ECLI:NL:RBAMS:2024:7929

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 december 2024
Publicatiedatum
18 december 2024
Zaaknummer
13/336513-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van meerdere aanrandingen in Amsterdam met DNA-bewijs

Op 17 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het aanrandingen van zeven vrouwen in de omgeving van Park Frankendael in Amsterdam. De rechtbank achtte op basis van schakelbewijs en DNA-analyse de verdachte schuldig aan de aanrandingen die plaatsvonden op 8, 16 en 21 december 2023. De verklaringen van de aangeefsters waren consistent en betrouwbaar, en de rechtbank concludeerde dat de verdachte, die op het moment van de feiten onder invloed van alcohol en drugs verkeerde, de dader was. De rechtbank legde een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op van 180 dagen, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, maar ook de psychische problemen van de verdachte, die in behandeling is bij Mentrum. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 246 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/336513-23
Datum uitspraak: 17 december 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1993,
wonende op het [BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 december 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. N.S. Levinsohn, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. O.F. Qane, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 8, 16 en 21 december 2023, steeds in Amsterdam, schuldig heeft gemaakt aan de aanranding van in totaal zeven verschillende vrouwen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage I. Deze bijlage is aan dit vonnis gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Verbetering kennelijke misslag
De rechtbank leest het in de vijfde regel van het onder 2 ten laste gelegde vermelde “van voornoemde [aangeefster] ” als “van voornoemde [aangeefster] ”, omdat van een kennelijke misslag sprake is. De verbetering van deze misslag schaadt verdachte niet in zijn verdediging.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
3.1.1
Het dossier bevat in totaal zeven aangiftes van vrouwen die verklaren dat zij in de directe omgeving van Park Frankendael in Amsterdam (meer specifiek: op [adres] of [adres] ) zijn betast aan hun bil(len) of kruis door een voor hen onbekende man op een fiets. Deze verklaringen houden samengevat het volgende in.
8 december 2023
Verklaring [aangeefster] (feit 1)
3.1.2
Aangeefster [aangeefster] heeft verklaard dat zij op 8 december 2023 omstreeks 23:20 uur over [adres] fietste. Ter hoogte van een viaduct zag aangeefster een man langs het fietspad staan die, op het moment dat ze voorbijfietste, bezig was op zijn fiets te stappen en in beweging kwam. Aangeefster zag dat de man haar in haar ogen aankeek en vertrouwde de situatie al niet helemaal. Niet veel later hoorde aangeefster geluid achter zich en voelde ze een harde knijp in haar linkerbil. Aangeefster is op dat moment heel hard gaan schreeuwen. Ze omschrijft de man als tussen de 30 en 40 jaar oud, ongeveer 170 centimeter lang, met een blanke of licht getinte huidskleur, in het donker gekleed met een zwarte muts en op een donkere fiets. Aangeefster heeft op een later moment aanvullend verklaard dat de man die haar bij haar bil had gegrepen onstabiel fietste.
Verklaring [aangeefster] (feit 2)
3.1.3
Aangeefster [aangeefster] heeft verklaard dat zij op 8 december 2023 omstreeks 20:53 uur over [adres] fietste. Uit de bosjes van Park Frankendael zag aangeefster een jongen met een fiets komen met een fles Smirnoff Ice in zijn linkerhand, die vervolgens achter haar aan fietste. Toen aangeefster haar snelheid verhoogde om bij de jongen weg te fietsen hoorde ze dat hij ook sneller begon te fietsen. De jongen kwam links naast aangeefster fietsen en kneep vervolgens met zijn rechterhand in haar linker bil. Hij zat met zijn hand tussen haar zadel en haar bil. Tijdens deze handeling bleef de jongen de gehele tijd strak voor zich uitkijken. Aangeefster schreeuwde naar de jongen dat hij van haar af moest blijven. Ze omschrijft de jongen als geheel in het zwart gekleed, ongeveer 30 jaar oud en met een blanke huiskleur. De zwarte fiets waarop hij reed leek iets te groot voor hem.
Verklaring [aangeefster] (feit 3)
3.1.4
Aangeefster [aangeefster] heeft verklaard dat zij op 8 december 2023 tussen 20:50 en 21:00 uur over [adres] fietste. Aangeefster haalde een man in die voor haar fietste. Hij had een doorzichtige, witte (wijn)fles in zijn linkerhand en was erg aan het slingeren. Toen aangeefster de man inhaalde keken ze elkaar kort in de ogen. Aangeefster kreeg op dat moment het gevoel dat het niet goed zat. Zij fietste steady door maar de man kwam steeds dichterbij fietsen. Ze was verbaasd dat hij zo snel kon fietsen want hij leek dronken. De man is vervolgens schuin links achter aangeefster gaan fietsen en heeft met de binnenkant van zijn rechterhand aan haar bil gezeten. Toen de man vervolgens doorfietste keek en lachte hij naar aangeefster. Aangeefster heeft nog iets naar de man geroepen, maar daar reageerde hij niet op. Ze omschrijft de man als tussen de 20 en 30 jaar oud met een blanke huidskleur. Hij droeg donkere kleding en reed op een fiets met een laag frame.
16 december 2023
Verklaring [aangeefster] (feit 4)
3.1.5
Aangeefster [aangeefster] heeft verklaard dat zij op 16 december 2023 rond
21:30 uur over [adres] fietste met haar ouders. Op een gegeven moment heeft aangeefster ruimte gemaakt voor een man die achter hen fietste en in leek te willen halen. Op het moment dat de man uiteindelijk naast haar fietste raakte hij met zijn hand de billen van aangeefster aan. Zij voelde zijn hand over het midden van haar billen iets naar links, waarna zijn hand zakte over haar billen. Aangeefster sloeg zijn arm weg en zag dat hij zijn hand met de palm naar boven in een soort greep hield. De man raakte uit balans en viel bijna van zijn fiets. De man heeft niets tegen aangeefster gezegd. Ze omschrijft de man als ongeveer 40 jaar, met kort zwart of bruin haar, een licht getint uiterlijk, in het zwart gekleed, met een bollig gezicht en een mollig postuur. Hij leek niet zo lang en reed op een zwarte fiets die te groot voor hem leek.
Verklaring [aangeefster] (feit 5)
3.1.6
Aangeefster [aangeefster] heeft verklaard dat zij op 16 december 2023 rond 21:30 uur met haar vriendin [getuige] over [adres] liep. Er fietste al een tijdje een man langzaam achter hen aan. Zij hadden het idee dat de man hen wilde inhalen, maar dat deed hij niet. Op [adres] kwam hij weer achter hen aan. Op een gegeven moment voelde aangeefster dat de man met zijn hand haar billen aanraakte en daar vervolgens ook in kneep. De man zei daarbij niets en fietste vervolgens weer weg. Aangeefster omschrijft de man als eind 30 jaar oud, ongeveer 175 centimeter lang, met kort zwart/donker haar, in het zwart gekleed met een iets gezet postuur en gezien zijn huidskleur vermoedelijk van Turks/Marokkaanse afkomst.
21 december 2023
Verklaring [aangeefster] (feit 6)
3.1.7
Aangeefster [aangeefster] heeft verklaard dat zij op 21 december 2023 tussen 22:50 en 22:55 uur naar haar auto liep op [adres] . Toen ze het slot van haar auto ontgrendelde voelde ze dat er iemand twee keer in haar billen kneep. De hand van de man zat op de onderkant van haar rechterbil, richting haar kruis. Aangeefster sloeg de hand van de man meteen weg en schold hem uit. De man fietste op zijn gemak zigzaggend weg, het leek hem niets te doen dat aangeefster naar hem schreeuwde. Ze omschrijft de man als volgt: hij was blank, had donker haar, droeg donkere kleding en reed op een fiets. Hij was haar lengte (170 centimeter) of iets langer.
Verklaring [aangeefster] (feit 7)
3.1.8
Aangeefster [aangeefster] heeft verklaard dat zij op 21 december 2023 omstreeks 22:50 over [adres] fietste. Opeens voelde ze dat een man op een fiets van achteren met zijn hand tussen haar zadel en haar kruis zat. Aangeefster heeft nog naar de man geschreeuwd, maar daar reageerde hij niet op. Aangeefster omschrijft de man als ongeveer 170 centimeter lang, met een blanke huidskleur, een vierkantachtig hoofd, dik kort zwart haar, ongeveer 20 jaar oud en met donkere kleding.
De link met verdachte
3.1.9
Bij twee aangeefsters is forensisch onderzoek gedaan naar de plek op de kleding waar de vrouwen verklaren aangeraakt te zijn. De bemonstering van de broek van [aangeefster] heeft geen sporen opgeleverd die geschikt zijn voor vergelijkend DNA-onderzoek. Uit de bemonstering (epitheel) van de buitenzijde van de broek van aangeefster [aangeefster] , ter hoogte van haar linker bil, is een DNA-mengprofiel van minimaal drie donoren verkregen, van wie zeker één man. Het DNA-profiel van verdachte komt overeen met één van de donoren van dit DNA-mengprofiel. Het DNA-profiel is meer dan één miljoen keer waarschijnlijker wanneer – kort gezegd – verdachte één van de donoren is dan wanneer dit niet zo is. Op basis van deze DNA-match is verdachte aangehouden. Verdachte heeft meermalen aangegeven dat de verklaringen van de aangeefsters geen enkele herinnering bij hem oproepen.
3.2
Ingenomen standpunten
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle zeven
aan verdachte ten laste gelegde feiten overeenkomstig haar op schrift gestelde requisitoir en enkele mondelinge wijzigingen daarin. De raadsman heeft vrijspraak bepleit overeenkomstig zijn op schrift gestelde pleitnota.
3.3
Oordeel van de rechtbank
Inleiding
3.3.1
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van feit 4 is een op zichzelf staande bewijsconstructie mogelijk. Voor de overige feiten komt de rechtbank tot een bewezenverklaring aan de hand van schakelbewijs.
Bewezenverklaring t.a.v. feit 4
3.3.2
De rechtbank komt voor wat betreft de onder 4 ten laste gelegde aanranding van aangeefster [aangeefster] tot een bewezenverklaring. De verklaringen van aangeefster zijn betrouwbaar en consistent en komen daarnaast overeen met de verklaringen die haar ouders afgelegd hebben. De rechtbank ziet steunbewijs voor de verklaring van aangeefster in allereerst de emotie die vlak na het incident door de politie bij haar is waargenomen: de tranen rolden over haar wangen en ze zag er geschrokken uit. Ook de hiervoor onder 3.1.9 vermelde DNA-match levert steunbewijs op. De rechtbank concludeert hieruit, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte donor is van een deel van het celmateriaal (epitheel) op de broek van [aangeefster] ter hoogte van haar linkerbil. De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn verweer dat de DNA-match onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. Er is door de raadsman of de verdachte geen enkele concrete verklaring gegeven die maakt dat aannemelijk is dat het DNA van verdachte op een andere wijze dan zoals door aangeefster is verklaard op haar broek terecht is gekomen. Tot slot stelt de rechtbank vast dat verdachte past in het signalement dat aangeefster heeft gegeven van de man die haar heeft betast. De rechtbank acht bewezen dat het verdachte is geweest die op 16 december 2023 onverhoeds de billen van aangeefster heeft betast.
Bewezenverklaring t.a.v. feit 1, 2, 3, 5, 6 en 7
3.3.3
De rechtbank acht bewezen dat verdachte niet alleen het onder 4 ten laste gelegde heeft gepleegd, maar ook het onder 1, 2, 3, 5, 6 en 7 ten laste gelegde.
3.3.4
De rechtbank is allereerst van oordeel dat de verklaringen van alle aangeefsters van de hiervoor genoemde feiten steeds betrouwbaar en consistent zijn. De verklaring van aangeefster [aangeefster] (feit 5) wordt bovendien ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] , die heeft gezien dat de man zijn hand op de bil van aangeefster legde en erin kneep, en dat aangeefster vervolgens aan het trillen en huilen was.
3.3.5
Voor de feiten 1, 2, 3, 5, 6 en 7 geldt dat de rechtbank niet kan komen tot een op zichzelf staande bewijsconstructie. Als er onvoldoende steunbewijs is dat een verdachte het tenlastegelegde heeft gepleegd, dan kunnen de feiten in voorkomende gevallen echter met zogenoemd schakelbewijs toch bewezen worden. [1] Bij schakelbewijs wordt voor de bewezenverklaring gebruik gemaakt van aan andere, soortgelijke feiten ten grondslag liggende bewijsmiddelen als steunbewijs. De manier waarop de feiten zijn gepleegd moet zodanig overeenkomen dat (bijvoorbeeld) de verklaring van het ene veronderstelde slachtoffer als steunbewijs voor het andere feit kan dienen. Het moet daarbij gaan om bewijsmateriaal ten aanzien van die andere feiten dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit en dat duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van verdachte. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van een overeenkomende modus operandi kunnen betrokken worden de feitelijke gang van zaken ten aanzien van de betreffende feiten, waaronder begrepen de context waarbinnen zij zich hebben afgespeeld, de omstandigheden waarmee zij zijn omgeven en het desbetreffende handelen van de verdachte alsmede de verklaringen die de verdachte daarover heeft afgelegd. Daarbij kan het bewijs in verschillende zaken over en weer redengevend worden geacht, zelfs als geen enkel feit afzonderlijk – dus los van de schakelbewijsconstructie – wettig en overtuigend bewezen kan worden. In het onderhavige geval is van dit laatste geen sprake, nu het onder 4 ten laste gelegde op zichzelf wettig en overtuigend bewezen kan worden.
3.3.6
De rechtbank stelt vast dat het handelen van verdachte bij feit 4 en het handelen van de dader bij de feiten 1, 2, 3, 5, 6 en 7 op essentiële punten overeenkomt en kenmerkende gelijkenissen vertoont:
  • de zeven aanrandingen hebben plaatsgevonden op een drietal dagen binnen een periode van nog geen twee weken;
  • de aanrandingen hebben steeds in de avonduren en steeds kort na elkaar plaatsgevonden;
  • de aanrandingen hebben steeds op zeer korte afstand van elkaar plaatsgevonden rondom Park Frankendael (op [adres] of [adres] ) – locaties die op zéér korte afstand liggen van de woning van verdachte;
  • de dader heeft zijn slachtoffers steeds van achteren benaderd en was op de fiets;
  • blijkens meerdere verklaringen was de dader van beperkte lengte en reed hij op een fiets die te groot voor hem leek;
  • de dader heeft zijn slachtoffers (op één na) steeds bij hun billen aangeraakt op een soortgelijke wijze;
  • géén van de aangeefsters heeft verklaard over enige woordelijke interactie met de dader – zelfs als er naar de dader geschreeuwd werd/als hij bijna van zijn fiets geduwd werd reageerde hij daar niet verbaal op;
  • twee aangeefsters hebben verklaard dat de dader op 8 december 2023 een fles in zijn handen had.
3.3.7
Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de verklaringen van alle zeven aangeefsters elkaar over en weer ondersteunen, omdat uit die verklaringen blijkt dat de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de ontuchtige handelingen zijn begaan op essentiële punten met elkaar overeenkomen. De rechtbank zal de verklaringen van aangeefsters dan ook over en weer gebruiken als steunbewijs voor de ten laste gelegde feiten. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in de zaak van aangeefster [aangeefster] bewezen is dat verdachte de aanranding heeft gepleegd.
Overkoepelend steunbewijs
3.3.8
Voor de bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten tezamen acht de rechtbank het volgende eveneens relevant. Allereerst geldt dat verdachte steeds binnen de door de verschillende aangeefsters gegeven signalementen past. Dat deze signalementen steeds algemeen en niet heel specifiek zijn is niet verwonderlijk, gelet op het feit dat de aangeefsters van achteren benaderd zijn en dat de incidenten steeds laat in de avond in een vrij donkere straat hebben plaatsgevonden.
3.3.9
Ook zijn de op de telefoon van verdachte aangetroffen zoektermen zoals ‘wetboek aanranding’, ‘celstraf aanranding’, ‘billen’, ‘handhaver billen’, ‘handhaver billen vrouw’ en zijn bezoek aan de website ‘problemenmetjustitie.nl/onderwerpen
/aanranding’ relevant. De rechtbank acht de verklaring van verdachte op dit punt, inhoudende dat hij zijn telefoon soms uitleende aan vrienden (implicerend dat zij naar de betreffende termen moeten hebben gezocht), ongeloofwaardig.
3.3.10
Verder is ook relevant dat er na de aanhouding van verdachte op
29 december 2023 geen nieuwe meldingen meer zijn gedaan van aanranding in de omgeving van Park Frankendael.
3.3.11
Tot slot acht de rechtbank van belang dat de aanrandingen hebben plaatsgevonden in een periode waarin het met verdachte niet goed ging. [2] Verdachte had zijn medicatie ten tijde van het ten laste gelegde in een lagere dosering ingenomen, tegen het advies van zijn behandelaren in. Door zowel het FACT-team als door de broer en zus van verdachte worden een aantal zaken beschreven die erop duiden dat er bij verdachte een toename was in psychotische symptomen bestaande uit toegenomen paranoïde belevingen, betrekkingswanen, desorganisatie en verlaagde impulscontrole. Verdachte heeft aangegeven dit deels te herkennen. In de periode rondom het ten laste gelegde is verdachte ook meer alcohol gaan drinken en meer cannabis gaan gebruiken. Het verleden heeft uitgewezen dat verdachte onder invloed van alcohol en cannabis meer grenzeloos, onnadenkend en impulsief kan handelen. Dit beeld van verdachte past naar het oordeel van de rechtbank bij het feit dat géén van de aangeefsters enige verbale communicatie met verdachte heeft gehad en dat hij niet reageerde op schreeuwen en zelfs niet op het duwen door één van de aangeefsters. Ook past de toegenomen alcoholconsumptie van verdachte bij de verklaringen van meerdere aangeefsters dat verdachte een drankfles in zijn hand had, dat hij dronken leek en dat hij onstabiel en/of zigzaggend fietste.
3.3.12
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de
rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring
opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 1:
op 8 december 2023 te Amsterdam, door een feitelijkheid [aangeefster] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het onverhoeds betasten van en knijpen in de bil van voornoemde [aangeefster] ;
ten aanzien van feit 2:
op 8 december 2023 te Amsterdam, door een feitelijkheid [aangeefster] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het onverhoeds betasten van en knijpen in de bil van voornoemde [aangeefster] ;
ten aanzien van feit 3:
op 8 december 2023 te Amsterdam, door een feitelijkheid [aangeefster] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het onverhoeds betasten van de bil van voornoemde [aangeefster] ;
ten aanzien van feit 4:
op 16 december 2023 te Amsterdam, door een feitelijkheid [aangeefster] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling, bestaande uit het onverhoeds betasten van de billen van voornoemde [aangeefster] ;
ten aanzien van feit 5:
op 16 december 2023 te Amsterdam, door een feitelijkheid [aangeefster] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het onverhoeds betasten van en knijpen in de billen van voornoemde [aangeefster] ;
ten aanzien van feit 6:
op 21 december 2023 te Amsterdam, door een feitelijkheid [aangeefster] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het meermalen onverhoeds betasten en knijpen in de bil van voornoemde [aangeefster] ;
ten aanzien van feit 7:
op 21 december 2023 te Amsterdam, door een feitelijkheid [aangeefster] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handelingen, bestaande uit het onverhoeds betasten van het kruis van voornoemde [aangeefster] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 83 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 15 november 2024.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om in het geval van een bewezenverklaring te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, zonder voorwaardelijk deel en dus zonder bijzondere voorwaarden. Verdachte is al geruime tijd onder behandeling en begeleiding van Mentrum. De door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden hebben geen toegevoegde waarde.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
7.3.1
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
7.3.2
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder de ernst van de feiten laten meewegen. Verdachte heeft zich in korte tijd zeven keer schuldig gemaakt aan aanranding van zeven willekeurige vrouwen. Hij heeft daarmee een grove inbreuk gemaakt op hun lichamelijke en seksuele integriteit en heeft bij hen gevoelens van angst en onveiligheid teweeggebracht.
7.3.3
Uit het Pro Justitia-onderzoek van 22 februari 2024 volgt dat verdachte al geruime tijd te lijden heeft aan schizofrenie en dat er sprake is van een lichte stoornis in cannabis- en alcoholgebruik. Zoals reeds onder 3.3.11 overwogen was er ten tijde van het ten laste gelegde sprake van de in die overweging genoemde psychotische symptomen. Omdat verdachte zich op zijn zwijgrecht heeft beroepen kan de psycholoog niets zeggen over de mate van toerekenbaarheid. Om dezelfde reden kan de psycholoog niets concreets zeggen over het herhalingsgevaar. Zij benoemt wel dat meer in het algemeen gesteld kan worden dat medicatieontrouw en het gebruik van cannabis en alcohol een psychose tot gevolg kunnen hebben. Tijdens zo’n psychotische episode raakt de realiteitstoetsing (deels) verstoord, kunnen er betrekkingswanen en paranoïde belevingen ontstaan, kan er desorganisatie optreden en kan de impulscontrole verlagen. Het verleden heeft laten zien dat verdachte onder invloed van cannabis en alcohol meer grenzeloos, onnadenkend en impulsief kan handelen.
7.3.4
In het reclasseringsrapport van 15 november 2024 wordt het herhalingsgevaar - bij abstinentie van verdovende middelen - ingeschat als laag.
7.3.5
Verdachte is momenteel onder behandeling en begeleiding van FACT Mentrum. De behandeling richt zich op zijn psychische stoornis. Deels in overleg met de huidige behandelaar van verdachte is de reclassering in haar rapport van 15 november 2024 gekomen tot het advies om aan verdachte een aantal bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandeling, een dagbesteding en het meewerken aan middelencontrole. Verdachte heeft desgevraagd aangegeven dat hij baat heeft bij de hulp die hij al krijgt en dat hij mee wil werken aan de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.3.6
De rechtbank is van oordeel dat zowel verdachte als de maatschappij er niet bij gebaat zijn als verdachte terug moet naar de gevangenis. Zijn strafbare handelen lijkt voornamelijk veroorzaakt te zijn door zijn schizofrenie in combinatie met cannabis- en alcoholgebruik en medicatieontrouw. Verdachte lijkt zijn middelengebruik nu weer (enigszins) onder controle te hebben en neemt op dit moment trouw zijn medicatie. Het is van groot belang dat verdachte zijn huidige behandeling door kan zetten en dat hij daarnaast aanvullende hulp krijgt in de vorm van de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
7.3.7
Al met al vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 246 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van de feiten 1 t/m 7:
telkens: feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
83 (drieëntachtig) dagen, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:

1.Meldplicht bij reclassering

Veroordeelde meldt zich bij Reclassering Inforsa op het [adres] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

2.Ambulante behandeling

Veroordeelde laat zich behandelen door De Waag. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en werkt mee aan het afnemen van een delictanalyse en/of het behandelprogramma dat hem wordt aangeboden indien geïndiceerd door De Waag.

3.Dagbesteding

Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van een dagbesteding met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.

4.Meewerken aan middelencontrole

Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. Klomp, voorzitter,
mrs. R.A. Sipkens en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 december 2024.
[...]

Voetnoten

1.HR 26 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1303
2.Zoals blijkt uit het Pro Justitie-rapport van 22 februari 2024 van deskundige drs. W. Groen, paragraaf 10 (vanaf pagina 17).