ECLI:NL:RBAMS:2024:795

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
15 februari 2024
Zaaknummer
13/161679-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor witwassen met procesafspraken en gevangenisstraf

Op 14 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van witwassen van een bedrag van € 173.632,53 en betrokkenheid bij bedreiging en brandstichting. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting op 31 januari 2024 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. B.Y. de Boer, en de raadsman van de verdachte, mr. J. Zevenboom, aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geldbedrag van € 160.980,-, dat afkomstig was uit een misdrijf. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de andere tenlastegelegde feiten, namelijk medeplichtigheid aan bedreiging en voorbereiding van brandstichting, omdat deze niet bewezen konden worden.

De rechtbank heeft procesafspraken goedgekeurd die op 7 juli 2023 zijn gemaakt tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging. Deze afspraken hielden in dat de verdachte geen onderzoekswensen zou indienen en dat er overeenstemming was over de bewijspositie. De officier van justitie heeft een gevangenisstraf van 240 dagen geëist, waarvan 152 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft deze eis overgenomen en de verdachte veroordeeld tot de gevorderde straf, met als bijkomende straf de verbeurdverklaring van het geldbedrag van € 160.980,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat een deel van het in beslag genomen geld aan de verdachte moet worden teruggegeven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/161679-20
Datum uitspraak: 14 februari 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1977,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit (verkort) vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 januari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B.Y. de Boer, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. Zevenboom, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. medeplegen van witwassen van € 173.632,53 en een auto op 7 juli 2020 in Nijmegen ;
2. medeplichtigheid tot het medeplegen van bedreiging door [naam] door een handgranaat bij [restaurant] neer te leggen op 4 februari 2020 in Diemen ;
3. voorbereiding van het medeplegen van brandstichting door een handgranaat te verwerven en voorhanden te hebben op 4 februari 2020 in Diemen en/of Nijmegen .
De volledige tekst van de tenlastelegging staat in de bijlage bij dit vonnis.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Procesafspraken

4.1.
Totstandkoming procesafspraken
Op 7 juli 2023 heeft het Openbaar Ministerie contact opgenomen met de raadsman van verdachte om de mogelijkheid te bespreken om te komen tot procesafspraken. Zowel het Openbaar Ministerie en de verdediging menen dat er veel voordelen behaald kunnen worden door het maken van procesafspraken. Hierop hebben er meerdere gesprekken plaatsgevonden ter verdere uitwerking van de details. De raamovereenkomst met bijbehorend addendum is op 3 november 2023 door de verdachte, zijn raadsman en de officier van justitie ondertekend. De procesafspraken met bijbehorend addendum worden als bijlage II aan dit vonnis gehecht en gelden als hier ingevoegd.
4.2.
Overeengekomen procesafspraken
In de raamovereenkomst staat vermeld dat tussen het Openbaar Ministerie en de verdediging overeenstemming is bereikt over de te eisen straf, de behandeling van de onderzoekswensen en de afhandeling van inbeslaggenomen goederen. Het Openbaar Ministerie en de verdediging zijn overeengekomen dat:
  • van de zijde van de verdediging er geen onderzoekswensen worden ingediend;
  • er tussen partijen overeenstemming bestaat over de bewijspositie, inhoudende dat partijen zich op het standpunt stellen dat feit 1 (witwassen) wettig en overtuigend bewezen kan worden tot een bedrag van € 160.980,- en dat de verdediging afziet van het voeren van (bewijs)verweren, maar dat partiële vrijspraak moet volgen voor het witwassen van het geldbedrag van € 12.652,53, de auto en het medeplegen, alsmede voor feiten 2 en 3;
  • de verdachte op de inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak fysiek aanwezig zal zijn;
  • de officier van justitie de volgende straf zal vorderen: een gevangenisstraf voor de duur van 240 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 152 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, onder algemene voorwaarden en de bijkomende straf van verbeurdverklaring van € 160.980,-. Voorts zal de officier van justitie requireren tot teruggave aan verdachte van € 12.652,53 en de woning aan de [adres 1] ;
  • de verdediging afstand zal doen van het voeren van verweer tegen verbeurdverklaring van € 160.980,-;
  • beide partijen geen hoger beroep zullen indienen in het geval dat de rechtbank komt tot een bewezenverklaring en strafoplegging conform de tussen partijen gemaakte afspraken in deze overeenkomst.
4.3.
Beoordeling procesafspraken door de rechtbank
De rechtbank kan alleen acht slaan op een door het Openbaar Ministerie en de verdediging opgesteld afdoeningsvoorstel als gewaarborgd is dat wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) stelt. Deze waarborg is in het bijzonder van belang omdat in de regel mede van een afdoeningsvoorstel deel uitmaakt dat de verdachte afziet van de uitoefening van bepaalde aan hem toekomende verdedigingsrechten. [1]
De rechtbank heeft de procesafspraken op de zitting van 31 januari 2024 besproken met verdachte, terwijl hij werd bijgestaan door zijn raadsman. Hij heeft aangegeven dat hij gedurende het gehele proces en bij het maken van de procesafspraken is bijgestaan door zijn advocaat en dat hij de inhoud en consequenties daarvan begrijpt. Het belang van verdachte bij het maken van deze afspraken is dat hij zo snel mogelijk duidelijkheid wil over de uitkomst van de zaak.
De rechtbank stelt vast dat verdachte – die gedurende zijn proces steeds is bijgestaan door een advocaat – vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie, en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan de procesafspraken en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten. De rechtbank heeft zich er bij de inhoudelijke behandeling van vergewist dat de verdachte nog altijd achter de gemaakte afspraken en het afdoeningsvoorstel staat. Gelet op het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat zij acht kan slaan op de tussen de verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte procesafspraken.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1 ten laste gelegde bewezen, zoals hierna in rubriek 4 is weergegeven. De rechtbank grondt haar beslissing op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn opgenomen en op de hierna volgende overwegingen. Als tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt aan het verkorte vonnis gehecht.
5.2.
Vrijspraak medeplichtigheid bedreiging en voorbereiding brandstichting (feiten 2 en 3)
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten niet bewezen. De rechtbank zal verdachte daarvan vrijspreken.
5.3.
Veroordeling witwassen (feit 1)
Op 7 juli 2020 is in de toenmalige woning van verdachte aan de [adres 2] een contant geldbedrag aangetroffen van in totaal € 160.980,-. Dit geld is aangetroffen in twee plastic zakken in een rugtas, die in de trapkast lag.
Om tot een bewezenverklaring te komen van witwassen zoals hier ten laste gelegd moet vastgesteld worden dat:
  • verdachte het geld voorhanden heeft gehad,
  • het geld van misdrijf afkomstig is en
  • dat verdachte dat wist of redelijkerwijs moest vermoeden.
Voorhanden hebben
Verdachte heeft verklaard dat hij het geldbedrag heeft ontvangen van de [land] onderneming [naam bedrijf] . De rechtbank gaat op grond van deze verklaring ervan uit dat verdachte van de aanwezigheid van het geld in zijn trapkast op de hoogte is geweest en dat hij dit geld voorhanden heeft gehad.
Van misdrijf afkomstig en wetenschap
Het dossier biedt onvoldoende aanknopingspunten voor een specifiek misdrijf waaruit het geld afkomstig zou kunnen zijn. Ook als niet meteen duidelijk is uit welk specifiek misdrijf het geld afkomstig is, kan witwassen bewezen worden. Het gaat dan om gevallen waarbij het op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat de voorwerpen van misdrijf afkomstig zijn. Als de feiten en omstandigheden in het dossier zodanig zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de legale herkomst van het geld. Zo’n verklaring moet concreet en verifieerbaar zijn, en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk. Vervolgens ligt het op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar die verklaring. Als uit dit onderzoek blijkt dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het geld een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst de enige aanvaardbare verklaring is, kan het witwassen van het geld worden bewezen.
Uit het dossier volgt een ernstig en gerechtvaardigd vermoeden dat het geldbedrag van misdrijf afkomstig is. Het geldbedrag is contant aangetroffen. De biljetten werden bewaard in een plastic tas, in een rugtas, in de trapkast. Dat is een ongebruikelijke manier van bewaren. Dat betekent dat van verdachte een verklaring over de legale herkomst mag worden verwacht.
Verdachte heeft verklaard dat hij het geld heeft ontvangen van de [land] onderneming [naam bedrijf] . Dit geld zou worden gebruikt om de Nederlandse onderneming [naam onderneming] te betalen. Uit het onderzoek is niet gebleken dat verdachte € 160.980,- op een legale wijze contant heeft ontvangen. Daarnaast heeft de directeur van [naam onderneming] verklaard dat zij geen contante betalingen accepteren en dat er van een afspraak met verdachte om een contante (aan)betaling te komen doen geen sprake is geweest.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van verdachte niet aannemelijk is, waardoor er geen andere conclusie mogelijk is dan dat het geld middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig is. Op basis van de hiervoor geschetste omstandigheden waaronder het geld is aangetroffen stelt de rechtbank vast dat verdachte ook wist dat het om van misdrijf afkomstig geld ging. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde medeplegen.
5.4.
Partiële vrijspraak medeplegen witwassen € 12.652,53 en de auto (merk Mercedes)
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank deze onderdelen niet bewezen. De rechtbank zal verdachte daarvan eveneens partieel vrijspreken.

6.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van feit 1:
op 7 juli 2020, te Nijmegen , een geldbedrag van 160.980,- euro, voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – overeenkomstig de procesafspraken – gevorderd dat verdachte voor het door hem onder 1 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 152 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op de gemaakte procesafspraken en heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen van een groot contant geldbedrag. Witwassen draagt in niet te onderschatten mate bij aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarna het geld vrijelijk in de legale economie kan worden uitgegeven. Zo kan er ook daadwerkelijk genoten worden van de uit misdrijf verkregen ‘buit’. Door witwassen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast en verdachte heeft daaraan een bijdrage geleverd.
Andere relevante omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 3 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte ten tijde van het plegen van het onderhavige feit nog niet eerder onherroepelijk voor soortgelijke strafbare feiten was veroordeeld. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Verder is gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) die de rechtbanken hebben vastgesteld. Bij fraudedelicten met een benadelingsbedrag tussen € 125.000,- en € 250.000,- geldt als uitgangspunt een gevangenisstraf tussen 9 en 12 maanden.
Procesafspraken
Gelet op het voorgaande zou in beginsel een gevangenisstraf van meer dan 9 maanden het uitgangspunt zijn, maar de rechtbank houdt ook rekening met de gemaakte procesafspraken. De rechtbank vindt dat het voorstel voor de strafafdoening in redelijke verhouding staat tot de ernst van de zaak. Het voorstel dient niet alleen een efficiënte en voortvarende behandeling, maar ook een effectieve afdoening van de zaak, omdat de zaak sneller onherroepelijk wordt en de straffen sneller worden geëxecuteerd. Voorts weegt mee dat aan verdachte als bijkomende straf een verbeurdverklaring wordt opgelegd van € 160.980,-. Het voorstel doet met dit alles ook recht aan de belangen van de maatschappij.
De straf
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 240 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan 152 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, in de gegeven omstandigheden passend is. Deze straf zal dan ook worden opgelegd.

10.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
1. STK Ampul (Omschrijving: 5941367);
2 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 5941368);
3 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 5941990);
4 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 5941994);
5 128300 EUR; (Omschrijving: AD2R020027-610026);
6 32680 EUR; (Omschrijving: AD2R020027-610027);
7 6623,38 EUR; (Omschrijving: AD2R020027-610043);
8 2670 EUR; (Omschrijving: AD2R020027-610042);
9 2090,25 EUR; (Omschrijving: AD2R020027-610049);
10 875,80 EUR; (Omschrijving: AD2R020027-610058);
11 210 EUR; (Omschrijving: AD2R020027-610041);
12 183,10 EUR; (Omschrijving: AD2R020027-610031);
13 1 STK Onroerende registergoederen 450000 (Omschrijving: [adres 1] Kadastrale aanduiding [aanduiding] [explootnr.] );
14 1 DV Patroon (Omschrijving: g5952673).
Onttrekking aan het verkeer
Het ongecontroleerde bezit van de goederen zoals vermeld op de beslaglijst 1 tot en met 4 en 14 is in strijd met de wet en dienen te worden onttrokken aan het verkeer.
Verbeurdverklaring
Nu met behulp van de goederen, zijnde het inbeslaggenomen geld zoals vermeld op de beslaglijst onder 5 en 6, het bewezen geachte is begaan, dient dit geld verbeurd te worden verklaard.
Retour verdachte
Het overige geld, vermeld op de beslaglijst onder 6 tot en met 12 en de woning, vermeld op de beslaglijst onder 13 moeten worden teruggegeven aan verdachte.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 63, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

12.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Witwassen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
240 (tweehonderd veertig) dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan
152 (honderd tweeënvijftig) dagenvoorwaardelijk met een proeftijd van
2 (twee) jaren.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering (en in voorlopige hechtenis) is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
1. STK Ampul (Omschrijving: 5941367);
2 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 5941368);
3 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 5941990);
4 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: 5941994);
14 1 DV Patroon (Omschrijving: g5952673).
Verklaart verbeurd:
5 128300 EUR; (Omschrijving: AD2R020027-610026);
6 32680 EUR; (Omschrijving: AD2R020027-610027).
Gelast de teruggave aan verdachte:
7 6623,38 EUR; (Omschrijving: AD2R020027-610043);
8 2670 EUR; (Omschrijving: AD2R020027-610042);
9 2090,25 EUR; (Omschrijving: AD2R020027-610049);
10 875,80 EUR; (Omschrijving: AD2R020027-610058);
11 210 EUR; (Omschrijving: AD2R020027-610041);
12 183,10 EUR; (Omschrijving: AD2R020027-610031);
13 1 STK Onroerende registergoederen 450000 (Omschrijving: [adres 1] Kadastrale aanduiding [aanduiding] [explootnr.] ).
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Akkermans, voorzitter,
mrs. G.M. Beunk en R.A. Overbosch rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. Buiskool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 februari 2024.
[...]

Voetnoten

1.Hoge Raad 27 september 2022, ECLI:NL:HR:2022:1252, NJ 2023/31.