3.3Oordeel van de rechtbank
3.3.1De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 4 is een op zichzelf staande bewijsconstructie mogelijk. Voor de overige feiten komt de rechtbank tot een bewezenverklaring aan de hand van schakelbewijs.
Bewezenverklaring t.a.v. feit 4
3.3.2De rechtbank komt voor wat betreft de onder 4 ten laste gelegde aanranding van aangeefster [aangeefster] tot een bewezenverklaring. De verklaringen van aangeefster zijn betrouwbaar en consistent en komen daarnaast overeen met de verklaringen die haar ouders afgelegd hebben. De rechtbank ziet steunbewijs voor de verklaring van aangeefster in allereerst de emotie die vlak na het incident door de politie bij haar is waargenomen: de tranen rolden over haar wangen en ze zag er geschrokken uit. Ook de hiervoor onder 3.1.9 vermelde DNA-match levert steunbewijs op. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte donor is van een deel van het celmateriaal (epitheel) op de broek van [aangeefster] ter hoogte van haar linkerbil. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn verweer dat de DNA-match onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Er is door de raadsman of de verdachte geen enkele concrete verklaring gegeven die maakt dat aannemelijk is dat het DNA van verdachte op een andere wijze dan zoals door aangeefster is verklaard op haar broek terecht is gekomen. Tot slot stelt de rechtbank vast dat verdachte past in het signalement dat aangeefster heeft gegeven van de man die haar heeft betast. De rechtbank acht bewezen dat het verdachte is geweest die op 16 december 2023 onverhoeds de billen van aangeefster heeft betast.
Bewezenverklaring t.a.v. feit 1, 2, 3, 5, 6 en 7
3.3.3De rechtbank acht bewezen dat verdachte niet alleen het onder 4 ten laste gelegde heeft gepleegd, maar ook het onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde.
3.3.4De rechtbank is allereerst van oordeel dat de verklaringen van alle aangeefsters van de hiervoor genoemde feiten steeds betrouwbaar en consistent zijn. De verklaring van aangeefster [aangeefster] (feit 5) wordt bovendien ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] , die heeft gezien dat de man zijn hand op de bil van aangeefster legde en erin kneep, en dat aangeefster vervolgens aan het trillen en huilen was.
3.3.5Voor de feiten 1, 2, 3, 5, 6 en 7 geldt dat de rechtbank niet kan komen tot een op zichzelf staande bewijsconstructie. Als er onvoldoende steunbewijs is dat een verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd, dan kunnen de feiten in voorkomende gevallen echter met zogenoemd schakelbewijs toch bewezen worden.Bij schakelbewijs wordt voor de bewezenverklaring gebruik gemaakt van aan andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs. De manier waarop de feiten zijn gepleegd moet zodanig overeenkomen dat (bijvoorbeeld) de verklaring van het ene veronderstelde slachtoffer als steunbewijs voor het andere feit kan dienen. Het moet daarbij gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van verdachte. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een overeenkomende modus operandi kunnen betrokken worden de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de betreffende feiten, waaronder begrepen de context waarbinnen zij zich hebben afgespeeld, de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven en het desbetreffende handelen van de verdachte alsmede de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd. Daarbij kan het bewijs in verschillende zaken over en weer redengevend worden geacht, zelfs als geen enkel feit afzonderlijk – dus los van de schakelbewijsconstructie – wettig en overtuigend bewezen kan worden. In het onderhavige geval is van dit laatste geen sprake, nu het onder 4 ten laste gelegde op zichzelf wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3.6De rechtbank stelt vast dat het handelen van verdachte bij feit 4 en het handelen van de dader bij de feiten 1, 2, 3, 5, 6 en 7 op essentiële punten overeenkomt en kenmerkende gelijkenissen vertoont:
- de zeven aanrandingen hebben plaatsgevonden op een drietal dagen binnen een periode van nog geen twee weken;
- de aanrandingen hebben steeds in de avonduren en steeds kort na elkaar plaatsgevonden;
- de aanrandingen hebben steeds op zeer korte afstand van elkaar plaatsgevonden rondom Park Frankendael (op [adres] of [adres] ) – locaties die op zéér korte afstand liggen van de woning van verdachte;
- de dader heeft zijn slachtoffers steeds van achteren benaderd en was op de fiets;
- blijkens meerdere verklaringen was de dader van beperkte lengte en reed hij op een fiets die te groot voor hem leek;
- de dader heeft zijn slachtoffers (op één na) steeds bij hun billen aangeraakt op een soortgelijke wijze;
- géén van de aangeefsters heeft verklaard over enige woordelijke interactie met de dader – zelfs als er naar de dader geschreeuwd werd/als hij bijna van zijn fiets geduwd werd reageerde hij daar niet verbaal op;
- twee aangeefsters hebben verklaard dat de dader op 8 december 2023 een fles in zijn handen had.
3.3.7Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verklaringen van alle zeven aangeefsters elkaar over en weer ondersteunen, omdat uit die verklaringen blijkt dat de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de ontuchtige handelingen zijn begaan op essentiële punten met elkaar overeenkomen. De rechtbank zal de verklaringen van aangeefsters dan ook over en weer gebruiken als steunbewijs voor de ten laste gelegde feiten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in de zaak van aangeefster [aangeefster] bewezen is dat verdachte de aanranding heeft gepleegd.
Overkoepelend steunbewijs
3.3.8Voor de bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten tezamen acht de rechtbank het volgende eveneens relevant. Allereerst geldt dat verdachte steeds binnen de door de verschillende aangeefsters gegeven signalementen past. Dat deze signalementen steeds algemeen en niet heel specifiek zijn is niet verwonderlijk, gelet op het feit dat de aangeefsters van achteren benaderd zijn en dat de incidenten steeds laat in de avond in een vrij donkere straat hebben plaatsgevonden.
3.3.9Ook zijn de op de telefoon van verdachte aangetroffen zoektermen zoals ‘wetboek aanranding’, ‘celstraf aanranding’, ‘billen’, ‘handhaver billen’, ‘handhaver billen vrouw’ en zijn bezoek aan de website ‘problemenmetjustitie.nl/onderwerpen
/aanranding’ relevant. De rechtbank acht de verklaring van verdachte op dit punt, inhoudende dat hij zijn telefoon soms uitleende aan vrienden (implicerend dat zij naar de betreffende termen moeten hebben gezocht), ongeloofwaardig.
3.3.10Verder is ook relevant dat er na de aanhouding van verdachte op
29 december 2023 geen nieuwe meldingen meer zijn gedaan van aanranding in de omgeving van Park Frankendael.
3.3.11Tot slot acht de rechtbank van belang dat de aanrandingen hebben plaatsgevonden in een periode waarin het met verdachte niet goed ging.Verdachte had zijn medicatie ten tijde van het ten laste gelegde in een lagere dosering ingenomen, tegen het advies van zijn behandelaren in. Door zowel het FACT-team als door de broer en zus van verdachte worden een aantal zaken beschreven die erop duiden dat er bij verdachte een toename was in psychotische symptomen bestaande uit toegenomen paranoïde belevingen, betrekkingswanen, desorganisatie en verlaagde impulscontrole. Verdachte heeft aangegeven dit deels te herkennen. In de periode rondom het ten laste gelegde is verdachte ook meer alcohol gaan drinken en meer cannabis gaan gebruiken. Het verleden heeft uitgewezen dat verdachte onder invloed van alcohol en cannabis meer grenzeloos, onnadenkend en impulsief kan handelen. Dit beeld van verdachte past naar het oordeel van de rechtbank bij het feit dat géén van de aangeefsters enige verbale communicatie met verdachte heeft gehad en dat hij niet reageerde op schreeuwen en zelfs niet op het duwen door één van de aangeefsters. Ook past de toegenomen alcoholconsumptie van verdachte bij de verklaringen van meerdere aangeefsters dat verdachte een drankfles in zijn hand had, dat hij dronken leek en dat hij onstabiel en/of zigzaggend fietste.
3.3.12Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de
rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring
opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.