Beoordeling
13. De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:671b lid 1 jo 7:669 lid 1 BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daar een redelijke grond voor is als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub c tot en met i BW en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt.
14. Dentons en [verweerster] hebben beide verzoeken gedaan. De rechtbank zal het eerste meest vergaande verzoek van Dentons bespreken. Daarna de andere. De kantonrechter kan de verzoeken van [verweerster] – die in persoon procedeert - niet anders opvatten dan tegenverzoeken en zal deze als zodanig behandelen.
Ernstig en duurzaam verstoorde arbeidsverhouding
15. Dentons verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst omdat de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam verstoord is geraakt. [verweerster] is eveneens van mening dat zij niet kan terugkeren bij Dentons. De kantonrechter leidt hieruit af dat tussen partijen vast staat dat de arbeidsovereenkomst dient te worden ontbonden, zodat overeenkomstig zal worden beslist.
16. De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van Dentons zal toewijzen en dat de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:671b lid 9, onderdeel a, BW zal worden ontbonden met ingang van 1 februari 2025. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure, met een minimum van een maand.
Ontbinding op grond van wanprestatie
17. [verweerster] verzoekt eveneens ontbinding van de arbeidsovereenkomst op andere gronden. [verweerster] wenst de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van wanprestatie. Volgens vaste jurisprudentie (artikel 7:686 BW in verbinding met artikel 6:265 BW) is dat slechts mogelijk in geval van ernstige wanprestatie. Het moet dan gaan om een tekortkoming die zodanig ernstig is dat deze aanleunt tegen een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW. Hierover zal de kantonrechter niet oordelen nu de arbeidsovereenkomst al wordt ontbonden op grond van artikel 7:669 lid 3 sub g BW.
18. Dentons is met [verweerster] van mening dat zij bij het einde van de arbeidsovereenkomst een transitievergoeding verschuldigd is, nu van de verstoring van de arbeidsovereenkomst geen ernstig verwijt aan [verweerster] kan worden gemaakt. Nu de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden, zal de door [verweerster] verzochte transitievergoeding op basis van artikel 7:673 BW worden toegekend. Dentons betwist de berekenwijze van [verweerster] niet, met uitzondering van de component van de feestdagenvergoeding. Aangezien nadere onderbouwing hiervan ontbreekt is de kantonrechter van oordeel dat met de feestdagenvergoeding geen rekening moet worden gehouden.
19. Nu Dentons de berekening van [verweerster] niet voor het overige heeft betwist zal de kantonrechter de berekening volgen. De kantonrechter zal de hoogte van de ontbrekende informatie schatten om zo tot een executeerbare veroordeling in deze beschikking te komen en om verdere discussie tussen partijen te voorkomen. De kantonrechter gaat ervan uit dat het loon voor alle medewerkers van Dentons per 1 april 2024 geïndexeerd zal zijn met 3%. De bonus bedraagt over een gemiddelde van drie jaar € 222,74
(€ 8.018,63:36), de winstuitkering € 211,96 (€ 7.630,87:36) en de variabele eindejaarsuitkering € 244,40 (€ 8.798,55:36).
20. Het loon per maand exclusief emolumenten bedraagt derhalve op het moment van ontbinding € 9.477,70 x 1,03= € 9.762,03 te vermeerderen met 8% vakantietoeslag = € 10.542,99 plus twee feestdagen vergoedingen 2 x € 68,00:12 = € 11,33 en € 222,74 (bonus), € 211,96 (winstuitkering) en € 244,40 (variabele eindejaarsuitkering) = € 679,10. De kantonrechter zal derhalve een transitievergoeding toewijzen van € 23.272,60.
Aanzegvergoeding en gefixeerde schadevergoeding
21. Nu de arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden door de kantonrechter heeft [verweerster] geen aanspraak op een aanzegvergoeding en gefixeerde schadevergoeding.
Billijke vergoeding
22. [verweerster] verzoekt om toekenning van een billijke vergoeding. De kantonrechter ziet aanleiding om aan [verweerster] een billijke vergoeding toe te kennen. Gelet op artikel 7:671b lid 9, onderdeel c, BW is voor toekenning van een billijke vergoeding alleen plaats als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werkgever zich slechts zal voordoen in uitzonderlijke gevallen, bijvoorbeeld als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat of als een werkgever een valse grond voor ontslag aanvoert met als enig oogmerk een onwerkbare situatie te creëren. Een dergelijke situatie doet zich hier voor. Daartoe wordt het volgende overwogen.
23. Het geschil tussen partijen is ontstaan doordat Dentons van mening is dat er sprake is van disfunctioneren aan de zijde van [verweerster] . Hiervoor is het volgende van belang. De werkgever heeft enige ruimte in de beoordeling van een medewerker. De beoordeling van het functioneren moet wel plaatsvinden op grond van objectieve criteria die zijn overeengekomen in de arbeidsovereenkomst, volgen uit het functieprofiel of die redelijkerwijze tussen werkgever en werknemer over en weer zijn gesteld en gelden. Disfunctioneren moet worden besproken met de werknemer en schriftelijk vastgelegd worden. De werknemer heeft in beginsel recht op een kans om zich te verbeteren. Daartoe dienen werkgever en werknemer duidelijke objectiveerbare afspraken te maken over wat van de medewerker wordt verwacht en binnen welke periode. Goed werkgeverschap gebiedt de werkgever de medewerker hierin te ondersteunen binnen de redelijke mogelijkheden die de werkgever heeft.
24. [verweerster] is op 12 december 2018 in dienst getreden als junior kandidaat-notaris, nadat zij al lang als kandidaat-notaris elders heeft gewerkt. Haar loopbaan bij Dentons is voorspoedig verlopen en in 2022 is zij na een “monitorjaar” gepromoveerd tot senior kandidaat-notaris. Bij haar promotie heeft zij aandachtpunten meegekregen die zij heeft opgepakt met een coach. Tot en met 2023 heeft zij jaarlijks een bonus, winstuitkering en een variabele eindejaarsuitkering ontvangen en is haar functioneren jaarlijks positief beoordeeld. Hieruit volgt niet dat tot en met 2023 het functioneren van [verweerster] zodanig onvoldoende is geweest dat van Dentons niet kon en mocht worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verweerster] voort te zetten.
25. In 2023 is haar functioneren in 2022 beoordeeld met een eindcijfer 3 (goed). Dat Dentons haar inhoudelijk functioneren - een onderdeel van haar eindcijfer - op een 2 scoorde maakt de eindbeoordeling niet anders. Kennelijk zijn in de weging om te komen tot een eindcijfer de inhoudelijke kwaliteiten niet altijd doorslaggevend. In het beoordelingsgesprek is aangegeven dat verbetering noodzakelijk is op de aangegeven punten. [verweerster] diende haar juridische (parate) kennis te verdiepen, zich meer te verdiepen in de belangen van de cliënten, secuur en correct tijd te schrijven, het overzicht in zaken te bewaken, vooraf de vraagstelling en wensen van de cliënten helder te hebben en financiële parameters vooraf vast te leggen. Dit is schriftelijk vastgelegd.
26. In zoverre heeft Dentons [verweerster] duidelijk gemaakt op welke onderdelen van haar functioneren zij zich diende te verbeteren. Of er verbetering plaats zou vinden wordt (subjectief) beoordeeld door Dentons. Partijen hebben geen objectieve parameters afgesproken waaraan de verbetering kon worden getoetst. Wel is [verweerster] opnieuw een coach aangeboden, waarvan zij geen gebruik heeft gemaakt. Na de zomer van 2023 is [verweerster] op de kamer bij Hermans geplaatst kennelijk met het doel om verbetering in het functioneren van [verweerster] te bewerkstelligen. Mogelijk zijn de intenties van Dentons hierbij oprecht geweest. [verweerster] heeft dit echter als intimiderend ervaren, hetgeen niet onbegrijpelijk is.
27. Op 10 april 2024 deelt Dentons zonder inhoudelijke onderbouwing de beoordeling, met cijfer 2, over 2023 mee aan [verweerster] met daarbij de mededeling dat dit het einde van de arbeidsovereenkomst betekent. De dag erna ontvangt zij een vaststellingsovereenkomst. Hierna is [verweerster] niet langer bereid een gesprek of mediation aan te gaan, nu dit gericht is of lijkt te zijn op beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Hoewel Dentons later aangeeft dat gesprekken en meditation niet per se tot het einde van de arbeidsovereenkomst hoeft te leiden , is dat ongeloofwaardig. Dentons heeft niet te kennen gegeven wel met [verweerster] door te willen. Mogelijk heeft Dentons zich minder scherp uitgelaten over de oplossingsrichting toen bleek dat [verweerster] geen gesprek wilde aangaan over het einde van de arbeidsovereenkomst. Dat [verweerster] dit niet geloofde is begrijpelijk, nu Dentons al duidelijk had aangegeven de arbeidsovereenkomst niet te willen voortzetten.
28. De boodschap van Dentons was duidelijk en werd kracht bijgezet door het op 1 april 2024 toezenden van een VSO ter beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Met [verweerster] is de kantonrechter van oordeel dat de handelwijze van Dentons de druk, om te komen tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst middels een VSO, op ongepaste wijze en in strijd met goed werkgeverschap, steeds verder heeft opgevoerd. Dentons is blijven aandringen op ondertekening van de VSO of het bespreken van de voorwaarden om tot beëindiging te komen, al dan niet met behulp van een mediator. Daarnaast heeft Dentons, toen dat geen effect had, [verweerster] vrijgesteld van werkzaamheden, haar opgedragen haar praktijk over te dragen en uiteindelijk haar salaris stopgezet. Naar het oordeel van de kantonrechter is hierdoor de arbeidsverhouding ernstig en duurzaam verstoord geraakt. Dit wordt Dentons in ernstige mate te verweten.
29. In plaats van druk op [verweerster] te blijven uitoefenen had Dentons de kantonrechter kunnen verzoeken de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van disfunctioneren, nu het disfunctioneren het geschil was tussen partijen. Dit heeft zij nagelaten. Dentons wist dat [verweerster] anders naar haar eigen functioneren keek en geen gesprek wenste over haar vertrek. Dat is haar goed recht. Hierdoor is ook naar de mening van [verweerster] de arbeidsrelatie verstoord geraakt. Dat [verweerster] niet meer wil blijven bij Dentons is daarnaast gelegen in de wijze waarop zij de samenwerking heeft ervaren en de opmerkingen die zijn gemaakt. Hoewel er onder hoge druk en hard gewerkt zal worden betekent dit niet dat de wijze van feedback niet zorgvuldig en professioneel dient te blijven, zeker als het functioneren van een medewerker onder een vergrootglas ligt. Dat binnen de kantoorcultuur bepaalde gewoontes zijn ontstaan, die deels ook zijn erkend door Dentons, betekent niet dat dit geen bijdrage kan leveren aan de verstoring van de arbeidsrelatie. Het is invoelbaar dat opmerkingen als : “dom” en “muts”, en het uitreiken van een muts als trofee onder bepaalde omstandigheden, die zich hier voordoen, niet passen binnen het goed werkgeverschap. De een ervaart de wijze van feedback helder en met een kwinkslag, terwijl een ander dit als verstorend en onprettig ervaart.
30. Over de hoogte van de toe te kennen billijke vergoeding overweegt de kantonrechter het volgende. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de hoogte van de billijke vergoeding – naar haar aard – in relatie moet staan tot het ernstig verwijtbare handelen of nalaten van de werkgever, en niet tot de gevolgen van de ontbinding voor de werknemer. De hoogte van de billijke vergoeding moet daarom worden bepaald op een wijze die en op het niveau dat aansluit bij de uitzonderlijke omstandigheden van het geval, waarbij criteria als loon en lengte van het dienstverband geen rol hoeven te spelen.
31. De kantonrechter houdt bij het bepalen van de hoogte van de billijke vergoeding rekening met de duur van de arbeidsovereenkomst en de hoogte van het loon. Ook de mate van verwijtbaarheid is een factor die meeweegt. De ernstige verwijtbaarheid zit in het ontbreken van een gedegen verbetertraject, de druk die op [verweerster] is uitgeoefend om in te stemmen met beëindiging van de arbeidsovereenkomst en de wijze waarop feedback is gegeven en is omgegaan met het gestelde disfunctioneren van [verweerster] . Aan de andere kant is de kantonrechter met Dentons van oordeel dat gezien de kritiek op haar functioneren de arbeidsovereenkomst op enig moment op deze grond zou zijn geëindigd. Ook weegt mee dat de verwachtingen op de arbeidsmarkt goed zijn rekening houdende met [verweerster] leeftijd, haar opleidingsniveau en werkervaring. Uitgaande van het voorgaande zal de kantonrechter de billijke vergoeding vaststellen op een bedrag van € 150.000, - bruto.
Schadevergoeding en verklaring voor recht
32. Dentons is een verzoekschriftprocedure gestart overeenkomstig artikel 7:686a BW. [verweerster] heeft verweer gevoerd en tegenverzoeken gedaan. Artikel 7:686a lid 3 BW bepaalt dat “daarmee” verband houdende vorderingen bij hetzelfde verzoekschrift kunnen worden ingediend. Dit geldt eveneens voor tegenverzoeken/vorderingen. De geschilpunten die samenhangen met het einde van het dienstverband kunnen in dezelfde verzoekschriftprocedure worden behandeld en beslist. Naar het oordeel van de kantonrechter kunnen alle door [verweerster] gedane verzoeken geacht worden in voldoende mate samen te hangen met het einde van de arbeidsovereenkomst.
33. Naast het door [verweerster] gevorderde op grond van wanprestatie, vordert zij een schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad.
34. Het is vaste rechtspraak dat afdeling 9 titel 10 van boek 7 BW in beginsel een exclusieve, uitputtende regeling geeft voor de gevolgen van het einde van de arbeidsovereenkomst. Voor een schadevergoeding op grond van artikel 7:611 BW is alleen ruimte als de gestelde schending los staat van het handelen van de werkgever dat heeft geleid tot het ontslag en de gevolgen daarvan. Dit volgt uit jurisprudentie en literatuur naar aanleiding van het Baijings-arrest (Hoge Raad 24 oktober 1997, ECLI:NL:HR:1997:AM1905). De achterliggende gedachte is dat in de beoordeling van het ontslag en de bijkomende vergoedingen van afdeling 9 door de kantonrechter reeds besloten ligt dat het handelen dat tot het ontslag heeft geleid en de gevolgen van het ontslag worden getoetst aan de redelijkheid en billijkheid en de norm van goed werkgeverschap. Voorkomen moet worden dat er daarnaast, op basis van een andere juridische grondslag, voor dezelfde feiten een schadevergoeding kan worden opgelegd. Dat zou leiden tot dubbelingen en rechtsonzekerheid. 35. De gronden die [verweerster] aanvoert ter onderbouwing van de vordering op grond van onrechtmatige daad, zoals de intimidatie, bedrijfscultuur en aard van de verstoorde arbeidsrelatie, zijn meegewogen door de kantonrechter in de beoordeling van de ernstige verwijtbaarheid van Dentons en dus betrokken in de bepaling van de hoogte van de billijke vergoeding. Op grond van het Baaijings-arrest is er geen ruimte om hiervoor nog apart schadevergoeding toe te kennen op grond van onrechtmatige daad.
36. Niet betrokken in de beoordeling van de ernstige verwijtbaarheid van Dentons is de door [verweerster] gestelde discriminatie op grond van geslacht. De kantonrechter zal hierover oordelen. Dentons heeft gemotiveerd betwist dat er gedurende de arbeidsovereenkomst onderscheid is gemaakt op grond van geslacht jegens [verweerster] . [verweerster] heeft haar stellingen onvoldoende onderbouwd, zodat het verzoek gebaseerd op onrechtmatige daad wordt afgewezen. De kantonrechter zal ook de gevraagde verklaring voor recht afwijzen.
Achterstallig en toekomstig loon
37. [verweerster] vordert het salaris dat zij vanaf de loonstop - 13 juli 2024 - niet van Dentons heeft ontvangen tot het einde van de arbeidsovereenkomst, zo begrijpt de kantonrechter. Zij stelt zich op het standpunt dat haar loon ten onrechte niet is uitbetaald en dat zij bereid is geweest werkzaamheden te verrichten. Dentons is van mening dat zij op goede gronden de loonbetalingsverplichting is gestaakt omdat [verweerster] niet wilde praten en niet wilde meewerken aan mediation. Zoals hiervoor overwogen kan [verweerster] niet worden verplicht om met haar werkgever in gesprek te gaan over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dentons zal daarom worden veroordeeld om tot het einde van de arbeidsovereenkomst het loon, te vermeerderen met de indexering van het loon zoals alle medewerkers van Dentons hebben ontvangen, alsmede een gemiddelde bonus winstuitkering en variabele eindejaarsuitkering, aan [verweerster] te voldoen.
38. Naar het oordeel van de kantonrechter is Dentons ten onrechte gestopt met het betalen van haar salaris om haar te dwingen in gesprek te gaan over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Daaruit volgt dat het niet betalen van het loon haar te verwijten valt waardoor zij een wettelijke verhoging van 25% over het verschuldigde salaris verschuldigd is. Er zijn geen omstandigheden die aanleiding zijn om de wettelijke verhoging op een lager percentage vast te stellen. De kantonrechter zal Dentons daartoe veroordelen.
Buitengerechtelijke incassokosten
39. De vordering van [verweerster] met betrekking tot de buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen nu onvoldoende is gebleken dat deze zijn gemaakt.
Relatie- en concurrentiebeding
40. [verweerster] heeft verzocht te worden ontheven van de verplichtingen die voortvloeien uit het contractuele relatie- en concurrentiebeding. Dentons heeft verklaard haar daaraan niet te zullen houden, zodat dat verzoek wordt toegewezen. Overigens nu geoordeeld is dat Dentons ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, kan [verweerster] op grond van artikel 7:653 lid 4 BW ook niet worden gehouden aan het concurrentiebeding. Een verklaring voor recht zal in die zin worden gegeven.
Eindafrekening en reiskosten mei 2024
41. [verweerster] verzoekt om een eindafrekening. In de eindafrekening dienen alle verplichtingen die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst te worden betrokken. Daartegen bestaat zijdens Dentons geen bezwaar, zodat dit verzoek wordt toegewezen. De eindafrekening dient te zien op loon, vakantiegeld, niet genoten vakantiedagen etc. Daarnaast maakt [verweerster] terecht aanspraak op een bonus, winstuitkering en variabele beloning ter hoogte van het gemiddelde over de afgelopen drie jaren voor deze emolumenten. Het is aan Dentons te wijten dat [verweerster] niet in de gelegenheid is geweest om een prestatie te leveren die genoemde emolumenten zou rechtvaardigen en overigens is niet gesteld en gebleken dat zij, indien zijn in 2024 feitelijk werkzaam was geweest, hiervoor in aanmerking zou zijn gekomen. Dentons dient derhalve eveneens de (fictieve) emolumenten betalen aan [verweerster] . Nu er geen bezwaar bestaat tegen de vergoeding van de nog niet gedeclareerde reiskosten van mei 2024, kunnen deze ook worden betrokken bij de eindafrekening.
42. Dentons is bereid de gevorderde administratie kosten te voldoen, zodat een bedrag van
€ 641,04 wordt toegewezen.
43. Bij deze uitkomst van de procedure zal Dentons met de proceskosten van [verweerster] worden belast overeenkomstig het liquidatietarief. De proceskosten worden vastgesteld op nihil, nu [verweerster] in persoon is opgetreden en geen gemachtigde heeft ingeschakeld. De tijd die zij zelf aan haar verweer heeft besteed, hoewel omvangrijk, komt niet voor vergoeding in aanmerking.