ECLI:NL:RBAMS:2024:8261

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 december 2024
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
13/302412-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering toegestaan op basis van Europees aanhoudingsbevel, toetsing aan artikel 12 OLW

Op 18 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Tsjechische autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1988 in Tsjecho-Slowakije, die wordt verdacht van een strafbaar feit dat naar Nederlands recht als poging tot diefstal met geweld wordt gekwalificeerd. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 20 november 2024 gestart, waarbij de opgeëiste persoon niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn raadsvrouw. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en op 27 november 2024 een tussenuitspraak gedaan waarin nadere informatie werd gevraagd aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. De identiteit van de opgeëiste persoon is bevestigd en de rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW). De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en staat deze toe, waarbij de relevante artikelen van de OLW zijn toegepast. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/302412-24 (EAB II)
Datum uitspraak: 18 december 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 30 september 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 januari 2024 door
the District Court in Opava, Tsjechië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Tsjecho-Slowakije) op [geboortedag] 1988,
laatst opgegeven feitelijke woon- of verblijfplaats:
[BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 november 2024, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. F.S. Baardman, advocaat te Utrecht, die verklaarde gemachtigd te zijn voor hem op te treden. De raadsvrouw neemt waar voor mr. C.N.G. Starmans, ook advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.
Op 27 november 2024 is een tussenuitspraak gewezen omdat nadere informatie vereist was in het kader van de toetsing aan artikel 12 OLW.
De behandeling is op 10 december 2024 met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling hervat in de stand waarin het zich bevond ten tijde van de schorsing op 27 november 2024. De opgeëiste persoon is wederom niet verschenen maar is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. C.N.G. Starmans, advocaat te Utrecht.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft (nogmaals) de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Tsjechische nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB, artikel 12 OLW

De rechtbank verwijst allereerst naar de tussenuitspraak van 27 november 2024 [3] . De overwegingen in deze uitspraak dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd. De rechtbank heeft in deze tussenuitspraak onder meer vragen gesteld ten aanzien van het proces dat tot de veroordeling bij vonnis van 21 juni 2017 (19 T 12/2017-158) heeft geleid in het kader van de toetsing aan artikel 12 OLW.
Het Internationaal Rechtshulpcentrum (IRC) heeft op 27 november 2024 de vragen van de rechtbank voorgelegd aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Hierop heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit onderdeel d) van het EAB opnieuw ingevuld ten aanzien van het vonnis van 21 juni 2017 (19 T 12/2017-158). Hieruit volgt dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij het proces dat tot deze beslissing heeft geleid.
Uit de e-mail van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 3 december 2024 volgt verder dat de (te voeren) procedure tot omzetting het gevolg is van een veroordeling voor een nieuw strafbaar feit, begaan gedurende de proeftijd, en dat dit ziet op de strafrechtelijke procedure die ten grondslag ligt aan EAB I, met parketnummer 13/302547-24 (
the enforceable judgment of the District Court in Opava of 20 november 2019 in conjunction with the judgment of the Regional Court in Ostrava of 27 May 2020, Case number 1 T 135/2018, 5 To 54/2020).Bij tussenuitspraak van 27 november 2024 heeft de rechtbank al geoordeeld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet geldt voor deze procedure in eerste aanleg en hoger beroep.
Dit leidt ertoe dat artikel 12 OLW niet in de weg staat aan overlevering.

4.Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd – voldaan is aan het vereiste dat op het feit naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
poging tot diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court in Opava, Tsjechië, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van L.E. Poel en mr. D.F.A. Reuvekamp, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 december 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.