De beoordeling
5. Nu [gedaagde] ondanks behoorlijke oproeping niet is verschenen, wordt aan hem verstek verleend. Dat betekent dat de vorderingen van H&L Vastgoed zullen worden toegewezen voor zover deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen.
6. In artikel 28 lid 1 Faillissementswet (Fw) is bepaald dat, indien de rechtsvordering tijdens de faillietverklaring aanhangig is en tegen de schuldenaar is ingesteld, de eiser bevoegd is schorsing te verzoeken, ten einde de curator in het geding te roepen. Uit het bepaalde in lid 4 van dit artikel volgt dat als de curator niet verschijnt, artikel 25 lid 2 Fw niet van toepassing is op het tegen de gefailleerde te verkrijgen vonnis.
7. H&L Vastgoed heeft niet verzocht om schorsing, maar heeft op 22 januari 2024 de curator opgeroepen te verschijnen en de aan [gedaagde] op 5 januari 2024 betekende dagvaarding, betekend. Zoals vermeld onder Feiten heeft de curator aangegeven niet te zullen verschijnen in deze procedure. Het voorgaande betekent dat een veroordeling van [gedaagde] tegenover de failliete boedel (wel) rechtskracht heeft.
8. In artikel 29 Fw is bepaald dat, voorzover tijdens de faillietverklaring aanhangige rechtsvorderingen voldoening van een verbintenis uit de boedel ten doel hebben, het geding na de faillietverklaring wordt geschorst. Dat betekent in deze procedure dat het geding ten aanzien van de geldvorderingen jegens [gedaagde] die zien op de huur van vóór de faillietverklaring en de voordien vervallen rente en kosten, wordt geschorst. Die vorderingen kunnen ter verificatie worden ingediend. Zulks heeft H&L Vastgoed ook gedaan bij brief van 11 januari 2024, aldus de curator.
9. Het voorgaande brengt met zich mee dat de procedure voor dit deel wordt aangehouden, en wel tot aan het moment dat een der partijen verzoekt om voortzetting.
10. Met betrekking tot de gevorderde ontruiming van het gehuurde, de betaling van huur vanaf de datum van faillietverklaring alsmede de in dat verband verschuldigde rente, boetes en proceskosten – waarop de schorsing van rechtswege dus niet ziet – overweegt de kantonrechter als volgt.
11. Het spoedeisend belang bij ontruiming is gelegen in het zo snel mogelijk weer over het gehuurde kunnen beschikken, aldus H&L Vastgoed. De huurachterstand is inmiddels nog verder opgelopen. Hoewel de huur is opgezegd tegen 11 april 2024 kan van H&L Vastgoed niet worden verwacht dat zij afwacht of [gedaagde] dan wel de curator ook daadwerkelijk gaat ontruimen. Daarmee is het spoedeisend belang gegeven.
12. [gedaagde] , die geen verweer voert, zal veroordeeld worden het gehuurde te ontruimen, binnen twee weken na betekening van dit vonnis, met medeneming van al het zijne en de zijnen, onder achterlating van wat aan H&L Vastgoed toebehoort, en onder afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking van H&L te stellen.
13. [gedaagde] zal tevens veroordeeld worden tot betaling van de vanaf 9 januari 2024 verschuldigde huurpenningen ad € 3.138,07 per maand zolang hij het gehuurde niet ontruimt, te verhogen met 2% per maand met een minimum van € 300,00 per maand aan boete. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] thans over de maanden januari en februari 2024 in gebreke is gebleven ter zake de tijdige huurbetaling, zodat hij een bedrag aan boete van € 600,00 verschuldigd is.
14. Over de huurtermijnen die verschenen zijn of nog zullen verschijnen, alsmede over de verschuldigde boetes, is tevens de wettelijke handelsrente gevorderd. Ingevolge art. 6:92 lid 2 BW is evenwel geen wettelijke rente verschuldigd over een boete, tenzij dit is overeengekomen. Dat dit overeengekomen is, is niet gebleken. Dit deel van de vordering zal dus worden afgewezen.
15. [gedaagde] en H&L Vastgoed zijn overeengekomen dat [gedaagde]
alleproceskosten die H&L Vastgoed moet maken om [gedaagde] tot nakoming van de huurovereenkomst of tot ontruiming te dwingen, aan H&L Vastgoed moet voldoen. Dat betekent dat eventueel mitigeren van die kosten op grond van het liquidatietarief of anderszins, niet aan de orde is. Omdat [gedaagde] in het ongelijk wordt gesteld, moet hij die proceskosten (inclusief nakosten) betalen.
16. Bij akte van 7 februari 2024 heeft H&L Vastgoed een specificatie overgelegd van de kosten van juridische bijstand vanaf 11 januari 2024, tot en met de zitting van 9 februari 2024. De kantonrechter ziet geen aanleiding dit overzicht voor onjuist te houden zodat het gevorderde bedrag van € 4.062,00 aan salaris gemachtigde voor zover van toepassing incl. btw, wordt toegewezen.
17. Het griffierecht is in kort geding eerst verschuldigd na uitroepen van de zaak. Om die reden zal de kantonrechter bepalen dat een bedrag van € 248,00 aan griffierecht moet worden vergoed. De hoogte van dit bedrag is gerelateerd aan hetgeen [gedaagde] aan huurtermijnen en boetes (zie 13.) moet betalen. .
18. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.