ECLI:NL:RBAMS:2024:8026

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 oktober 2024
Publicatiedatum
19 december 2024
Zaaknummer
13/264155-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Polen

Op 31 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een tussenuitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1994 in Polen, die wordt verdacht van een strafbaar feit dat onder de Overleveringswet valt. Tijdens de zitting op 17 oktober 2024 heeft de rechtbank de officier van justitie, mr. K. van der Schaft, gehoord, evenals de opgeëiste persoon en zijn raadsman, mr. S. de Goede. De rechtbank heeft de termijn voor de uitspraak over de overlevering met 30 dagen verlengd en de gevangenhouding van de opgeëiste persoon eveneens met 30 dagen verlengd.

De rechtbank heeft zich in deze tussenuitspraak gericht op de detentieomstandigheden in Polen, naar aanleiding van zorgen die zijn geuit in een rapport van het European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT). De rechtbank heeft vragen geformuleerd aan de Poolse autoriteiten over de detentieomstandigheden, waaronder de minimale persoonlijke ruimte in de cel en de mogelijkheden voor de opgeëiste persoon om deel te nemen aan activiteiten en contact te hebben met de buitenwereld. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van de grondrechten van gedetineerden in Polen, maar dat dit op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leidt. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en de officier van justitie de gelegenheid gegeven om aanvullende informatie te verkrijgen van de Poolse autoriteiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/264155-24
Datum uitspraak: 31 oktober 2024
TUSSEN-UITSPRAAK
op de vordering van 20 augustus 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 1 juli 2024 door
the Regional Court in Gliwice,Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats] (Polen)
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat in Breda, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een bevel gevangenhouding van
the District Court in Gliwicein Polen van 27 augustus 2021 (referentienummer: IX K 22/18).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 14, te weten:
moord en doodslag, zware mishandeling
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsman

De raadsman heeft verzocht om de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, vanwege de detentieomstandigheden in de
remand prisonsin Polen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de behandeling van het EAB aan te houden, om de Poolse autoriteiten vragen te stellen over de detentieomstandigheden in de
remand prisonwaar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid na overlevering zal worden geplaatst, teneinde te kunnen beoordelen of daarmee, nu een algemeen gevaar reeds is aangenomen, het individuele gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling voor de opgeëiste persoon kan worden weggenomen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de zorgen die in het rapport van het
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) van 22 februari 2024 (hierna: het CPT-rapport) worden geuit met betrekking tot de detentieomstandigheden van voorlopig gedetineerden. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van de reactie van 22 februari 2024 van de Poolse autoriteiten daarop. In recente tussenuitspraken heeft de rechtbank aanvullende vragen gesteld, ter beoordeling van de vraag of sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten. [4] Inmiddels zijn deze vragen in een aantal zaken beantwoord.
Bij uitspraak van 5 juni 2024 [5] heeft de rechtbank overwogen dat de beantwoording van deze vragen door de Poolse autoriteiten niet afdoende is om de eerder geuite zorgen weg te nemen. Uit de antwoorden blijkt immers niet hoeveel m2 levensruimte (exclusief sanitair) een voorlopig gehechte in een meerpersoonscel heeft, terwijl uit de beschikbare informatie valt af te leiden dat voorlopig gehechten niet meer dan tussen de 3 en 4 m2 levensruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel zullen hebben. Dit is zorgelijk tegen de achtergrond van - hoofdzakelijk - het aantal uur per dag op cel (veelal 23 uur per dag), in voorkomend geval in combinatie met andere - de detentieomstandigheden verzwarende - aspecten, namelijk de beperking van het contact met de buitenwereld en de (duur van) de vereiste toestemmingsprocedure voor bezoek en telefonisch contact, zoals van toepassing in het gehele
remand regimein Polen. [6] De rechtbank heeft dan ook geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen.
De vaststelling van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten voor gedetineerden die terecht komen in het
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
Teneinde te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten gezien de detentieomstandigheden in het
remand regimein Polen.
In het kader van dat nadere onderzoek zal de rechtbank het onderzoek heropenen en de officier van justitie verzoeken om de uitvaardigende justitiële autoriteit de vraag te laten beantwoorden of, indachtig de omstandigheden op grond waarvan een algemeen gevaar voor het
remand regimeis aangenomen, dit gevaar - al dan niet met een individuele detentiegarantie - voor de opgeëiste persoon kan worden weggenomen. In dit stadium van het onderzoek kan de rechtbank de officier van justitie niet niet-ontvankelijk verklaren zonder aanvullende informatie te hebben opgevraagd ter vaststelling van een eventueel individueel reëel gevaar van een grondrechtenschending. Voor zover de uitvaardigende justitiële autoriteit meent dat het algemeen gevaar voor de opgeëiste persoon binnen het
remand regimekan worden weggenomen, dan wenst de rechtbank in het bijzonder het volgende over het Huis van Bewaring, waar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, te vernemen:
1) De rechtbank begrijpt uit het CPT-rapport dat voorlopig gehechten minimaal 3 vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel ter beschikking hebben. Kan, tegen de achtergrond van het arrest Dorobantu (ECLI:EU:C:2019:857, punten 75-76), voor de opgeëiste persoon worden gegarandeerd dat hij minimaal 4 vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel zal krijgen in het Huis van Bewaring waar hij terecht komt? Of zal hij slechts tussen de 3 en 4 vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel krijgen?
2) Kan de opgeëiste persoon deelnemen aan activiteiten in het betreffende Huis van Bewaring?
3) Indien hij ervoor kiest deel te nemen aan alle aangeboden activiteiten, hoeveel uur per dag zou hij dan minimaal buiten zijn cel mogen verblijven?
4) Geldt voor de opgeëiste persoon dat hij, indien hij contact met de buitenwereld wil hebben door gebruik van de telefoon en het ontvangen van bezoek, voorafgaand aan ieder bezoek of telefoongebruik altijd toestemming zal moeten vragen?
5) Zo ja, hoe lang duurt de procedure (inclusief het rechtsmiddel) om toestemming te krijgen voor het gebruik van de telefoon en het ontvangen van bezoek?
De rechtbank wijst erop dat de uitvaardigende justitiële autoriteit voor de beantwoording van boven gestelde vragen - zo nodig - bijstand kan verzoeken aan de centrale autoriteit of een van de centrale autoriteiten van Polen, in de zin van artikel 7 van het Kaderbesluit. [7]

6.Beslissing

HEROPENThet onderzoek ter zitting onder gelijktijdige schorsing voor onbepaalde tijd,
teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de hiervoor onder punt 5. opgenomen vragen te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit;
VERLENGTop grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen;
VERLENGTop grond van artikel 27, derde lid, OLW de gevangenhouding van de opgeëiste
persoon met 30 dagen;
BEPAALTdat de zaak uiterlijk 14 dagen voor 16 december 2024 (het einde van de verlengde beslistermijn) opnieuw op zitting moet worden gepland;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. A.J. Scheijde en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Bennett, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 31 oktober 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie onder andere: rechtbank Amsterdam, 5 april 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:1982.
5.Rechtbank Amsterdam, 5 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3257.
6.Rechtbank Amsterdam, 6 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3365.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 5 april 2016, C-404/15 en C-659/15 PPU, ECLI:EU:C:2016:198 (