ECLI:NL:RBAMS:2024:7841

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
13/264344-24 (EAB II)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Hongaars Europees Aanhoudingsbevel

Op 12 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Gerechtshof van Pécs in Hongarije. De zaak werd behandeld in de Internationale Rechtsulpkamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie mr. A. Keulers en de raadsvrouw mr. M.H. Aalmoes aanwezig waren. De opgeëiste persoon, geboren in Hongarije in 1982, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zitting op 23 oktober 2024 werd de termijn voor uitspraak verlengd en werd de gevangenneming bevolen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en onderzocht of de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) van toepassing was. In een tussenuitspraak op 31 oktober 2024 werd vastgesteld dat er onvoldoende informatie was om een beslissing te nemen over de weigeringsgrond. De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden om aanvullende informatie van de Hongaarse autoriteiten te verkrijgen. Op 12 november 2024 werd de zaak hervat, waarbij de opgeëiste persoon afstand deed van zijn recht om aanwezig te zijn. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure en de mogelijkheid had om een openbare behandeling te verzoeken, maar hiervan geen gebruik had gemaakt. De rechtbank oordeelde dat er geen weigeringsgronden waren en stond de overlevering toe.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/264344-24 (EAB II)
Datum uitspraak: 12 november 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 6 september 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op
6 maart 2024 door het Gerechtshof van Pécs (Hongarije), hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit, en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Hongarije) op [geboortedag] 1982
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in [detentieplaats]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 23 oktober 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. M.H. Aalmoes, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Hongaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.
Tussenuitspraak 31 oktober 2024
Het onderzoek ter zitting is heropend onder gelijktijdige schorsing voor onbepaalde tijd, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de door de rechtbank inzake
artikel 12 OLW geformuleerde vragen aan de Hongaarse autoriteiten voor te leggen.
Zitting 12 november 2024
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling hervat op de zitting van 12 november 2024 in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie en de gemachtigde raadsvrouw van de opgeëiste persoon, mr. M.H. Aalmoes.
De niet verschenen opgeëiste persoon heeft bij verklaring van 12 november 2024 afstand gedaan van zijn recht om ter zitting van de rechtbank aanwezig te zijn.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Hongaarse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 31 oktober 2024

De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 31 oktober 2024 (ECLI:NL:RBAMS:2024:6961) beslissingen genomen over de grondslag van het EAB, de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor overlevering wordt gevraagd en over de vraag of de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is.
De betreffende overwegingen 3, 4 en 5 van de voornoemde tussenuitspraak worden in deze tussenuitspraak als herhaald en ingelast beschouwd.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Inleiding
In de tussenuitspraak van 31 oktober 2024 heeft de rechtbank vastgesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is, maar dat zij over onvoldoende informatie beschikt om een beslissing te kunnen nemen om al dan niet af te zien van toepassing van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW.
De rechtbank heeft op grond hiervan de behandeling van de zaak aangehouden om de uitvaardigende justitiële autoriteit in de gelegenheid te stellen de volgende vragen te beantwoorden:
“1. Heeft de opgeëiste persoon, toen hij hoger beroep instelde, verzocht om een zitting
waarop het hoger beroep in zijn aanwezigheid zou worden behandeld?
2. Is de opgeëiste persoon er van op de hoogte gesteld dat het hoger beroep (in beginsel)
niet in zijn aanwezigheid zou worden behandeld?
3. Indien vraag 2. bevestigend wordt beantwoord: heeft de opgeëiste persoon de
mogelijkheid gehad om (binnen een vastgestelde termijn) te verzoeken om zitting in
zijn aanwezigheid?
4. Heeft de opgeëiste persoon in deze strafzaak een adres opgegeven waarop hij
bereikbaar was voor de Hongaarse justitiële autoriteiten in verband met deze zaak?
5. Is aan de opgeëiste persoon meegedeeld dat hij iedere adreswijziging aan de
Hongaarse justitiële autoriteiten diende door te geven gedurende de gehele
strafrechtelijke procedure?
6. In de aanvullende informatie van 11 oktober 2024 staat:
''The court of second-instance notified the accused [opgeëiste persoon] of the date of the
council meeting.”
Indien vraag 4 bevestigend wordt beantwoord: is de opgeëiste persoon op het door
hem opgegeven adres op de hoogte gesteld van de datum van de 'council meeting'?”
Bij brieven van 31 oktober 2024, en een e-mail van 5 november 2024 hebben de Hongaarse autoriteiten bovenstaande vragen beantwoord. De rechtbank beschikt ook over een brief van de Hongaarse autoriteiten van 29 oktober 2024, in antwoord op vragen die door het Internationaal rechtshulpcentrum van het Openbaar Ministerie op dit punt waren gesteld.
Standpunt raadsvrouw
Uit de door de Hongaarse autoriteiten verstrekte informatie blijkt niet dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de datum en tijdstip waarop het arrest gewezen zou worden. Gelet hierop heeft de opgeëiste persoon niet de gelegenheid gehad om hoger beroep of cassatie in te stellen.
Nu aan de opgeëiste persoon ook geen verzetgarantie is verstrekt, heeft hij zijn verdedigingsrechten niet kunnen uitoefenen en is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing en dient de overlevering op die grond te worden geweigerd.
Standpunt officier van justitie
Op grond van de aanvullende informatie van de Hongaarse autoriteiten kan de rechtbank afzien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW. De overlevering kan dan ook worden toegestaan.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank herhaalt haar oordeel dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt. Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd. De rechtbank kan echter afzien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren.
Uit de door de Hongaarse autoriteiten aanvullend verstrekte informatie blijkt onder meer het volgende.
Op 25 mei 2022 is de opgeëiste persoon geïnformeerd over de
council meetingop
13 oktober 2022. De
council meetingbetreft een besloten zitting. Op 7 juni 2022 heeft de opgeëiste persoon het document van kennisgeving van de
council meetingpersoonlijk in ontvangst genomen en heeft hij voor ontvangst daarvan getekend. Hierbij is hij geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen 15 dagen na ontvangst van het document om een openbare behandeling te verzoeken. Ook is hij in dit document geïnformeerd dat hij niet kon deelnemen aan de
council meeting. De opgeëiste persoon heeft niet om een openbare behandeling van het door hem ingestelde hoger beroep verzocht. Wel heeft hij op 19 oktober 2022 bij de Hongaarse rechtbank een verzoek gedaan tot uitstel van de tenuitvoerlegging van de aan hem opgelegde gevangenisstraf.
Deze omstandigheden maken dat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon opleveren aangezien hij stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces dat tot dit arrest heeft geleid. De opgeëiste persoon was immers klaarblijkelijk op de hoogte van de procedure in hoger beroep en is in de gelegenheid gesteld te verzoeken om een openbare behandeling maar heeft van deze mogelijkheid binnen de daartoe gestelde termijn geen gebruik gemaakt.
Gelet op het voorgaande staat artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsartikelen

Artikelen 9 en 176 Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het Gerechtshof van Pécs (Hongarije) voor de feiten, zoals omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 12 november 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.