ECLI:NL:RBAMS:2024:8076

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 november 2024
Publicatiedatum
20 december 2024
Zaaknummer
11330709 EB VERZ- 24-10848
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping van machtiging tot schenking in curatelezaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 25 november 2024 een beschikking gegeven op een verzoek tot herroeping van een machtiging tot schenking. De verzoeksters, die erfgenamen van de erflater zijn, hebben het verzoek ingediend op basis van artikel 390 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat zij van mening zijn dat de machtiging tot schenking tot stand is gekomen door bedrog van de curator. De erflater, die gehandicapt en doofstom was, was onder curatele gesteld en had in 2006 een machtiging gekregen om zijn vermogen te schenken aan de Stichting Collectieve Israël Actie. De verzoeksters stellen dat de curator en de notaris niet hebben onderzocht of er nog erfgenamen in leven waren, wat volgens hen een onjuiste veronderstelling was die leidde tot de machtiging.

Tijdens de mondelinge behandeling op 4 november 2024 hebben de verzoeksters hun standpunten toegelicht, waarbij zij benadrukten dat de machtiging niet had mogen worden verleend als de kantonrechter op de hoogte was geweest van het bestaan van erfgenamen. De stichting, die de schenking zou ontvangen, heeft zich verweerd door te stellen dat zij slechts als doorgeefluik fungeert en dat de machtiging duidelijk was verleend door de rechter. De kantonrechter heeft vervolgens beoordeeld of de verzoeksters als belanghebbenden kunnen worden aangemerkt voor de herroeping van de machtiging.

De kantonrechter heeft geconcludeerd dat de verzoeksters niet als belanghebbenden kunnen worden beschouwd, omdat de machtigingsbeslissing geen rechtstreeks belang voor hen met zich meebracht. De Hoge Raad heeft eerder bepaald dat in machtigingsprocedures slechts een beperkte kring van belanghebbenden is toegestaan. De verzoeksters zijn daarom niet ontvankelijk verklaard in hun verzoek tot herroeping. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
Zaaknummer: 11330709 EB VERZ 24-10848
Uitspraakdatum: 25 november 2024
Beschikking op een verzoek tot herroeping overeenkomstig artikel 390 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)
In de zaak van de curatele van:
[erflater] , geboren te [geboorteplaats] , Duitsland op [geboortedatum] 1936, overleden op [overlijdensdatum 1] 2022.

Verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoekschrift, met bijlagen, tot herroeping ex artikel 390 Rv, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 21 augustus 2024 van:

[verzoekster 1] , wonende te [woonplaats 4] , Verenigde Staten,

[verzoekster 2], wonende te [woonplaats 1] , Zuid Afrika,
[verzoekster 3], wonende te [woonplaats 2] , Zuid Afrika,
gezamenlijk nader te noemen verzoeksters,
gemachtigde mr. M. Sliphorst.
Op 4 november 2024 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waar mr. Sliphorst is verschenen namens verzoeksters. Namens de Stichting Collectieve Israël Actie zijn mevrouw [naam 1] , [naam functie 1] en de heer [naam 2] , [naam functie 2] , verschenen. Ook is de heer [naam 3] , de vereffenaar verschenen. Via een digitale verbinding zijn de verzoeksters [verzoekster 1] en [verzoekster 3] verschenen.
Partijen hebben hun standpunten nader toegelicht, op elkaar gereageerd en vragen van de kantonrechter beantwoord.
Vervolgens is om een beschikking gevraagd die bepaald is op heden.

Beoordeling

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
[erflater] , hierna de erflater, was gehandicapt en doofstom. Gedurende zijn leven heeft hij in instellingen gewoond.
1.2.
De ouders van erflater, [vader] en [moeder] zijn op [overlijdensdatum 2] 1944 in Auschwitz vermoord.
1.3.
Verzoeksters zijn de kinderen van de zus van de vader van erflater.
1.4.
Erflater is in 1959 onder curatele gesteld. Bij beschikking van 14 februari 1973 is [naam 4] , hierna [naam 4] , tot curator benoemd.
1.5.
Bij verzoekschrift van 21 november 2005 heeft [naam 4] aan de kantonrechter te Amsterdam verzocht om machtiging te verlenen om het belegde vermogen van erflater te schenken aan de Stichting Collectieve Israël Actie, hierna de stichting, zulks met vruchtgebruik van het geschonkene aan erflater onder de verplichtingen als in de conceptakte zijn omschreven.
1.6.
In het verzoekschrift tot machtiging aan de kantonrechter is vermeld, voor zover hier van belang:

dat met de jaren de vraag is gerezen, wat er na het overlijden van genoemde curandus met dit vermogen dient te gebeuren; dit tegen de achtergrond van het feit dat na de Tweede Wereldoorlog de ouders en verdere directe familieleden van curandus niet zijn teruggekeerd en aangenomen moet worden dat er geen directe familie van de heer [erflater] meer in leven is.”
1.7.
De kantonrechter heeft de machtiging op 11 april 2006 verleend.
1.8.
De akte van schenking is op 4 mei 2006 verleden bij notaris mr. E.O. Spier, te Amsterdam.
1.9.
De curator heeft een instructie bij de akte opgesteld waaruit volgt dat de schenking voor 75% ten goede dient te komen aan [naam 6] en voor 25% aan Shemaya Education and Rehabilititation of the hearing impaired child, beiden gevestigd in Israël.
1.10.
Na het overlijden van de erflater zijn [naam 5] en [naam 3] op 9 juni 2023 tot vereffenaar benoemd. [naam 5] is op 22 maart 2024 op eigen verzoek ontslagen als vereffenaar.
1.11.
Bij e-mail van 30 mei 2024 heeft [naam 3] aan verzoekster [verzoekster 1] het volgende bericht:

I just spoke you on the phone
Attached is the family tree of the [erflater] family
Trough family tree research it appears that you and your sisters [verzoekster 3] and [verzoekster 2] heirs of [erflater] z.l.
1.12.
Verzoekers hebben aan de stichting verzocht om afstand te doen van de schenking. De stichting heeft laten weten dat zij daartoe niet zal overgaan

Verzoek

2. Verzoeksters vragen om herroeping van de machtiging van de kantonrechter van 11 april 2006 en verzoeken om heropening van het geding. Zij voeren daartoe dat de machtiging tot stand is gekomen door bedrog door de curator. Het in het verzoekschrift ingenomen standpunt dat aangenomen moet worden dat er geen directe familie van erflater in leven is, is aantoonbaar en evident onjuist. Op grond van artikel 390 juncto 382 Rv kan een beschikking herroepen worden indien de beschikking berust op bedrog door de betrokken partij in het geding gepleegd. De curator en de notaris hadden immers eenvoudig kunnen achterhalen dat er nog erfgenamen in leven waren middels een erfgenamenonderzoek, zoals thans door de vereffenaar is gedaan. Indien de kantonrechter indertijd van het bestaan van de erfgenamen van de erflater op de hoogte was geweest, dan had het in de rede gelegen dat de verzochte machtiging niet was verleend, aldus verzoeksters.

Verweer

3. De stichting heeft ter terechtzitting aangevoerd dat zij een melding heeft ontvangen dat zij in aanmerking kwam voor een erfenis die naar twee goede doelen zou moeten. Zij fungeert slechts als doorgeefluik en doen dat in alle zorgvuldigheid. De stichting vind dat, nu er een duidelijke machtiging is gegeven door de rechter, het geld naar deze doelen zou moeten.
4. De vereffenaar heeft zich gerefereerd.

Beoordeling

5. Onbestreden is gebleven dat verzoeksters binnen de termijn van drie maanden nadat zij van de machtiging op de hoogte zijn gesteld onderhavig verzoek hebben ingediend, zodat zij in zoverre ontvankelijk zijn.
6. Bij de beoordeling geldt vervolgens tot uitgangspunt dat op grond van artikel 390 Rv herroeping uitsluitend door de oorspronkelijke verzoeker mogelijk is of door een belanghebbende tot herroeping. Op grond van de parlementaire geschiedenis geldt dat in de gevallen waar de wet slechts aan een beperkte groep belanghebbenden rechtsmiddelen toekent, alleen een tot die groep behorende belanghebbende ook de herroeping kan verzoeken.
7. Derhalve moet, voordat tot de inhoudelijke beoordeling of sprake is van bedrog kan worden overgegaan, onderzocht worden of verzoeksters als belanghebbenden bij het oorspronkelijk verzoek tot machtiging moeten worden aangemerkt. Dat is naar het oordeel van de kantonrechter niet het geval. Daartoe is het volgende redengevend.
8. In zaken van curatele, onderbewindstelling en mentorschap bepaalt artikel 798 Rv de kring van belanghebbenden. In lid 1 is bepaald dat degenen op wiens rechten of verplichtingen die zaak een rechtstreeks belang heeft als belanghebbende moet worden aangemerkt. Weliswaar heeft de machtigingsbeslissing invloed op het vermogen van erflater en in verder verwijderd verband op de nalatenschap, maar daarmee was ten tijde van de machtiging nog geen sprake van een rechtstreeks belang voor verzoeksters als bedoeld in deze bepaling.
9. In lid 2 van artikel 798 Rv is een uitbreiding voor zaken van curatele, onderbewindstelling en mentorschap opgenomen. De Hoge Raad heeft bij arrest van 11 januari 2002 (ECLI:NL:HR:2002: AD4932) echter het begrip belanghebbende in een machtigingsprocedure als hier aan de orde drastisch beperkt. Volgens de Hoge Raad stond de wetgever bij een machtigingsprocedure een beperkte regeling voor ogen, waarbij slechts de bewindvoerder/curator en rechthebbende betrokken zouden zijn. De uitbreiding van de kring van belanghebbenden is niet in overeenstemming met de aard en strekking van een dergelijke procedure.
10. Dat het niet om een relatief simpele en eenvoudige vermogensrechtelijke beslissing gaat maar om een ingrijpende vermogensrechtelijk besluit doet daaraan niet af, zie HR 24 januari 2014 ECLI:NL:HR:2014:160. Dat, zoals verzoeksters hebben betoogd, de kantonrechter het machtigingsverzoek niet had toegewezen indien hij op de hoogte was geweest van het bestaan van familieleden van erflater, is zeker niet uit te sluiten, maar die enkele omstandigheid leidt er niet toe dat de machtigingsbeslissing middels herroeping kan worden teruggedraaid.
11. De conclusie is dat, nu verzoeksters niet als belanghebbenden bij het verzoek tot machtiging zijn te beschouwen, zij ook geen herroeping kunnen verzoeken van deze beslissing.
12. Er is aanleiding de proceskosten tussen partijen, gelet op de aard van de procedure en de uitkomst daarvan als na te melden te compenseren.

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart verzoeksters niet ontvankelijk in het verzoek tot herroeping;
- compenseert de proceskosten tussen partijen aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter