ECLI:NL:RBAMS:2024:8242

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 december 2024
Publicatiedatum
2 januari 2025
Zaaknummer
13/326821-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel uit Roemenië

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 december 2024 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Gura Humorului Court of Law in Roemenië. Het EAB was uitgevaardigd op 4 juli 2024 en betreft een vrijheidsstraf van drie jaar voor medeplichtigheid aan diefstal. De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië en gedetineerd in Nederland, heeft tijdens de zitting op 12 december 2024 verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De verdediging heeft aangevoerd dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 van de Overleveringswet, omdat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij het proces dat tot het vonnis heeft geleid. De officier van justitie heeft echter betoogd dat de opgeëiste persoon wel degelijk op de hoogte was van de procedure en dat hij een adresinstructie had ontvangen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet onzorgvuldig is geweest en dat er geen schending van zijn verdedigingsrechten is.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld en geconcludeerd dat de garanties van de Roemeense autoriteiten voldoende zijn om te waarborgen dat de opgeëiste persoon niet het risico loopt op onmenselijke of vernederende behandeling. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet is voldaan en er geen weigeringsgronden zijn.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/326821-24
Datum uitspraak: 31 december 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 30 oktober 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 4 juli 2024 door
Gura Humorului Court of Law, Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 december 2024 in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.C. Reehuis, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft de onderbreking van het onderzoek bevolen en medegedeeld dat het onderzoek zal worden hervat op de zitting van 31 december 2024 rond 12:15 uur waar de behandeling met toestemming van partijen unus zal worden gesloten en direct uitspraak zal worden gedaan.
De rechtbank heeft op 31 december 2024 met toestemming van partijen het onderzoek hervat in de stand waarin het zich voor de onderbreking op 12 december 2024 bevond.
De rechtbank heeft op 31 december 2024 het onderzoek gesloten en direct uitspraak gedaan.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
criminal sentence no. 212/31.05.2024 given by the Court of Law from Gura Humorului, which was made final as no appeal entered on 18.06.2024,met referentie
: File no. 934/237/2023 of the Court of Law from Gura Humorului.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaren, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Het standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon is niet in persoon verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid. Ook is geen sprake van de omstandigheden zoals genoemd in artikel 12, sub a tot en met d, OLW. Daarnaast is er geen reden om af te zien van de toepassing van deze weigeringsgrond, omdat de opgeëiste persoon niet onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn verdedigingsrechten. Anders dan door de Roemeense autoriteiten is gesteld is de opgeëiste persoon namelijk slechts één keer gehoord als getuige – en niet als verdachte – waarbij de opgeëiste persoon geen adresinstructie heeft ontvangen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht af te zien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW, nu uit de aanvullende informatie van 7 december 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon een adresinstructie heeft gehad en hij heeft nagelaten adreswijzigingen door te geven. Gelet op het vertrouwensbeginsel moet van de juistheid van die informatie worden uitgegaan.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de aanvullende informatie van 7 december 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon door de Roemeense autoriteiten als verdachte is gehoord in de strafzaak en dat hij daarbij op 25 januari 2023 een adresinstructie heeft gekregen om adreswijzigingen door te geven. Ook is hij op de gevolgen van het niet-naleven daarvan gewezen. Deze adresinstructie is door de opgeëiste persoon ondertekend. Ook op 26 januari 2023 is deze adresinstructie aan de opgeëiste persoon gegeven, welke hij ook heeft ondertekend. Gelet op het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van die informatie. Bovendien zijn geen objectieve stukken overgelegd waaruit zou blijken dat de informatie in het EAB onjuist is. De enkele ontkenning van de opgeëiste persoon is daartoe niet voldoende. Verder blijkt uit de aanvullende informatie dat de opgeëiste persoon geen adreswijzigingen heeft doorgeven aan de Roemeense autoriteiten.
De rechtbank stelt dan ook vast dat de opgeëiste persoon van de procedure tegen hem op de hoogte was, zodat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. Als de opgeëiste persoon al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces dat tot dit arrest heeft geleid, dan is hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. De rechtbank ziet daarom af van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren.

5.Strafbaarheid

5.1
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
medeplichtigheid aan diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

6.Artikel 11 OLW: Roemeense detentieomstandigheden

De rechtbank heeft in eerdere zaken geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, met name gelet op de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of
vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van
de Europese Unie (hierna: Handvest). [4]
Bij brief van 25 oktober 2024 heeft Răducanu Iliana,
appointed judge for criminal enforcement
Gura Humorului Court of Lawten behoeve van de opgeëiste persoon de volgende detentiegarantie afgegeven:
“If the person deprived of liberty will be handed over to the Romanian authorities at Bucharest Henri Coandă Airport, he/she will be initially lodged in the Bucharest Rahova Penitentiary in order to carry out the quarantine period, for a period of 21 days, in a room that will provide him/her with a minimum space of 3 sqm.
(…)Each person deprived of liberty during the quarantine and observation period is guaranteed the right to the daily walk for 2 hours. Moreover, each detainee was provided with a series of other activities from which he can choose, thus creating the possibility to spend a much longer period outside the detention room, if he chooses to participate.
(…)
Considering the length of the punishment, he will most likely serve the custodial sentence initially in the semi-open regime. At the same time, considering his domicile, he will most likely, for the beginning, serve his sentence in the Botosani Penitentiary.(…)[opgeëiste persoon] will benefit from a minimum individual space of 3 square meters, during the entire period of serving the sentence, with the exception of the distribution within the open regime, during which he will benefit from 4 square meters, including the bed and due furniture, without including the space intended for the group sanitary, the number of detainees being configured in relation to the surface area of the room. Each detainee will be provided with an individual bed equipped with the specific bedding.(…)
The National Administration of Penitentiaries guarantees that throughout the enforcement of the sentence, including bed and the related furniture, without including the space for the lavatory, he will benefit from a minimum individual space, as follows:- 3 square meters during the quarantine and observation period;- 3 square meters during pre-trial detention;- 3 square meters in the case of serving the sentence under maximum security;- 3 square meters in the case of serving the sentence in closed regime;- 3 square meters in the case of serving the sentence in semi closed regime;- 4 square meters in the case of serving the sentence in open regime.
The National Administration of The Police guarantees the enforcement of the custodial sentence for all its duration, including during the period of quarantine and observation, in decent conditions, which ensure the respect of human dignity.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garanties. [5] De rechtbank is, gelet op deze toezeggingen van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon in de detentie-instellingen waar hij na overlevering naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door deze garanties ten aanzien van de opgeëiste persoon in deze detentie-instellingen immers weggenomen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 48 en 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Gura Humorului Court of Law, Roemenië, voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mr. J.P.W. Helmonds en mr. D.A. Segbedzi rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Ç.H. Dede en mr. E.A. Harland, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 31 december 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie onder meer rechtbank Amsterdam 5 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:1995) en rechtbank Amsterdam 28 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:20 16:2630).
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.