Op 3 januari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door IMR Solutions B.V., vertegenwoordigd door mr. B.A. Mol. Het verzoek was gericht tegen mr. J.H.J. Evers, een kantonrechter te Amsterdam. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter niet in de wraking berustte en dat het verzoek was ingediend op basis van een beslissing van de rechter, wat volgens de geldende jurisprudentie geen grond voor wraking kan opleveren. De wrakingskamer heeft daarbij verwezen naar het arrest van de Hoge Raad van 25 september 2018, waarin werd benadrukt dat een rechterlijke beslissing op zichzelf geen basis kan zijn voor een wrakingsverzoek. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek kennelijk ongegrond was en dat een mondelinge behandeling niet nodig was. Bovendien werd vastgesteld dat verzoekster het wrakingsmiddel lichtvaardig had ingezet, wat werd gekwalificeerd als misbruik van recht. De wrakingskamer besloot dat verdere verzoeken tot wraking van de rechter(s) belast met de behandeling van deze zaak niet in behandeling zouden worden genomen. De beslissing werd uitgesproken ter openbare terechtzitting op 3 januari 2024, en tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.