7.3.Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich met anderen schuldig gemaakt aan de handel in cocaïne van totaal 96 kilogram. Zijn gedrag laat zien dat hij niets geeft om de schadelijke werking van harddrugs voor de gezondheid van de gebruikers en de met drugshandel gepaard gaande overlast voor de samenleving. De handel in harddrugs gaat veelvuldig gepaard met diverse vormen van (zware) criminaliteit, met veel geweld, schade en overlast tot gevolg.
Daarnaast heeft verdachte zich met anderen schuldig gemaakt aan witwassen van een geldbedrag van € 699.700,-. Witwassen is een ernstig misdrijf, omdat daarmee inkomsten uit misdrijven in het legale betalingsverkeer worden gebracht en vrij uit te geven zijn. Dit heeft een ontwrichtende werking op het financieel en economisch verkeer en de openbare orde en houdt criminele activiteiten in stand.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 7 november 2024. Hieruit komt naar voren dat verdachte eerder is veroordeeld voor Opiumwetdelicten. Bij niet onherroepelijk vonnis van rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2023 is verdachte in onderzoek Delos veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaren voor zijn betrokkenheid bij het plegen van meerdere zware drugsdelicten.
Verder zijn er geen bijzondere, persoonlijke omstandigheden kenbaar geworden, waarmee in het kader van de strafoplegging rekening dient te worden gehouden.
Strafoplegging
Bij requisitoir heeft de officier van justitie uitgelegd dat het Openbaar Ministerie om proceseconomische redenen tot procesafspraken is gekomen. Ten tijde van het ontstaan van de verdenkingen in deze strafzaak – te weten na verkrijging van de gegevens op de Google Pixel telefoon op 1 mei 2023 – was het onderzoek ter terechtzitting in het eerdere strafrechtelijke onderzoek Delos reeds aangevangen. Omdat het Openbaar Ministerie onderzoek Delos niet wilde vertragen, heeft zij ervoor gekozen om de nieuwe verdenkingen die zijn ontstaan in het afgeleide onderzoek Anneissia afzonderlijk te dagvaarden. Dat heeft tot gevolg dat in deze strafzaak artikel 63 Sr van toepassing is. Dit is voor het Openbaar Ministerie de reden geweest om tot procesafspraken te komen. Uit de procesafspraken blijkt dat de officier van justitie zonder procesafspraken een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van voorarrest, zou hebben geëist. Vanwege de gemaakte procesafspraken heeft zij een strafkorting van zes maanden toegepast.
De rechtbank ziet zichzelf voor het volgende dilemma gesteld. Zonder toepassing van artikel 63 Sr was, gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten, een gevangenisstraf van enkele jaren zonder meer gerechtvaardigd geweest. Met toepassing van artikel 63 Sr, en dus rekening houdend met de opgelegde gevangenisstraf van tien jaar in onderzoek Delos, vindt de rechtbank in beginsel de door de officier van justitie als uitgangspunt genomen gevangenisstraf van achttien maanden passend. De veroordeling in het onderzoek Delos is echter nog niet onherroepelijk. Dat laat de mogelijkheid open dat verdachte in die zaak in hoger beroep wordt vrijgesproken of wordt veroordeeld tot een aanzienlijk lagere straf. In dat geval zou de straf in de onderhavige zaak dus hoger uit (moeten) vallen. Alhoewel de officier van justitie op de zitting desgevraagd te kennen heeft gegeven dat zij uitgaat van een gelijke of zelfs hogere strafoplegging in het hoger beroep van Delos, is dit voor de rechtbank geen gegeven.
De omstandigheid dat rekening moet worden gehouden met een eerdere straf terwijl deze niet onherroepelijk is, is niet uniek voor deze zaak. Wel klemt dit gegeven in dit geval extra nu het in beide gevallen ernstige strafbare feiten betreffen en het daarom gaat om een forse eerdere bestraffing waarmee rekening moet worden gehouden, die dus ook een aanzienlijke dempende werking heeft op de straf in deze zaak.
De rechtbank heeft zichzelf de vraag gesteld of gelet op deze omstandigheden deze zaak zich, op dit moment, wel leent voor het maken van procesafspraken, of dat gewacht zou moeten worden tot een definitieve uitkomst in het onderzoek Delos. Onderdeel van de procesafspraken is immers ook dat het Openbaar Ministerie toezegt niet in hoger beroep te gaan. Daarmee doet het Openbaar Ministerie dus ook afstand van de mogelijkheid alsnog een hogere straf te eisen indien de uitkomst in hoger beroep in het onderzoek Delos anders uitpakt dan verwacht. Daarmee bestaat het risico dat verdachte uiteindelijk een groot deel van zijn straf in deze zaak ontloopt.
De rechtbank komt uiteindelijk tot de slotsom dat dit geen omstandigheid is waarmee de rechtbank rekening kan of hoeft te houden. De beslissing om al dan niet in hoger beroep te gaan is immers in alle gevallen, ook in zaken die niet via procesafspraken worden afgedaan, exclusief aan het Openbaar Ministerie. Dat in dit geval op voorhand duidelijk is dat het Openbaar Ministerie van deze mogelijkheid geen gebruik zal maken, staat daarmee los van de beoordeling van de rechtbank.
De rechtbank zal daarom meegaan in de voorgestelde straf van twaalf maanden omdat zij dit, met inachtneming van artikel 63 Sr en de toegepaste strafkorting van zes maanden vanwege de gemaakte procesafspraken, een passende straf vindt voor de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank is van oordeel dat – gegeven deze omstandigheden – het voorstel in een redelijke verhouding staat tot de ernst van de bewezenverklaarde feiten. Daarbij zijn niet alleen de belangen van verdachte, maar ook de belangen van de maatschappij meegewogen.
De straf
Alles afwegende wordt verdachte – overeenkomstig de procesafspraken – veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Met ingang van 14 november 2023 is de voorlopige hechtenis in deze strafzaak geschorst, ten behoeve van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in onderzoek Delos. Het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven, zodat de voorlopige hechtenis wordt hervat.