Uitspraak
Beschikking van 20 december 2024 betreffende een klacht als bedoeld in artikel 10:7 lid 1 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (hierna: Wvggz) tevens houdende de beslissing op het verzoek tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:11 lid 2 Wvggz
wonende te [woonplaats] ,
Als belanghebbende in deze procedure wordt aangemerkt:
de zorgaanbieder GGZ inGeest,gevestigd te Amsterdam
1.Procesverloop
- Het verzoekschrift, met producties, ingediend door de advocaat van verzoeker, ontvangen door de griffie op 18 november 2024;
- Het verweerschrift, met bijlagen, ingediend door GGZ inGeest, ontvangen door de griffie op 5 december 2024.
- mw. S. Schopman, psychiater;
- dhr. [naam 1] , arts;
- mw. [naam 2] , arts;
- mw. [naam 3] , jurist.
2.De feiten
A/ Wilt graag de arts spreken. Komt in het gesprek niet naar voren waarom, behoudens dat
“07:30 Pt gezien op camera ligt te slapen,
10:30: Bezocht met behandelaren; zie rapportage. Pte. krijgt de keuze oim de scheermesjes
inhaar lichaam, en zij uitsluitend klachten behandelt met betrekking tot onderzoek
aanhet lichaam.
3.Het verzoek
4.Standpunt van verzoekster
inhet lichaam is geweest en niet
aanhet lichaam. Zij moest naakt op haar hurken gaan zitten en hoesten en kuchen om te kijken of er iets uit haar anus kwam. Vervolgens moest verzoekster gaan liggen en zijn haar benen en schaamlippen gespreid waarna een verpleegkundige met een handschoen met haar vingers
aanen
inhaar vagina heeft gevoeld. Verzoekster snapt niet waarom is overgegaan tot het inwendige onderzoek. Verzoekster heeft duidelijk kenbaar gemaakt dat er geen scheermesje in haar lichaam zat en reageerde dan ook verbaasd toen de behandelaren dat aan haar vroegen, zo blijkt ook uit de overlegde crisisrapportage. Daarnaast was zij al gesepareerd en had zij enkel een scheurjurk aan, waaronder zij naakt was.
inhet lichaam omdat dit een te verregaande aantasting is van de lichamelijke integriteit. Subsidiair is verzoekster van mening dat indien deze wettelijke basis er wel zou zijn, er niet is voldaan aan de eisen van proportionaliteit, doelmatigheid en veiligheid zoals vastgelegd in art. 2:1 lid 3 Wvggz. Volgens verzoekster had het gesprek met haar over het al dan niet verbergen van de scheermesjes gevoerd moeten worden en was het alternatief van toezicht voorhanden. De Wet op de geneeskundige behandelovereenkomst (WGBO) is niet van toepassing, nu de Wvggz in dit geval voorgaat (lex specialis).
5.Standpunt van verweerster
aanhet lichaam heeft plaatsgevonden. Ter zitting heeft de psychiater toegelicht dat in de rapportage met “volledig gestript ook vaginaal en anaal” wordt bedoeld uitkleden en een schouw van de holtes van het onderlichaam. Anaal houdt in dat een patiënt moet hurken en kuchen terwijl wordt toegekeken. Vaginaal betekent in dit geval dat de benen en schaamlippen worden gespreid. De verpleegkundige heeft aangegeven dat zij in dit geval met haar vingers de schaamlippen enigszins heeft gespreid om te schouwen. Er is niet met een of meer vingers in de vagina gevoeld. Er is dus geen sprake geweest van inwendig onderzoek. Het onderzoek aan kleding of lichaam is ook aangezegd in de aan verzoekster verstuurde beslissing tot het verlenen van verplichte zorg, zoals bedoeld in art. 8:9 Wvggz. Daarbij is het handelen van de behandelaren ten tijde van het lichamelijk onderzoek proportioneel, subsidiair en doelmatig geweest, nu verzoekster toenemend suïcidaal was en zei dat ze een scheermesje had, terwijl zij niet wilde zeggen waar dat mesje was, ook niet na onderzoek in haar kamer en kleding.
aanmaar
inhet lichaam, stelt verweerster zich op het standpunt dat er in elk geval op grond van de WGBO een grondslag was om verzoekster aan het lichaam te onderzoeken, omdat de situatie dusdanig ernstig was dat verzoekster hiermee een gevaar voor zichzelf vormde. Verzoekster schermde met de aanwezigheid van een scheermesje en vertelde in de ochtend dat haar menstruatie was begonnen en dat ze bloedde. De behandelaren hadden een gegronde reden om te denken dat verzoekster het scheermesje in zich bewaarde. Aangezien de aanwezigheid van een scheermesje in de vagina levensgevaarlijk is en in ieder geval heel veel schade kan aanrichten was deze ingreep erop gericht dat mesje te verwijderen.
6.Overwegingen van de rechtbank
inhet lichaam. Bij deze beoordeling gaat het niet zozeer om de vraag of de grens tussen het onderzoek
aanhet lichaam of onderzoek
inhet lichaam wordt bepaald door het wel of niet betreden van de holten van het onderlichaam, zoals verweerster aanvoert. Die benadering is vanuit een zorgperspectief begrijpelijk, maar doorslaggevend bij deze beoordeling is de vraag in hoeverre het onderzoek een inbreuk is op de onaantastbaarheid van het lichaam. De rechtbank is van oordeel dat ook het uitwendig schouwen van de openingen en holten van het onderlichaam een inbreuk is op dit recht nu dit een verregaande inbreuk is op de lichamelijke integriteit van patiënten. Onderzoek aan deze lichaamsholten kan een zeer traumatische ervaring zijn, zeker wanneer dit onder dwang gebeurd. De rechtbank zoekt in dit verband aansluiting bij artikel 56, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, waarin onder onderzoek in het lichaam wordt verstaan: het uitwendig schouwen van de openingen en holten van het onderlichaam, röntgenonderzoek, echografie en het inwendig manueel onderzoek van de openingen en holten van het lichaam.
Een onderzoek in het lichaam naar voorwerpen die betrokkene niet in zijn bezit mag hebben of een aanzienlijk risico op ernstige schade voor hemzelf of anderen kunnen veroorzaken, is een te vergaande aantasting van de lichamelijke integriteit en voldoet niet aan het beginsel van proportionaliteit. Visitatie is voor betrokkene een uiterst traumatiserende ervaring en kan in het bijzonder bij jeugdigen leiden tot blijvende schade. Indien er een ernstig vermoeden bestaat dat betrokkene gevaarlijke voorwerpen in zijn lichaamsholtes verbergt, zal hij door middel van overreding moeten worden bewogen om deze voorwerpen af te geven. Daarnaast kan er door intensief toezicht voorkomen worden dat betrokkene met deze gevaarlijke voorwerpen zichzelf of anderen ernstige schade toebrengt. Indien het vermoeden bestaat dat betrokkene gevaarlijke of verboden voorwerpen in zijn lichaamsholtes verstopt zal door middel van toezicht het gevaar moeten wordt afgewend.”
het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoeningzoals bedoeld in artikel 3:2 lid 2 onder a van de Wvggz. De voortgezette crisismaatregel voorzag ook in deze vorm van verplichte zorg. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verweerster binnen de kaders van de Wvggz heeft gehandeld, maar dat zij de beslissing tot het verlenen van verplichte zorg, zoals bedoeld in art. 8:9 Wvggz, verkeerd heeft aangezegd door dit
onderzoek aan het lichaamte noemen en de juiste vorm van verplichte zorg niet conform de wet heeft aangezegd. Een schadevergoeding voor verzoekster is echter iets anders dan een boete voor verweerster wegens het niet nakomen van de wet.
7.Beslissing
- verklaart de klacht
- wijst afhet verzoek tot schadevergoeding.
.