ECLI:NL:RBAMS:2024:786

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 februari 2024
Publicatiedatum
14 februari 2024
Zaaknummer
13/187347-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere aanrandingen en pogingen daartoe met gevangenisstraf en voorwaarden

Op 15 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van zes aanrandingen en vijf pogingen daartoe. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van juni tot en met juli 2023 vrouwen en meisjes in Amsterdam, Amstelveen en Ouderkerk aan de Amstel heeft lastiggevallen door hen te benaderen met de mededeling dat er een spin op hun rug zat. Vervolgens bood hij aan om de spin weg te halen, waarna hij hen op intieme plekken betastte of dit probeerde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft gebruik gemaakt van schakelbewijs, waarbij de modus operandi van de verdachte in alle gevallen overeenkwam. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de kwetsbaarheid van de slachtoffers, van wie twee minderjarig waren. De verdachte heeft zijn daden erkend, maar zijn verdediging stelde dat er geen sprake was van geweld of bedreiging. De rechtbank heeft dit verweer verworpen en de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die de gevolgen van de aanrandingen hebben ondervonden. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/187347-23
Datum uitspraak: 15 februari 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
wonend op het adres [adres] , [woonplaats] ,
nu gedetineerd in de [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 februari 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.M. Hoogerheide, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R. den Riet, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast hebben [benadeelde partij 1] en de vader van [benadeelde partij 2] gebruik gemaakt van het spreekrecht en heeft de rechtbank kennisgenomen van de vorderingen van [benadeelde partij 3] , [benadeelde partij 1] , bijgestaan door mr. L. Scheffer, en [benadeelde partij 2] als benadeelde partij.

2.Inleiding

In de loop van juni 2023 is de zedenpolitie een opsporingsonderzoek gestart naar aanleiding van een serie meldingen van aanrandingen in de omgeving van Amstelveen en Amsterdam Zuidoost. Een man op een fatbike zou de aangeefsters hebben aangesproken met de mededeling dat er een spin op hun rug zou zitten. Nadat hij hen zou hebben aangeboden de spin weg te halen, zou hij de aangeefsters op intieme plekken hebben betast of dat hebben geprobeerd.

3.Tenlastelegging

De verdenking bestaat uit elf strafbare feiten. Het betreft telkens een aanranding of een poging daartoe in Amsterdam, Amstelveen of Ouderkerk aan de Amstel, namelijk:
Feit 1: poging tot aanranding van [benadeelde partij 3] op 4 juli 2023.
Feit 2: aanranding van [benadeelde partij 1] op 18 juli 2023.
Feit 3: aanranding van [benadeelde partij 2] (destijds 12 jaar) op 19 juli 2023.
Feit 4: aanranding van [slachtoffer 1] op 20 juli 2023.
Feit 5: aanranding van [slachtoffer 2] op 25 juli 2023.
Feit 6: aanranding van [slachtoffer 3] op 6 juli 2023.
Feit 7: aanranding van [slachtoffer 4] (destijds 13 jaar) op 10 juli 2023.
Feit 8: poging tot aanranding van [slachtoffer 5] op 13 juli 2023.
Feit 9: poging tot aanranding van [slachtoffer 6] op 14 juli 2023.
Feit 10: poging tot aanranding van [slachtoffer 7] op 18 juli 2023.
Feit 11: poging tot aanranding van [slachtoffer 8] op 27 juni 2023.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd. Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

5.Waardering van het bewijs

5.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat alle feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen. Verdachte heeft in algemene zin zijn modus operandi bekend en de verklaringen van alle aangevers komen overeen met deze modus operandi. In een aantal zaken is daarnaast sprake van aanvullend bewijs. Voor feit 3 geldt dat de turndocenten van [benadeelde partij 2] gehoord zijn. Zij hebben beiden verklaard dat [benadeelde partij 2] erg overstuur bij hen aankwam. Daarnaast is op de binnenzijde van de achterkant van de korte broek van [benadeelde partij 2] DNA gevonden. De kans dat dit DNA afkomstig is van verdachte, is extreem veel waarschijnlijker dan wanneer het afkomstig zou zijn van een willekeurige derde. Ten aanzien van de verdenking onder feit 5 (aangeefster [slachtoffer 2] ) stelt de officier van justitie vast dat er grasaren in de jas van verdachte zijn aangetroffen. Dit komt overeen met de verklaring van aangeefster dat verdachte stukjes stekelig gras in haar onderbroek zou hebben gestopt. Voor de zaken waarin alleen een aangifte aanwezig is, geldt dat de aangiftes over en weer vanwege de specifieke modus operandi, steun in elkaar vinden. Samen met verdachte’s bekennende verklaring over zijn benaderingswijze van de vrouwen, kunnen ook die feiten worden bewezen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten verzocht verdachte vrij te spreken van de bestanddelen ‘geweld, bedreiging met geweld en bedreiging met een andere feitelijkheid’. Er is alleen sprake van ‘feitelijkheden’, namelijk het verhaal over de spin die op de rug van elke aangeefster zou zitten. Verder heeft de raadsman naar voren gebracht dat feit 7 ( [slachtoffer 4] ) niet bewezen kan worden verklaard. Het betasten van de billen van [slachtoffer 4] kan niet worden bewezen, omdat de hand van verdachte is blijven steken bij de rand van haar onderbroek. Dat levert geen aanranding op. Omdat de poging daartoe niet ten laste is gelegd, moet voor dit feit algehele vrijspraak volgen.
Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
5.3.1
De modus operandi van verdachte
In de periode juni- juli 2023 heeft de politie diverse meldingen en aangiften van vrouwen en meisjes die werden lastiggevallen door een man op een fatbike. De man benaderde hen terwijl zij fietsten of tijdens hun hardlooprondje en vertelde hen dat er een spin op hun rug zat. Vervolgens bood hij aan om hen te helpen de spin weg te halen. Daarbij leek hij verschillende van de vrouwen en meisjes gerust te stellen door te zeggen dat hij ‘gay’ was. In veel gevallen ging de man vervolgens via de rug van de aangeefsters met zijn hand achterlangs in de (onder)broek of legging van de vrouwen en meisjes. In sommige gevallen raakte hij hen aan bij hun billen en of vagina. De incidenten speelden zich in de ochtenduren af tussen ongeveer 07:30 uur en 08:30 uur of ’s avonds tussen 17:00 en 20:15 uur in Amsterdam Zuidoost, Amstelveen en het Amsterdamse Bos.
Naar aanleiding van de aangifte van aangeefster [benadeelde partij 3] (feit 1 – 4 juli 2023) zijn stills van camerabeelden van de man en zijn fatbike veiliggesteld. Op basis van deze beelden en het signalement naar aanleiding van de meldingen en aangiftes, is vervolgens door de politie op de voornoemde route van de meldingen naar de man uitgekeken. Op 25 juli om 07:45 uur heeft de politie verdachte fietsend in Amstelveen aangetroffen, hem daarna staande gehouden en o.b.v. de overeenkomende uiterlijke kenmerken van zowel de man als de fiets aangehouden.
Nadat hij in eerste instantie alle betrokkenheid heeft ontkend, heeft verdachte uiteindelijk de hierboven geschetste handelswijze waarop hij vrouwen benaderde en betastte (de zogeheten modus operandi) bekend. Verdachte woont in Amsterdam en werkt op Schiphol en zou de vrouwen steeds ’s morgens op weg naar werk, of aan het begin van de avond op weg naar huis, hebben benaderd. Op de zitting heeft hij daarnaast bekend dat hij tegen een aantal vrouwen heeft gezegd dat hij ‘gay’ was. Verdachte heeft ook verklaard dat hij zich de individuele incidenten niet meer kan herinneren, met uitzondering van feit 5 (25 juli 2023) omdat hij vlak na het plegen hiervan was aangehouden.
5.3.2
Betrokkenheid voor feiten met steunbewijs (feiten 1, 2, 3 en 5)
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de ten laste gelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Ten aanzien van de feiten die in deze zaak aan verdachte ten laste zijn gelegd, is dat ook het geval. De meeste zaaksdossiers bevatten alleen een aangifte van het vermeende slachtoffer. In enkele zaken zijn meer stukken voorhanden die als bewijs kunnen dienen.
Voor feit 1 geldt dat er stills van een man op een fatbike zijn gemaakt die het verhaal van aangeefster met betrekking tot een ontmoeting op dat tijdstip ondersteunen. Verder is de moeder van aangeefster [benadeelde partij 3] , te weten [naam moeder] , gehoord. Zij heeft verklaard dat ze op de ochtend van 4 juli om 07:55 uur gebeld werd door haar dochter. Aangeefster vertelde haar dat een man zojuist had gezegd dat een spin op haar rug zat en hij vervolgens haar legging had opengetrokken. De stills en de verklaring van [naam moeder] beschouwt de rechtbank als steunbewijs voor feit 1.
Tijdens het onderzoek naar feit 2 is de getuige [naam getuige 1] , de moeder van aangeefster [benadeelde partij 1] , gehoord. Zij verklaarde dat [benadeelde partij 1] haar op 18 juli 2023 om 17:30 uur kort na het incident in paniek en erg emotioneel belde en vertelde wat er was gebeurd. Aangeefster [benadeelde partij 1] vertelde haar moeder dat de man haar vagina had aangeraakt. De verklaring van [naam getuige 1] beschouwt de rechtbank als steunbewijs voor feit 2.
Ten aanzien van feit 3 geldt dat DNA is aangetroffen aan de binnenkant van de korte broek van [benadeelde partij 2] . De kans dat dit DNA van verdachte is, is na onderzoek ‘extreem veel waarschijnlijker dan dat het van een willekeurig ander persoon is’. In dit dossier bevinden zich ook twee verklaringen van de turndocenten van [benadeelde partij 2] . Zij hebben beiden verklaard dat [benadeelde partij 2] overstuur de gymzaal in kwam rennen. [benadeelde partij 2] huilde en kroop, zoals getuige [naam getuige 2] dit omschreef, ‘in’ haar alsof zij bescherming zocht. Ze heeft tegen getuige [naam getuige 2] verteld dat ze door een man was betast bij haar vagina. De rechtbank beschouwt de uitkomsten van het DNA-onderzoek en de verklaringen van de turndocenten als steunbewijs voor feit 3.
Ten aanzien van feit 5 (rond 07:30 uur op 25 juli 2023) acht de rechtbank van belang dat na verdachte’s aanhouding rond 07:45 uur op 25 juli 2023 grasaren zijn aangetroffen in zijn jaszak. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft in haar aangifte verklaard dat zij die ochtend een rondje hardliep, werd benaderd door een man op een fatbike, die zei dat er een spin op haar rug zat. De man wilde haar wel helpen en zei dat hij ‘gay’ was. Vervolgens deed hij zijn hand in haar legging en slip. Vervolgens had zij een bijtend gevoel bij haar ondergoed en dacht zij dat ze gebeten werd door een spin die in haar onderbroek was gekropen. Later bleek het om stukjes ‘stekelig gras’ te gaan. Verdachte heeft hierover ter zitting verklaard dat hij dit niet bewust heeft gedaan, maar het zo kan zijn dat die grasaren per ongeluk bij het betasten van aangeefster zijn meegekomen. Getuige [naam getuige 3] , de partner van aangeefster, heeft verklaard dat hij die ochtend tegen 07:40 uur, werd gebeld door aangeefster die huilde en zei dat ze hulp nodig had. De getuige vond haar bij de Ouderkerkerplas, waar aangeefster vertelde dat ze aangerand was door een man die deed alsof een spin op haar rug zat. De getuige zag een stukje gras in haar broek zitten. De rechtbank beschouwt verdachte’s eigen verklaring over zijn ontmoeting met aangeefster, de bij verdachte aangetroffen grasaren en de verklaring van getuige [naam getuige 3] als steunbewijs.
De feiten 1, 2, 3 en 5 kunnen dus worden bewezen op grond van de aangifte, de verklaring van verdachte over zijn modus operandi en het hierboven genoemde steunbewijs.
5.3.3
Betrokkenheid ten aanzien van de overige feiten
Ten aanzien van de overige feiten geldt dat mogelijk sprake kan zijn van schakelbewijs. Bij schakelbewijs gaat het om bewijsmateriaal voor andere feiten, dat op essentiële punten belangrijke overeenkomsten of kenmerkende gelijkenissen vertoont met het bewijsmateriaal van het te bewijzen feit/de te bewijzen feiten en dat duidt op een herkenbaar en gelijksoortig patroon in de handelingen van verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de overige zeven ten laste gelegde feiten gebruik kan worden gemaakt van een schakelbewijsconstructie. De modus operandi is elke keer nagenoeg hetzelfde. Het gaat in totaal om elf aanrandingen of pogingen daartoe in de ochtenduren tussen 07:30 en 8:30 uur of vanaf 17:00 uur tot 20:15 uur in de periode van 27 juni tot en met 25 juli 2023. Daarbij spreekt de dader telkens fietsende of joggende vrouwen aan in Amsterdam, Ouderkerk aan de Amstel richting Amstelveen of het Amsterdamse Bos. Telkens werd tegen het slachtoffer gezegd dat zij een spin op haar rug had en regelmatig werd door de man gezegd dat hij ‘gay’ was en dat hij de spin wel wilde weghalen. Vervolgens stak de man zijn hand in de legging of (onder)broek van het slachtoffer en kwam het al dan niet tot een voltooide aanranding. Verdachte heeft bekend dat hij gebruik maakte van deze modus operandi en dat hij keek hoe ver hij kon gaan. Dat verdachte zich de individuele gevallen niet meer kan herinneren, doet hieraan niet af. Uit onderzoek aan de telefoon van verdachte blijkt dat hij op in de voornoemde periode op 19 en 20 juli 2023 op internet onder meer heeft gezocht op ‘spider Amsterdam’ en de Engelse en Nederlandse vertalingen van het Spaanse woord ‘abusador’ (misbruiker) en ‘acusador’ (achtervolger) in combinatie met ‘Amsterdam’. Ter zitting heeft verdachte hierover verklaard dat hij dit deed omdat hij bang was om gepakt te worden, maar koppig was en door is gegaan. De rechtbank wordt gesterkt in haar opvatting dat verdachte de enige was die in juni en juli 2023 de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd vanwege de omstandigheid dat na de aanhouding van verdachte geen nieuwe meldingen en of aangiftes van soortgelijke incidenten zijn gedaan. Dit alles maakt dat voor de overige ten laste gelegde feiten ook voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is.
5.3.4
Feitelijke handelingen
De rechtbank gaat uit van de feitelijke handelingen die in de verschillende aangiften worden genoemd. De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat alleen sprake is van (poging tot) aanranding door ‘een feitelijkheid’, namelijk de zogeheten ‘spinnensmoes’. De aangeefsters accepteerden de hulp van verdachte omdat zij daadwerkelijk dachten dat een spin hun broek in was gekropen. In een aantal gevallen leidde de toevoeging ‘no worries, i’m gay’ voor het extra vertrouwen om zich door een voor hen wildvreemde man te laten helpen. De rechtbank zal verdachte telkens partieel vrijspreken van het ten laste gelegde ‘geweld’ en de ‘’bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid’.
Het bovenstaande levert voor de feiten 1 en 8 tot en met 11 een poging tot aanranding op en voor de feiten 2 tot en met 6 een voltooide aanranding. Dit oordeel behoeft geen nadere motivering, omdat hier geen verweer op is gevoerd.
5.3.5.
Bewijsverweer feit 7
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat ook feit 7 een voltooide aanranding oplevert. Uit de aangifte van de moeder van [slachtoffer 4] blijkt dat verdachte de bilspleet van [slachtoffer 4] heeft aangeraakt. [slachtoffer 4] heeft hierover zelf verklaard dat verdachte met zijn hand bij de rand van haar onderbroek was. Het met de hand in iemands broek gaan en aanraken van de bilspleet bij de rand van de onderbroek levert naar het oordeel van de rechtbank al een voltooide aanranding op. Het verweer van de raadsman op dit punt wordt daarom verworpen. Ook feit 7 acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen.

6.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
op 4 juli 2023 te Amstelveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door feitelijkheden [benadeelde partij 3] , geboren op 24 maart 2005, te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, naast die fietsende [benadeelde partij 3] is gaan rijden op zijn fatbike en die [benadeelde partij 3] heeft aangesproken en tegen haar in het Engels heeft gezegd: “Pas op er zit een grote spin op je rug” en “Ik help je wel” (althans telkens woorden van gelijke aard en/of strekking) en vervolgens onverhoeds het vest van die [benadeelde partij 3] omhoog heeft getrokken en het elastiek van de legging van die [benadeelde partij 3] naar achteren heeft getrokken en met zijn hand in de legging van die [benadeelde partij 3] is gegaan en de onderrug van die [benadeelde partij 3] heeft aangeraakt en met zijn hand richting de billen van die [benadeelde partij 3] heeft bewogen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 2:
op 18 juli 2023 te Amstelveen door feitelijkheden [benadeelde partij 1] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het aanraken van de bedekte schaamlippen/vagina, en bestaande die feitelijkheden hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handelingen heeft gepleegd terwijl die [benadeelde partij 1] , aldaar, fietste en hij, verdachte die [benadeelde partij 1] benaderde op zijn fatbike waarna hij, verdachte, vervolgens die [benadeelde partij 1] heeft aangesproken en tegen haar heeft gezegd “There is a big spider on your back” en “Nee, no, no he is in crawled legging” en “I can help you don’t worry, I am gay” (althans telkens woorden van gelijke aard en/of strekking) en vervolgens de legging van die [benadeelde partij 1] heeft vastgepakt en vervolgens met zijn hand in de legging is gegaan en vervolgens de schaamlippen/vagina heeft betast en aldus voormelde ontuchtige handelingen zodanig plotseling en onverhoeds heeft gepleegd dat die [benadeelde partij 1] niet in staat was die handelingen voldoende en tijdig af te weren of daartegen weerstand te bieden;
Ten aanzien van feit 3:
op 19 juli 2023 te Amsterdam door feitelijkheden [benadeelde partij 2] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten, althans aanraken van de bedekte billen en vagina van die [benadeelde partij 2] ,
en bestaande die feitelijkheden hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handelingen heeft gepleegd terwijl die [benadeelde partij 2] , aldaar, fietste en hij, verdachte die [benadeelde partij 2] van achteren naderde op zijn fatbike waarna hij, verdachte, vervolgens naast die [benadeelde partij 2] is gaan rijden en vervolgens die [benadeelde partij 2] heeft aangesproken en tegen haar (in het Engels) heeft gezegd dat zij een spin op haar rug heeft en dat hij de spin van haar rug af wil halen (althans woorden van gelijke aard/strekking) en vervolgens de rug van die [benadeelde partij 2] heeft aangeraakt en met zijn hand in de voorzijde van de broek van die [benadeelde partij 2] is gegaan en de bedekte billen en vagina heeft betast en aldus voormelde ontuchtige handelingen zodanig plotseling en onverhoeds heeft gepleegd dat die [benadeelde partij 2] niet in staat was die handelingen voldoende en tijdig) af te weren of daartegen weerstand te bieden;
Ten aanzien van feit 4:
op 20 juli 2023 te Amstelveen door feitelijkheden [slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten, althans aanraken van de billen van die [slachtoffer 1] , en bestaande die feitelijkheden hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handelingen heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 1] , aldaar, fietste en hij, verdachte die [slachtoffer 1] benaderde op zijn fatbike waarna hij, verdachte, vervolgens die [slachtoffer 1] heeft aangesproken en tegen haar heeft gezegd dat er een grote spin op haar rug zat en dat het om een bruine spin ging en dat hij de spin van haar rug af wil halen en dat de spin al onder haar shirt was gekropen en dat hij het niet erg vond om te kijken in haar broek en dat de spin in haar broek is gekropen (althans telkens woorden van gelijke aard en/of strekking) en vervolgens met zijn handen in die broek van [slachtoffer 1] is gegaan en tussen de billen van die [slachtoffer 1] heeft gezeten en aldus voormelde ontuchtige handelingen zodanig plotseling en onverhoeds heeft gepleegd dat die [slachtoffer 1] niet in staat was die handelingen voldoende en tijdig af te weren of daartegen weerstand te bieden;
Ten aanzien van feit 5:
op 25 juli 2023 te Ouderkerk aan de Amstel door feitelijkheden [slachtoffer 2] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten, althans aanraken van de billen van die [slachtoffer 2] , en bestaande die feitelijkheden hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handelingen heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 2] , aldaar, liep en hij, verdachte die [slachtoffer 2] benaderde op zijn fatbike waarna hij, verdachte, vervolgens die [slachtoffer 2] heeft aangesproken en tegen haar heeft gezegd dat er een spin op haar rug zat en dat de spin in haar broek zou lopen en dat hij, verdachte, gay was en dat hij haar wel kon helpen (althans telkens woorden van gelijke aard en/of strekking) en vervolgens met zijn hand in de legging en in de slip van die [slachtoffer 2] is gegaan en stukjes gras in de slip van die [slachtoffer 2] heeft geplaats en de billen en vagina van die [slachtoffer 2] heeft betast en aldus voormelde ontuchtige handelingen zodanig plotseling en onverhoeds heeft gepleegd dat die [slachtoffer 2] niet in staat was die handelingen voldoende en/of tijdig af te weren of daartegen weerstand te bieden;
Ten aanzien van feit 6:
op 6 juli 2023 te Amsterdam door feitelijkheden [slachtoffer 3] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het betasten van de rug en de blote billen van die [slachtoffer 3] , en bestaande die feitelijkheden hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handelingen heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 3] , aldaar, fietste en hij, verdachte die [slachtoffer 3] benaderde op zijn fatbike waarna hij, verdachte, vervolgens die [slachtoffer 3] heeft aangesproken en tegen haar heeft gezegd dat er een spin op haar rug zat en dat hij de spin eraf kon halen en dat de spin in haar broek is gekropen en dat hij, verdachte, haar wel kon helpen (althans telkens woorden van gelijke aard en/of strekking) en vervolgens met zijn hand in de achterkant van de sportbroek en zwembroek van die [slachtoffer 3] is gegaan en met zijn hand richting de vagina bewoog en tegendruk gaf met zijn hand op het moment dat [slachtoffer 3] de hand van verdachte probeerde weg te halen en aldus voormelde ontuchtige handelingen zodanig plotseling en onverhoeds heeft gepleegd dat die [slachtoffer 3] niet in staat was die handelingen voldoende en tijdig af te weren of daartegen weerstand te bieden;
Ten aanzien van feit 7:
op 10 juli 2023 te Ouderkerk aan de Amstel door feitelijkheden [slachtoffer 4] (geboren op [geboortedatum] ) heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit het aanraken van de rug en de billen van die [slachtoffer 4] , en bestaande die andere feitelijkheden hieruit dat verdachte opzettelijk voormelde handelingen heeft gepleegd terwijl die [slachtoffer 4] , aldaar, fietste en hij, verdachte die [slachtoffer 4] benaderde op zijn fatbike waarna hij, verdachte, vervolgens die [slachtoffer 4] heeft aangesproken en tegen haar heeft gezegd dat er een spin op haar rug zat (althans telkens woorden van gelijke aard en/of strekking) en vervolgens met zijn hand via de rug van die [slachtoffer 4] in de achterkant van de broek is gegaan en de billen van die [slachtoffer 4] heeft aangeraakt en aldus voormelde ontuchtige handelingen zodanig plotseling en onverhoeds heeft gepleegd dat die [slachtoffer 4] niet in staat was die handelingen voldoende en tijdig af te weren of daartegen weerstand te bieden;
Ten aanzien van feit 8:
op 13 juli 2023 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door een feitelijkheid [slachtoffer 5] , geboren op [geboortedatum] , te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, naast die lopende [slachtoffer 5] is gaan rijden op zijn fatbike en die [slachtoffer 5] heeft aangesproken en tegen haar heeft gezegd dat er een spin op haar rug zat (althans telkens woorden van gelijke aard en/of strekking) en vervolgens zijn, verdachtes, hand over de rug van die [slachtoffer 5] naar beneden heeft bewogen en de broek van [slachtoffer 5] aan de achterzijde heeft opengetrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 9:
op 14 juli 2023 te Amstelveen en/of Ouderkerk aan de Amstel ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door een feitelijkheid [slachtoffer 6] , geboren op [geboortedatum] , te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, naast die lopende [slachtoffer 6] is gaan rijden op zijn fatbike en die [slachtoffer 6] heeft aangesproken en tegen haar heeft gezegd dat er een spin op haar rug zat en dat de spin omlaag liep en dat de spin in haar broek is gegaan (althans telkens woorden van gelijke aard en/of strekking) en (vervolgens) het shirt van die [slachtoffer 6] omhoog heeft getrokken en de broek van die [slachtoffer 6] naar beneden heeft getrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 10:
op 18 juli 2023 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door een feitelijkheid [slachtoffer 7] , geboren op [geboortedatum] , te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, die [slachtoffer 7] heeft aangesproken terwijl hij, verdachte, achter haar fietste op zijn fatbike en tegen haar heeft gezegd dat er een spin op haar rug zat en “it’s okay i am gay” (althans telkens woorden van gelijke aard en/of strekking) en vervolgens zijn, verdachtes, hand over de rug van die [slachtoffer 7] naar beneden heeft bewogen en het shirt van die [slachtoffer 7] omhoog heeft getrokken en de broek van [slachtoffer 7] aan de achterzijde heeft opengetrokken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Ten aanzien van feit 11:
op 27 juni 2023 te Amstelveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door feitelijkheid [slachtoffer 8] , geboren op [geboortedatum] , te dwingen tot het dulden van een of meer ontuchtige handelingen, naast die fietsende [slachtoffer 8] is gaan fietsen op zijn fatbike en die [slachtoffer 8] heeft aangesproken en tegen haar heeft gezegd dat er een spin op haar rug zat (althans telkens woorden van gelijke aard en/of strekking) en vervolgens onverhoeds het elastiek van het rokje van die [slachtoffer 8] naar zich toe heeft getrokken zodat het rokje open kwam te staan, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, dan zullen de gebezigde bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis, die dan aan het verkort vonnis wordt gehecht.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezenverklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarbij zouden dan moeten worden opgelegd de bijzondere voorwaarden zoals die door de reclassering zijn geadviseerd: een meldplicht en ambulante behandeling. Verder is verzocht om een contactverbod met alle aangeefsters.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht aan verdachte in geval van een bewezenverklaring geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die de duur van het voorarrest overstijgt. Wanneer de rechtbank daartoe wel overgaat, heeft hij verzocht voor het meerdere te volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf, eventueel gecombineerd met een taakstraf. Verdachte neemt verantwoordelijkheid voor zijn daden. Hij ziet de ernst in van de gepleegde feiten en is ervan overtuigd dat hij dit niet nogmaals zal doen. Verdachte is bereid en gemotiveerd om zich te houden aan de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. Daarmee bedoelt hij medewerking aan verdiepende diagnostiek en een eventuele ambulante behandeling. Die gewenste diagnostiek kan niet plaatsvinden vanuit een penitentiaire inrichting. Bovendien verkeert verdachte daar in een sociaal isolement omdat hij daar vanwege de aard van de verdenking is gepest en ernstig (fysiek) is bedreigd. Verdachte heeft het in zijn voorlopige hechtenis dan ook zwaarder gehad dan voor een gedetineerde gebruikelijk is. De raadsman verzoekt dit in strafmatigende zin mee te wegen in een op te leggen straf. Verder loopt verdachte, wanneer hij nog langer blijft vastzitten, het risico dat hij zijn huurwoning, waar hij met zijn partner verblijft, verliest omdat de vaste lasten niet langer kunnen worden betaald. Ten slotte is van belang dat verdachte een first offender is.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zes aanrandingen en vijf pogingen daartoe. Hij heeft zijn slachtoffers lastiggevallen door hen te laten schrikken met de opmerking dat er een spin op hun rug zat, om daarna aan te bieden om die spin weg te halen. Door op deze manier te werk te gaan, namelijk door te anticiperen op de mogelijke angst voor spinnen en daarna daarvan gebruik te maken, heeft verdachte de slachtoffers bewust in een kwetsbare positie gebracht. In een aantal gevallen heeft verdachte daarnaast ook gezegd dat hij homoseksueel was. Zoals ter zitting is gebleken, heeft hij de slachtoffers daarmee ‘rustig willen houden’. Daarmee heeft hij temeer een situatie willen creëren waarin de slachtoffers minder weerstand zouden bieden. In zes gevallen heeft hij van de kwetsbaarheid van de slachtoffers gebruik gemaakt door zijn hand in hun broek of legging te steken en hun billen of vagina te betasten. In vijf andere situaties heeft hij dat ook geprobeerd, maar is hem dit door de slachtoffers belet. In die gevallen is hij niet verder gekomen dan het opentrekken van broek, legging of rokje. Met deze handelwijze heeft verdachte een ernstige inbreuk gepleegd of willen plegen op de lichamelijke integriteit van zijn slachtoffers. Hij heeft zich daarbij alleen laten leiden door zijn eigen behoeftes, zonder zich te bekommeren om de gevolgen van zijn handelen voor de slachtoffers.
Daarbij rekent de rechtbank verdachte zwaar aan dat twee van zijn slachtoffers ten tijde van de gepleegde feiten minderjarig (12 en 13 jaar oud) waren. Het gaat om jonge meisjes die aan het begin van hun seksuele ontwikkeling staan en door verdachte’s handelen daar een bijzonder negatieve ervaring mee hebben. Dat verdachte dit naar eigen zeggen destijds niet heeft gezien, bevestigt nog eens dat hij uitsluitend gericht was op de bevrediging van zijn eigen behoeftes.
Verder weegt de rechtbank mee dat verdachte zich met zijn handelen heeft gericht op vrouwen en meisjes die makkelijk benaderbaar waren, omdat zij op dat moment nietsvermoedend en op klaarlichte dag fietsten of (hard)liepen op de openbare weg. Ook valt op dat de slachtoffers in de meeste gevallen elastische (sport)kleding of een legging droegen, zodat verdachte ook qua kleding slachtoffers heeft uitgekozen bij wie hij relatief gemakkelijk hun billen of vagina kon bereiken. Vrouwen en meisjes moeten veilig op straat kunnen lopen, fietsen of sporten, zonder dat zij bang hoeven te zijn dat zij onzedelijk worden betast. Verdachte heeft met zijn handelen in ernstige mate afbreuk gedaan aan deze veiligheid. Dat geldt allereerst voor de slachtoffers, zoals blijkt uit hun verklaringen bij de politie, de rechter-commissaris en tijdens het onderzoek ter terechtzitting. Daarnaast heeft zijn handelen ook in de samenleving – en in het bijzonder in de omgeving van de fietsroute van verdachte – gevoelens van angst en onrust teweeggebracht.
Persoon van verdachte
Verdachte woont en werkt sinds enige jaren in Nederland. Daarvoor heeft hij jaren in Spanje en Colombia gewoond. De rechtbank heeft gekeken naar het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 13 december 2023. Hieruit blijkt dat verdachte in Nederland niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op de inhoud van het uittreksel ECRIS Spanje van 28 januari 2024. Dit uittreksel heeft betrekking op het justitiële verleden van verdachte zoals dat is geadministreerd door de Spaanse overheid. Hieruit is gebleken dat verdachte ook in Spanje een blanco strafblad heeft. Daarnaast heeft de raadsman van verdachte een bevestiging van de Nationale Politie van Colombia overgelegd waarin staat vermeld dat verdachte in Colombia geen lopende zaken heeft bij de gerechtelijke autoriteiten.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de Pro Justitia rapportage van C. Pronk, GZ-psycholoog i.o. specialist, van 1 december 2023. Hierin is te lezen dat de persoonlijkheid van verdachte zich kenmerkt door een lage draaglast en een zeer positief zelfbeeld. Zowel verdachte zelf, als ook zijn vrouw en vader hebben verdachte van zijn beste kant willen laten zien. Het is de rapporteur dan ook opgevallen dat in het leven van verdachte geen moeilijkheden lijken te bestaan. Daarnaast lijkt sprake van een beperkt, genuanceerd, introspectief vermogen, waarbij beschrijvingen over zijn binnenwereld, (de belevingswereld van) anderen, emotionele oorzaak-gevolgrelaties afwezig blijven of oppervlakkig. De rapporteur heeft opgemerkt dat verdachte veel lijkt na te denken over de tenlasteleggingen en verklaringen zoekt naar hoe dit heeft kunnen gebeuren, maar dit niet kan doorgronden. Hij lijkt hiermee berouw te willen tonen, waarbij hij naar de inschatting van de rapporteur met name geschokt is door de invloed van de strafzaak op zijn dagelijks leven. Er zijn vanuit dit onderzoek onvoldoende aanwijzingen gevonden voor een psychische stoornis of verstandelijke handicap. Er werd, wegens het ontbreken van een diagnose, geen verband gevonden met het ten laste gelegde. De rapporteur heeft geadviseerd om het ten laste gelegde, indien bewezen, volledig aan verdachte toe te rekenen. Omdat geen verband werd gevonden, heeft de rapporteur geen interventieadvies gegeven en kon evenmin een risicoanalyse worden gedaan.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 26 januari 2024, opgemaakt door B.E. van Leeuwen, en de toelichting daarop van B.E. van Leeuwen per e-mail op 30 januari 2024. Ook de reclassering concludeert dat de omstandigheden en het gedrag van verdachte rondom het delict moeilijk zijn te duiden en dat risicofactoren daardoor moeilijk zijn in te schatten. Wel ziet de reclassering meerwaarde in het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf waaraan bijzondere voorwaarden worden verbonden. Die voorwaarden bestaan uit een meldplicht bij reclassering en daarnaast een verplichte behandeling door De Waag of een soortgelijke zorgverlener voor meer verdiepende diagnostiek, om zo te onderzoeken waar bepaald gedrag vandaan komt. Dit tevens om de gevolgen van zijn aanhouding te kunnen verwerken. De ambulante behandeling kan ook het innemen van medicijnen inhouden. Verder kan in dat kader een aanmelding bij Cirkels voor Ondersteuning, Samenwerking en Aanspreekbaarheid (COSA) bijdragen aan de door verdachte ervaren gevoelens van eenzaamheid. De reclassering heeft geconstateerd dat verdachte berouw toont, onder de indruk is van zijn aanhouding en gemotiveerd is om mee te werken aan een hulpverleningstraject. Dit berouw en zijn motivatie om zich aan de genoemde voorwaarden te houden heeft verdachte ten overstaan van de rechtbank tijdens de terechtzitting meermalen herhaald.
Straf
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en in het bijzonder het aantal en de ernst van de feiten
engekeken naar wat in soortgelijke zaken als straf wordt opgelegd, aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd. Dit betekent dat de rechtbank een hogere gevangenisstraf zal opleggen dan gevorderd.
Omdat verdachte de bewezenverklaarde feiten schijnbaar uit het niets zou hebben gepleegd, acht de rechtbank het verder van groot belang dat verdachte de juiste ondersteuning krijgt, nader onderzoek naar verdachte’s persoon wordt verricht en wanneer als gevolg daarvan geadviseerd wordt een behandeling te starten verdachte daarmee aan de slag gaat. Dit om strafbare feiten zoals waar het in de onderliggende zaak om gaat in de toekomst koste wat het kost te voorkomen. Verdachte heeft zich bereid verklaard de geadviseerde bijzondere voorwaarden na te leven. Om verdachte zich aan die voorwaarden te laten houden, legt de rechtbank een flinke voorwaardelijke straf op met een proeftijd voor de duur van drie jaren.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren, passend en geboden. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het gedeelte dat op aanwijzing van de zorgverlener medicatie moet worden ingenomen. Dit omdat de noodzaak daartoe onvoldoende is gebleken. Het door de officier van justitie gevorderde contactverbod zal worden afgewezen omdat de uitvoering daarvan in praktische zin niet haalbaar is gebleken.

10.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
Goednummer 6372610 (elektrische fiets, Lankeleisi)
Verbeurdverklaring
Het voorwerp behoort aan verdachte toe. Het betreft de fatbike waarop verdachte heeft gereden toen hij de slachtoffers benaderde. Nu met behulp van dit voorwerp de bewezen geachte feiten zijn begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.

11.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

11.1
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 3] (feit 1)
De benadeelde partij [benadeelde partij 3] vordert een bedrag van € 250,- aan vergoeding van materiële schade en € 500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen.
De raadsman van verdachte heeft verzocht de vordering geheel af te wijzen, omdat deze op geen enkele wijze met stukken is onderbouwd.
De vordering tot materiële schadevergoeding ziet op de kleding die als gevolg van het bewezenverklaarde door de benadeelde partij is weggegooid. De vordering is op dit punt niet nader onderbouwd. De rechtbank is van oordeel dat zij geen gebruik kan maken van haar schattingsbevoegdheid, omdat uit de vordering niet blijkt welke kledingstukken zijn weggegooid en evenmin wat de waarde van die kledingstukken was. De vordering zal op dit punt dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de immateriële schade geldt het volgende. De rechtbank begrijpt de vordering aldus dat schadevergoeding wordt gevraagd voor een ‘aantasting in de persoon op andere wijze’ als bedoeld in artikel 106, aanhef en onder b, van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Wanneer de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo zeer voor de hand liggen, kan op grond hiervan een aantasting in de persoon worden aangenomen. [1]
De rechtbank is, anders dan de raadsman, van oordeel dat een aantasting in de persoon niet alleen kan worden aangenomen bij een voltooide aanranding, maar ook bij een poging daartoe. In dit geval is de benadeelde partij namelijk ook fysiek aangeraakt en had verdachte haar legging al opengetrokken. Een aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ ligt dan voor de hand. Omdat de vordering niet verder is onderbouwd, zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid en acht zij een immateriële schadevergoeding van € 400,– passend. Het toe te wijzen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd. Het resterende deel van de vordering wordt niet-ontvankelijk verklaard.
11.2
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1] (feit 2)
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] vordert € 1.410,- aan vergoeding van materiële schade en € 1.500,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover. De vordering tot materiële schade ziet op € 385,- aan eigen risico uit 2023 en € 385,- aan eigen risico voor 2024. Daarnaast wordt een vergoeding van € 680,- gevorderd voor de aanschaf van een hond.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen.
De raadsman heeft primair verzocht de vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk te verklaren, vanwege het ontbreken van een schriftelijke volmacht. De vordering is namens de benadeelde partij ingediend door mr. L. Scheffer en in het daartoe ingevulde formulier is opgenomen dat zij daartoe door de benadeelde partij is gemachtigd. Die schriftelijke machtiging is ingevuld en ondertekend door mr. Scheffer zelf, in plaats van door de benadeelde partij. Dat maakt de volmacht ongeldig, waardoor niet-ontvankelijkheid moet volgen.
Mocht de rechtbank de vordering ontvankelijk achten, dan verzoekt de raadsman om de vordering tot materiële schadevergoeding geheel af te wijzen. De vordering bevat geen stukken waaruit blijkt dat het eigen risico voor 2023 daadwerkelijk is betaald of dat deze daadwerkelijk is opgebruikt door bezoeken aan de psycholoog die rechtstreeks het gevolg zijn van het ten laste gelegde. Het verzochte eigen risico voor 2024 betreft toekomstige schade. Deze is nog niet betaald en daarmee te onzeker, te meer omdat de vordering een verklaring van een psycholoog bevat waarin geschreven wordt dat de PTSS-klachten volledig in remissie zijn. Er is daarmee onvoldoende causaal verband tussen het ten laste gelegde en de toekomstige schade. Dat laatste geldt ook voor de aanschaf van de hond, ook daar ontbreekt de causaliteit. De vordering tot immateriële schadevergoeding kan deels worden toegewezen, de hoogte daarvan moet echter worden gematigd tot € 500,-.
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij op de zitting haar advocaat, mr. L. Scheffer, mondeling heeft gemachtigd om namens haar de vordering in te dienen. Het ontbreken van de juiste handtekening op de machtiging doet daarmee geen afbreuk aan de ontvankelijkheid van de benadeelde partij.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering voor wat betreft het eigen risico van 2023 onvoldoende is onderbouwd, omdat de rechtbank niet is gebleken dat het eigen risico is opgegaan aan behandelingen bij de psycholoog in het kader van het ten laste gelegde feit. Op de zitting heeft de benadeelde partij verklaard dat het eigen risico deels al was gebruikt, maar het is onduidelijk welk deel daarvan nog resteerde. De rechtbank kan daarom geen schatting maken van het bedrag dat is aangewend voor behandelingen bij de psycholoog, waardoor de vordering op dat punt niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Ten aanzien van het eigen risico van 2024 zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit betreft immers toekomstige schade die op dit moment nog niet voor vergoeding in aanmerking komt.
Ook de kosten voor de aanschaf van een hond komen naar het oordeel van de rechtbank niet voor vergoeding in aanmerking. Weliswaar is de benadeelde partij gediagnostiseerd met PTSS, maar de vordering bevat geen verklaring van een psycholoog waaruit blijkt dat een hulphond in het geval van de benadeelde partij een bijdrage kan leveren aan vermindering van de PTSS-klachten. Daarnaast is de hond die door de benadeelde partij is aangeschaft niet getraind als hulphond. Alhoewel de rechtbank begrijpt dat het hebben van een hond de benadeelde partij goed kan doen, is dat onvoldoende om, zonder nadere onderbouwing, voor vergoeding in aanmerking te komen. Op dit punt zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aanzien van de vordering tot immateriële schadevergoeding constateert de rechtbank dat stukken zijn overgelegd van een psycholoog. De benadeelde partij is gediagnostiseerd met PTSS. De aantasting in de persoon op andere wijze is daarmee voldoende onderbouwd. Om de hoogte van het te vergoeden bedrag te bepalen, zal de rechtbank gebruik maken van haar schattingsbevoegdheid. De rechtbank acht een vergoeding van € 800,- aan immateriële schade passend. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Het toegewezen bedrag zal worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.
11.3
De vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2] (feit 3)
De benadeelde partij [benadeelde partij 2] vordert een bedrag van € 245,78 aan vergoeding van materiële schade en € 1.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover. Het materiële gedeelte ziet op kosten die door de ouders van de benadeelde partij zijn gemaakt voor het halen en brengen van hun dochter naar turnen en paardrijden. De benadeelde partij durfde daar niet meer zelfstandig heen als gevolg van de aanranding.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering geheel kan worden toegewezen.
De raadsman heeft zich ten aanzien van het materiële gedeelte van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Het immateriële gedeelte van de vordering is toewijsbaar, maar dient wel gematigd te worden tot € 750,-.
De rechtbank acht de gevorderde € 245,78 aan vergoeding van materiële schade als gevolg van het halen/brengen van de benadeelde partij door haar ouders voldoende onderbouwd. Dat deel van de vordering zal worden toegewezen.
Op grond van hetgeen onder 11.1 is overwogen, vindt de rechtbank ook dat in het geval van deze benadeelde partij sprake is van aantasting in de persoon op andere wijze. Dat ligt vooral besloten in de jonge leeftijd van de benadeelde partij (12 jaar) en het feit dat zij op deze jonge leeftijd is geconfronteerd met een aanranding. Het spreekt voor zich dat een aanranding bij een zodanig jong meisje sporen nalaat. De rechtbank maakt gebruik van haar schattingsbevoegdheid en vindt een bedrag van € 800,- aan vergoeding van immateriële schade passend. Voor het overige zal de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De toegewezen bedragen zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover. Ook zal de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 45, 57 en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

13.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het onder de feiten 1 tot en met 11 ten laste gelegde, heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van de feiten 1, 8, 9, 10 en 11:
Telkens: poging tot feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Ten aanzien van de feiten 2, 3, 4, 5, 6 en 7:
Telkens: feitelijke aanranding van de eerbaarheid
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte,
groot 8 (acht) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
3 (drie) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:

1.Meldplicht:

Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres Wibautstraat 12 te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

2.Ambulante behandeling:

Veroordeelde laat zich ambulant behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De behandeling is mede gericht op het vergroten van inzicht waar het delictgedrag van verdachte vandaan is gekomen. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.

Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart verbeurd:
Goednummer 6372610 (elektrische fiets, Lankeleisi)
Ten aanzien van feit 1:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 3]toe tot een bedrag van € 400,- (vierhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (4 juli 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 3] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 3] aan de Staat € 400,- (vierhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (4 juli 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 8 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 2:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 1]toe tot een bedrag van € 800,- (achthonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 juli 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 1] aan de Staat € 800,- (achthonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 juli 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 16 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Ten aanzien van feit 3:
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde partij 2]toe tot een bedrag van € 245,78 (tweehonderd vijfenveertig euro en achtenzeventig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 800,- (achthonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (19 juli 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij 2] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij 2] aan de Staat € 1.045,78 (duizend vijfenveertig euro en achtenzeventig cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (19 juli 2023) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 20 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R. Godthelp, voorzitter,
mrs. B. van Galen en M. Wiltjer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.D.N. Tool, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 februari 2024.

Voetnoten

1.Zie Hoge Raad 8 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1955.