploot aan de huurder of in geval van procedures tegen huurder om deze tot nakoming van de huurovereenkomst of tot ontruiming te dwingen.
1.5.
Vanaf januari 2022 heeft [gedaagde] betalingsachterstanden laten ontstaan.
1.6.
Op 17 juli 2023 heeft H&L Vastgoed een betalingsregeling aangeboden aan [gedaagde] , waarop hij niet heeft gereageerd.
1.7.
Nadien zijn door H&L Vastgoed betalingsherinneringen gestuurd aan [gedaagde] , en op 15 december 2023 heeft de advocaat hem een sommatie gestuurd en zijn rechtsmaatregelen aangekondigd.
1.8.
Na uitbrengen van de dagvaarding is [gedaagde] op 9 januari 2024 door de rechtbank Gelderland in staat van faillissement verklaard. Als curator is benoemd mr. B.S. Witteveen te Arnhem.
1.9.
Bij brief van 11 januari 2024 heeft H&L Vastgoed de huur opgezegd tegen 11 april 2024.
1.10.
Bij exploot van 22 januari 2024 is de aan [gedaagde] betekende dagvaarding van 5 januari 2024 aan de curator betekend en is zij opgeroepen te verschijnen ter zitting van 9 februari 2024 van de kantonrechter.
1.11.
Bij brief van 8 februari 2024 heeft de curator gemeld dat zij geen gehoor zal geven aan de oproep om in het geding te verschijnen, wel heeft zij haar standpunt als curator in het faillissement van [gedaagde] meegedeeld.

Het geschil

2. H & L Vastgoed vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
  • [gedaagde] te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis het gehuurde gelegen aan de [adres] met al het zijne en de zijnen, met achterlating van wat aan H&L Vastgoed toebehoort, te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking van H&L Vastgoed te stellen;
  • [gedaagde] te veroordelen om een bedrag van € 15.690,35 te betalen, zijnde de achterstand aan huurbetalingen tot en met 31 december 2023 alsmede een bedrag van € 3.138,07 per maand met ingang van 1 januari 2024 zolang [gedaagde] het gehuurde niet zal hebben ontruimd alsmede een bedrag van € 6.900,00 aan verschenen boetes te vermeerderen met een boete van 2% per maand over het verschuldigde aan H&L Vastgoed met een minimum van € 300,00 per maand althans met de wettelijke handelsrente, althans de wettelijke rente vanaf 1 januari 2024 tot dat [gedaagde] volledig aan zijn betalingsverplichtingen zal hebben voldaan;
  • [gedaagde] te veroordelen tot betaling aan H&L Vastgoed van de door haar gemaakte gerechtelijke en juridische kosten ad € 6.000,00 waaronder de proceskosten en de nakosten met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na de betekening van het vonnis tot de dag van algehele voldoening.
3. H & L Vastgoed legt aan de vordering het volgende ten grondslag. [gedaagde] is de verplichtingen op grond van de huurovereenkomst niet nagekomen. Zo heeft hij betalingsachterstanden laten ontstaan, al vanaf januari 2022. Hij heeft de huur steeds slechts gedeeltelijk betaald, dan wel helemaal niet. Daardoor is hij ook de overeengekomen boetes verschuldigd. Dat de bar-brasserie door de Corona-maatregelen is getroffen, de onderneming geen perspectief meer heeft en geplaagd wordt door een loonheffingsschuld bij de Belastingdienst, doet niets af aan de toerekenbare tekortkoming.
4. [gedaagde] is in deze procedure niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd.

De beoordeling

5. Nu [gedaagde] ondanks behoorlijke oproeping niet is verschenen, wordt aan hem verstek verleend. Dat betekent dat de vorderingen van H&L Vastgoed zullen worden toegewezen voor zover deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
6. In artikel 28 lid 1 Faillissementswet (Fw) is bepaald dat, indien de rechtsvordering tijdens de faillietverklaring aanhangig is en tegen de schuldenaar is ingesteld, de eiser bevoegd is schorsing te verzoeken, ten einde de curator in het geding te roepen. Uit het bepaalde in lid 4 van dit artikel volgt dat als de curator niet verschijnt, artikel 25 lid 2 Fw niet van toepassing is op het tegen de gefailleerde te verkrijgen vonnis.
7. H&L Vastgoed heeft niet verzocht om schorsing, maar heeft op 22 januari 2024 de curator opgeroepen te verschijnen en de aan [gedaagde] op 5 januari 2024 betekende dagvaarding, betekend. Zoals vermeld onder Feiten heeft de curator aangegeven niet te zullen verschijnen in deze procedure. Het voorgaande betekent dat een veroordeling van [gedaagde] tegenover de failliete boedel (wel) rechtskracht heeft.
8. In artikel 29 Fw is bepaald dat, voorzover tijdens de faillietverklaring aanhangige rechtsvorderingen voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben, het geding na de faillietverklaring wordt geschorst. Dat betekent in deze procedure dat het geding ten aanzien van de geldvorderingen jegens [gedaagde] die zien op de huur van vóór de faillietverklaring en de voordien vervallen rente en kosten, wordt geschorst. Die vorderingen kunnen ter verificatie worden ingediend. Zulks heeft H&L Vastgoed ook gedaan bij brief van 11 januari 2024, aldus de curator.
9. Het voorgaande brengt met zich mee dat de procedure voor dit deel wordt aangehouden, en wel tot aan het moment dat een der partijen verzoekt om voortzetting.
10. Met betrekking tot de gevorderde ontruiming van het gehuurde, de betaling van huur vanaf de datum van faillietverklaring alsmede de in dat verband verschuldigde rente, boetes en proceskosten – waarop de schorsing van rechtswege dus niet ziet – overweegt de kantonrechter als volgt.
11. Het spoedeisend belang bij ontruiming is gelegen in het zo snel mogelijk weer over het gehuurde kunnen beschikken, aldus H&L Vastgoed. De huurachterstand is inmiddels nog verder opgelopen. Hoewel de huur is opgezegd tegen 11 april 2024 kan van H&L Vastgoed niet worden verwacht dat zij afwacht of [gedaagde] dan wel de curator ook daadwerkelijk gaat ontruimen. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
12. [gedaagde] , die geen verweer voert, zal veroordeeld worden het gehuurde te ontruimen, binnen twee weken na betekening van dit vonnis, met medeneming van al het zijne en de zijnen, onder achterlating van wat aan H&L Vastgoed toebehoort, en onder afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking van H&L te stellen.
13. [gedaagde] zal tevens veroordeeld worden tot betaling van de vanaf 9 januari 2024 verschuldigde huurpenningen ad € 3.138,07 per maand zolang hij het gehuurde niet ontruimt, te verhogen met 2% per maand met een minimum van € 300,00 per maand aan boete. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] thans over de maanden januari en februari 2024 in gebreke is gebleven ter zake de tijdige huurbetaling, zodat hij een bedrag aan boete van € 600,00 verschuldigd is.
14. Over de huurtermijnen die verschenen zijn of nog zullen verschijnen, alsmede over de verschuldigde boetes, is tevens de wettelijke handelsrente gevorderd. Ingevolge art. 6:92 lid 2 BW is evenwel geen wettelijke rente verschuldigd over een boete, tenzij dit is overeengekomen. Dat dit overeengekomen is, is niet gebleken. Dit deel van de vordering zal dus worden afgewezen.
15. [gedaagde] en H&L Vastgoed zijn overeengekomen dat [gedaagde]
alleproceskosten die H&L Vastgoed moet maken om [gedaagde] tot nakoming van de huurovereenkomst of tot ontruiming te dwingen, aan H&L Vastgoed moet voldoen. Dat betekent dat eventueel mitigeren van die kosten op grond van het liquidatietarief of anderszins, niet aan de orde is. Omdat [gedaagde] in het ongelijk wordt gesteld, moet hij die proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
16. Bij akte van 7 februari 2024 heeft H&L Vastgoed een specificatie overgelegd van de kosten van juridische bijstand vanaf 11 januari 2024, tot en met de zitting van 9 februari 2024. De kantonrechter ziet geen aanleiding dit overzicht voor onjuist te houden zodat het gevorderde bedrag van € 4.062,00 aan salaris gemachtigde voor zover van toepassing incl. btw, wordt toegewezen.
17. Het griffierecht is in kort geding eerst verschuldigd na uitroepen van de zaak. Om die reden zal de kantonrechter bepalen dat een bedrag van € 248,00 aan griffierecht moet worden vergoed. De hoogte van dit bedrag is gerelateerd aan hetgeen [gedaagde] aan huurtermijnen en boetes (zie 13.) moet betalen. .
18. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

De beslissing

De kantonrechter:
- stelt vast dat de vorderingen van H&L Vastgoed voor zover die zien op achterstallige huurtermijnen, boetes, rente en kosten over de periode voorafgaand aan 9 januari 2024 van rechtswege geschorst zijn;
- veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis het pand (bedrijfsruimte plus afhankelijke bovenwoning) aan de [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van H & L Vastgoed zijn, en de sleutels af te geven aan H & L Vastgoed,
- veroordeelt [gedaagde] om te betalen aan H & L Vastgoed:
€ 3.138,07 per maand vanaf 9 januari 2024 tot en met het eind van de maand waarin de daadwerkelijke ontruiming heeft plaatsgevonden,
2% boeterente per maand vanaf 9 januari 2024 waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300,00 per maand,
tot betaling van de wettelijke handelsrente vanaf 9 januari 2024 over a) tot dat [gedaagde] volledig aan deze betalingsverplichtingen heeft voldaan;
- veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 4.062,00, aan salaris gemachtigde en € 248,00 aan griffierecht, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, plus de nakosten ad € 68,00 te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
- veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
- verklaart dit vonnis wat betreft de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Kruisdijk en in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2024.
47653