ECLI:NL:RBAMS:2024:8223

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
30 december 2024
Zaaknummer
13/235178-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor medeplegen van handel in cocaïne en witwassen met procesafspraken

Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de handel in cocaïne en witwassen. De verdachte, geboren in 1985, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar voor meerdere zware drugsdelicten. In deze zaak werd hij beschuldigd van het medeplegen van de handel in 96 kilogram cocaïne en het witwassen van € 699.700,-. De rechtbank heeft kennisgenomen van de procesafspraken die zijn gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging, waarbij de verdediging afzag van onderzoekswensen en bewijsverweren. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van twaalf maanden, wat door de rechtbank werd opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de ernst van de feiten en de eerdere veroordeling van de verdachte zwaar meegewogen werden. De rechtbank heeft de procesafspraken goedgekeurd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen goederen behandeld en gelast dat deze worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/235178-23
Datum uitspraak: 17 december 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1985 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
gedetineerd in [Penitentiaire Inrichting] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 december 2023 en 3 december 2024. Verdachte was bij de behandeling van de strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A..M. Ruijs, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. van der Horst, naar voren hebben gebracht.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging gesloten overeenkomst, waarin door hen gemaakte procesafspraken zijn neergelegd. Deze houden, kort gezegd, in dat de verdediging geen onderzoekswensen zal indienen en geen bewijsverweren zal voeren en dat de officier van justitie een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden zal vorderen.

2.Inleiding en beschuldiging

In een eerdere strafzaak (onderzoek Delos) is verdachte bij – niet onherroepelijk – vonnis van rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2023 veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren voor zijn betrokkenheid bij het plegen van meerdere zware drugsdelicten in 2020 en 2021. In dat onderzoek is in de woning van verdachte een telefoon van het type Google Pixel 3A (hierna: de Google Pixel telefoon) aangetroffen. Dit toestel is op 1 mei 2023 door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) gekraakt, waardoor de inhoud zichtbaar is geworden. De bevindingen uit deze telefoon hebben geleid tot de verdenkingen dat verdachte zich ook nadien aan strafbare feiten heeft schuldig gemaakt.
Deze strafbare feiten zijn in deze strafzaak (onderzoek Anneissia) – na wijziging op de zitting van 3 december 2024 – kort gezegd als volgt ten laste gelegd.
feit 1:
medeplegen van handel in cocaïne van in totaal 96 kilogram, in of omstreeks de periode van 20 mei 2021 tot en met 9 juni 2021;
feit 2:
medeplegen van witwassen van in totaal € 699.700,-, in of omstreeks de periode van 3 juni 2021 tot en met 7 juni 2021.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage I. Deze bijlage is aan dit vonnis gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Procesafspraken

3.1.
Totstandkoming procesafspraken
Ter terechtzitting van 8 december 2023 is gebleken dat tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging sinds 30 november 2023 gesprekken plaatsvonden over eventuele procesafspraken met betrekking tot de afdoening van deze strafzaak. In een e-mail van 26 november 2024 heeft een medewerker van het Openbaar Ministerie namens de officier van justitie kenbaar gemaakt dat de verdediging en de officier van justitie tot een overeenkomst zijn gekomen. De overeenkomst is opgesteld op 21 oktober 2024 en door de officier van justitie, de verdachte en de raadsman op 19 november 2024 ondertekend.
De procesafspraken zijn als
bijlage IIaan dit vonnis gehecht en gelden als hier ingevoegd.
3.2.
Overeengekomen procesafspraken tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging
In de procesafspraken staat onder meer vermeld dat het Openbaar Ministerie en de verdediging door het maken van de procesafspraken beogen de behandeling van de strafzaak zo efficiënt mogelijk te maken. In aanloop naar onderstaande afspraken is nadrukkelijk acht geslagen op de eisen van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Beoogd is om efficiency en juridische kwaliteit bijeen te brengen.
Het Openbaar Ministerie en de verdediging zijn in de procesafspraken, zakelijk weergegeven, overeengekomen dat:
verdachte in het kader van deze overeenkomst:
  • geen nieuwe onderzoekswensen indient;
  • geen bewijsverweren voert en al ingediende onderzoekswensen intrekt;
  • geen bekennende verklaring aflegt, maar de opgenomen tenlastegelegde feiten en kwalificaties die in de overeenkomst zijn opgenomen niet ontkent;
  • geen inhoudelijk verweer voert;
  • afstand doet van inbeslaggenomen goederen;
  • zich niet aan de tenuitvoerlegging van de straf zal onttrekken.
het Openbaar Ministerie in het kader van deze overeenkomst ter terechtzitting:
  • zal rekwireren tot een bewezenverklaring en kwalificatie van de feiten, zoals weergegeven in de overeenkomst;
  • een strafeis van twaalf maanden gevangenisstraf, met aftrek van voorarrest, zal vorderen;
  • opheffing van de schorsing zal vorderen.
Beide partijen zien af van hoger beroep als de bewezenverklaring en de strafoplegging in overeenstemming met de procesafspraken plaatsvindt.
3.3.
Beoordeling procesafspraken door de rechtbank
De rechter kan alleen acht slaan op een door het Openbaar Ministerie en de verdediging opgesteld afdoeningsvoorstel als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in een afdoeningsvoorstel de verdachte in de regel afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten. [1]
De rechtbank heeft de procesafspraken op de terechtzitting van 3 december 2024 met de verdachte besproken, terwijl hij werd bijgestaan door zijn raadsman. Verdachte heeft op de terechtzitting verklaard dat hij de procesafspraken met zijn raadsman heeft doorgesproken en dat hij begrijpt wat de gemaakte afspraken inhouden. De rechtbank heeft de gevolgen van de procesafspraken besproken en de rechtspositie van verdachte concreet aan de orde gesteld.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte – die gedurende zijn proces steeds is bijgestaan door een advocaat – vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie, en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan de procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. De rechtbank heeft zich er bij de inhoudelijke behandeling van vergewist dat de verdachte nog altijd achter de gemaakte afspraken en het afdoeningsvoorstel staat. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat zij acht kan slaan op de tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte procesafspraken, met dien verstande dat de officier van justitie op zitting heeft gerekwireerd dat gewoontewitwassen kan worden bewezenverklaard, terwijl deze strafverzwarende omstandigheid niet is ten laste gelegd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig de procesafspraken, op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, overeenkomstig de procesafspraken, geen bewijsverweren gevoerd.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht de tenlastegelegde feiten bewezen.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.
De rechtbank overweegt in het bijzonder het volgende.
Op 16 juni 2021 werd verdachte in het kader van de verdenkingen in het strafrechtelijke onderzoek Delos aangehouden in zijn woning (op het adres [adres] ), waar hij in de woonkamer op de bank lag te slapen. Bij de doorzoeking is de Google Pixel telefoon aangetroffen.
Nader onderzoek wijst uit dat de telefoon in gebruik was bij een persoon met de gebruikersnaam [gebruikersnaam] . Onder deze naam heeft de gebruiker van het toestel in de periode van 11 mei 2021 tot en met 15 juni 2021 gesprekken gevoerd via de applicatie Signal.
[gebruikersnaam] heeft in deze Signal-berichten benoemd dat hij rijdt in een bruine Seat en een Volkswagen Touran. Uit onderzoek is gebleken dat verdachte gebruikmaakte van een Seat Leon (met kenteken [kenteken] en een Volkswagen Touran (met kenteken [kenteken] ).
De gebruiker van het toestel heeft zichzelf in verschillende Signal-berichten voorgesteld als [gebruikersnaam] . In een video, gedateerd op 10 mei 2021, is een blok cocaïne te zien en is een handgeschreven briefje te zien met de volgende tekst: “ [gebruikersnaam] Company Domingo 9 mayo”. In onderzoek Delos is verdachte geïdentificeerd als de gebruiker van verschillende Sky-ID’s , gekoppeld aan de bijnamen [gebruikersnaam] , [gebruikersnaam] en [gebruikersnaam] .
Op basis van deze bevindingen stelt de rechtbank vast dat de Google Pixel telefoon in de tenlastegelegde periodes bij verdachte in gebruik was.
Feit 1 (cocaïnehandel, 96 kilogram cocaïne in totaal)
Uit Signal-berichten (chatgesprek 24) blijkt dat verdachte ( [gebruikersnaam] ) in de periode van 19 mei 2021 tot en met 9 juni 2021 contact had met een ander ( [naam] ) over de afgifte van in totaal 96 kilogram cocaïne. Uit de berichten komt naar voren dat op de in de tenlastelegging genoemde data blokken cocaïne zijn afgeleverd in Nederland en België. Dit gebeurde telkens op afgesproken locaties en tijdstippen. Voorafgaand aan de overdrachten werd gecommuniceerd over de wijze waarop de afleveringen zouden plaatsvinden, waarbij instructies werden gegeven over de personen en vervoersmiddelen die bij de leveringen betrokken zouden zijn. Er werd gecommuniceerd over prijzen en hoeveelheden en er zijn foto’s gedeeld waarop blokken cocaïne, tokens en pakken contant geld zijn te zien.
Op basis van de inhoud van de foto’s en chatberichten stelt de rechtbank vast dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de handel van in totaal 96 kilogram cocaïne en dat hij daarbij nauw en bewust heeft samengewerkt anderen.
Feit 2 (witwassen van geldbedragen, € 699.700,- in totaal)
Verder blijkt uit voornoemd chatgesprek dat verdachte en [naam] in de periode van 3 juni 2021 tot en met 7 juni 2021 contact hadden over de afgifte van een geldbedrag van in totaal € 699.700,-. Uit de berichten komt naar voren dat op de in de tenlastelegging genoemde data overdrachten van geldbedragen hebben plaatsgevonden. Dit gebeurde in opdracht van verdachte. Ook ten behoeve van deze geldoverdrachten werd gecommuniceerd over de personen en vervoersmiddelen die bij de afgifte van de geldbedragen betrokken zouden zijn. Ook blijkt uit de communicatie dat gebruik werd gemaakt van tokens. Het gaat in totaal om drie overdrachten. Verdachte heeft de afgifte van de geldbedragen steeds bevestigd. Op 7 juni 2021 stuurde verdachte een foto mee van gebundelde stapels geldbiljetten ter bevestiging van de overdracht van € 194.700,-.
Verdachte heeft in een periode van slechts vijf dagen kunnen beschikken over grote contante geldbedragen, terwijl deze geldbedragen niet zijn te verklaren door bekende legale inkomsten van verdachte of van zijn partner. Mede gelet op de wijze waarop de geldoverdrachten hebben plaatsgevonden en de betrokkenheid van verdachte bij drugshandel (zoals bewezen is verklaard onder feit 1), bestaat het gerechtvaardigd vermoeden dat de geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Daarom mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft waaruit blijkt dat de herkomst van het geld niet van een misdrijf afkomstig is. Die verklaring moet concreet zijn, verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Verdachte heeft echter geen verklaring afgelegd.
De rechtbank concludeert dat het niet anders kan zijn dan dat de geldbedragen van enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dat ook wist.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich, in nauwe en bewuste samenwerking met anderen, heeft schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van in totaal € 699.700,-. Verdachte heeft de geldbedragen die in de tenlastelegging staan genoemd voorhanden gehad en overgedragen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
feit 1:
in de periode van 20 mei 2021 tot en met 9 juni 2021 in Nederland en België, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd in totaal 96 kilogram cocaïne bestaande uit:
- 56 blokken cocaïne op 20 mei 2021 en
- 6 blokken cocaïne op 27 mei 2021 en
- 3 blokken cocaïne op 31 mei 2021 en
- 2 blokken cocaïne op 1 juni 2021 en
- 2 blokken cocaïne op 2 juni 2021 en
- 14 blokken cocaïne 7 juni 2021 en
- 13 blokken cocaïne 9 juni 2021,
zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
feit 2
in de periode van 3 juni 2021 tot en met 7 juni 2021in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, in totaal € 699.700,- , bestaande uit:
- € 72.000 op 3 juni 2021 en
- € 433.000 op 3 juni 2021 en
- € 194.700 op 7 juni 2021
voorhanden had en overgedragen heeft, terwijl hij en zijn mededaders wisten, dat bovenomschreven geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is daarvoor strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Strafeis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – in overeenstemming met de procesafspraken – gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, en dat de schorsing van de voorlopige hechtenis wordt opgeheven.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – in overeenstemming met de procesafspraken – geen strafmaatverweer gevoerd. De raadsman vindt de eis van de officier van justitie, onder de gegeven omstandigheden, passend.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne van totaal 96 kilogram. Zijn gedrag laat zien dat hij niets geeft om de schadelijke werking van harddrugs voor de gezondheid van de gebruikers en de met drugshandel gepaard gaande overlast voor de samenleving. De handel in harddrugs gaat veelvuldig gepaard met diverse vormen van (zware) criminaliteit, met veel geweld, schade en overlast tot gevolg.
Daarnaast heeft verdachte zich met anderen schuldig gemaakt aan witwassen van een geldbedrag van € 699.700,-. Witwassen is een ernstig misdrijf, omdat daarmee inkomsten uit misdrijven in het legale betalingsverkeer worden gebracht en vrij uit te geven zijn. Dit heeft een ontwrichtende werking op het financieel en economisch verkeer en de openbare orde en houdt criminele activiteiten in stand.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 7 november 2024. Hieruit komt naar voren dat verdachte eerder is veroordeeld voor Opiumwetdelicten. Bij niet onherroepelijk vonnis van rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2023 is verdachte in onderzoek Delos veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren voor zijn betrokkenheid bij het plegen van meerdere zware drugsdelicten.
Verder zijn er geen bijzondere, persoonlijke omstandigheden kenbaar geworden, waarmee in het kader van de strafoplegging rekening dient te worden gehouden.
Strafoplegging
Bij requisitoir heeft de officier van justitie uitgelegd dat het Openbaar Ministerie om proceseconomische redenen tot procesafspraken is gekomen. Ten tijde van het ontstaan van de verdenkingen in deze strafzaak – te weten na verkrijging van de gegevens op de Google Pixel telefoon op 1 mei 2023 – was het onderzoek ter terechtzitting in het eerdere strafrechtelijke onderzoek Delos reeds aangevangen. Omdat het Openbaar Ministerie onderzoek Delos niet wilde vertragen, heeft zij ervoor gekozen om de nieuwe verdenkingen die zijn ontstaan in het afgeleide onderzoek Anneissia afzonderlijk te dagvaarden. Dat heeft tot gevolg dat in deze strafzaak artikel 63 Sr van toepassing is. Dit is voor het Openbaar Ministerie de reden geweest om tot procesafspraken te komen. Uit de procesafspraken blijkt dat de officier van justitie zonder procesafspraken een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, zou hebben geëist. Vanwege de gemaakte procesafspraken heeft zij een strafkorting van zes maanden toegepast.
De rechtbank ziet zichzelf voor het volgende dilemma gesteld. Zonder toepassing van artikel 63 Sr was, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, een gevangenisstraf van enkele jaren zonder meer gerechtvaardigd geweest. Met toepassing van artikel 63 Sr, en dus rekening houdend met de opgelegde gevangenisstraf van tien jaar in onderzoek Delos, vindt de rechtbank in beginsel de door de officier van justitie als uitgangspunt genomen gevangenisstraf van achttien maanden passend. De veroordeling in het onderzoek Delos is echter nog niet onherroepelijk. Dat laat de mogelijkheid open dat verdachte in die zaak in hoger beroep wordt vrijgesproken of wordt veroordeeld tot een aanzienlijk lagere straf. In dat geval zou de straf in de onderhavige zaak dus hoger uit (moeten) vallen. Alhoewel de officier van justitie op de zitting desgevraagd te kennen heeft gegeven dat zij uitgaat van een gelijke of zelfs hogere strafoplegging in het hoger beroep van Delos, is dit voor de rechtbank geen gegeven.
De omstandigheid dat rekening moet worden gehouden met een eerdere straf terwijl deze niet onherroepelijk is, is niet uniek voor deze zaak. Wel klemt dit gegeven in dit geval extra nu het in beide gevallen ernstige strafbare feiten betreffen en het daarom gaat om een forse eerdere bestraffing waarmee rekening moet worden gehouden, die dus ook een aanzienlijke dempende werking heeft op de straf in deze zaak.
De rechtbank heeft zichzelf de vraag gesteld of gelet op deze omstandigheden deze zaak zich, op dit moment, wel leent voor het maken van procesafspraken, of dat gewacht zou moeten worden tot een definitieve uitkomst in het onderzoek Delos. Onderdeel van de procesafspraken is immers ook dat het Openbaar Ministerie toezegt niet in hoger beroep te gaan. Daarmee doet het Openbaar Ministerie dus ook afstand van de mogelijkheid alsnog een hogere straf te eisen indien de uitkomst in hoger beroep in het onderzoek Delos anders uitpakt dan verwacht. Daarmee bestaat het risico dat verdachte uiteindelijk een groot deel van zijn straf in deze zaak ontloopt.
De rechtbank komt uiteindelijk tot de slotsom dat dit geen omstandigheid is waarmee de rechtbank rekening kan of hoeft te houden. De beslissing om al dan niet in hoger beroep te gaan is immers in alle gevallen, ook in zaken die niet via procesafspraken worden afgedaan, exclusief aan het Openbaar Ministerie. Dat in dit geval op voorhand duidelijk is dat het Openbaar Ministerie van deze mogelijkheid geen gebruik zal maken, staat daarmee los van de beoordeling van de rechtbank.
De rechtbank zal daarom meegaan in de voorgestelde straf van twaalf maanden omdat zij dit, met inachtneming van artikel 63 Sr en de toegepaste strafkorting van zes maanden vanwege de gemaakte procesafspraken, een passende straf vindt voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank is van oordeel dat – gegeven deze omstandigheden – het voorstel in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Daarbij zijn niet alleen de belangen van verdachte, maar ook de belangen van de maatschappij meegewogen.
De straf
Alles afwegende wordt verdachte – overeenkomstig de procesafspraken – veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Met ingang van 14 november 2023 is de voorlopige hechtenis in deze strafzaak geschorst, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in onderzoek Delos. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven, zodat de voorlopige hechtenis wordt hervat.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de voorwerpen inbeslaggenomen die zijn opgenomen in een beslaglijst. Deze beslaglijst is gevoegd als bijlage III en geldt als hier ingevoegd.
8.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte volgens de procesafspraken akkoord gaat met het doen van afstand van de voorwerpen waarop beslag is gelegd en de officier van justitie verzoekt de rechtbank hierin mee te gaan.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om de beslissingen op het beslag te bepalen zoals is opgenomen in de procesafspraken.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank begrijpt uit de bijgevoegde procesafspraken dat er tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie afspraken zijn gemaakt over de inbeslaggenomen goederen, die erop neerkomen dat verdachte van alle goederen afstand doet. De rechtbank zal gelasten dat de inbeslaggenomen goederen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van feit 2:
medeplegen van witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Gelast de
bewaring ten behoeve van de rechthebbendevan:
1800 EUR - IBG: 15-09-2023 (Omschrijving: PL1300-2023209251-G6395626);
3896,23 EUR - ibgn 15-09-2023 (Omschrijving: PL1300-2023209251-6395629- betreft 4100 USD tegenwaarde is €3896,23);
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023209251-G6395663, Rood, merk: Apple);
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023209251-G6395656, Grijs, merk: Iphone Se);
1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300-2023209251-G6395659, Samsung Galaxy Z).
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Smit, voorzitter,
mrs. J.M.R. Vastenburg en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K.P.M. Smeets, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 december 2024.
[...]

Voetnoten

1.Hoge Raad 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252, NJ 2023/31.