Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Wrakingskamer
1.De procedure
- een eerder vonnis van 18 juli 2024 in kort geding van de rechter in een andere zaak (met zaaknummer C13/751570 / KG ZA 24-453).
2.De feiten
“4.7. Al met al heeft [naam 1] namens [bedrijf 1] in zijn reacties op de brieven van ABN AMRO geen duidelijkheid gegeven over de achtergrond van de overname van [bedrijf 1] door [bedrijf 2] . [bedrijf 1] , althans [naam 1] , heeft onvoldoende openheid betracht. ABN AMRO heeft niet kunnen verifiëren of de koopsom daadwerkelijk is voldaan op de wijze zoals door [naam 1] namens [bedrijf 1] is gesteld (grotendeels vanuit een voorschot dividend van Medivus Opleidingen). Gezien de meest recente aan ABN AMRO beschikbaar gestelde jaarrekening had Medivus Opleidingen nota bene onvoldoende liquide middelen voorhanden om een dergelijke dividenduitkering te kunnen doen. Hier komt nog bij dat ter zitting duidelijk is geworden dat [naam 2] nog steeds de feitelijke leiding over [bedrijf 1] lijkt te hebben, nu hij (in tegenstelling tot [naam 1] ) als enige wel vragen van de voorzieningenrechter beantwoordde en daadwerkelijk betrokken leek.”