ECLI:NL:RBAMS:2024:7838

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 november 2024
Publicatiedatum
16 december 2024
Zaaknummer
13/009520-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 26 november 2024 uitspraak gedaan over de overlevering van een Poolse verdachte op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). Het EAB was uitgevaardigd door de regionale rechtbank in Białystok en betreft zowel de vervolging als de tenuitvoerlegging van opgelegde vrijheidsstraffen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de detentieomstandigheden in Polen onderzocht. Tijdens de zittingen op 8 mei, 26 juni, 10 september, 4 oktober, en 12 november 2024 zijn verschillende vragen over de detentieomstandigheden aan de Poolse autoriteiten gesteld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon eerst zijn gevangenisstraf zal uitzitten voordat hij in voorlopige hechtenis kan worden genomen voor de vervolging. De rechtbank heeft geen algemeen gevaar voor schending van de grondrechten vastgesteld in de detentie-instellingen waar de opgeëiste persoon zijn straf zal uitzitten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en heeft deze toegestaan. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee andere rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/009520-24
Datum uitspraak: 26 november 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 21 maart 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) [1] .
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 oktober 2023 door
the Regional Court in Białystok Criminal Division III, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren op [geboortedag] 1999 te [geboorteplaats] (Polen)
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande
nu gedetineerd in [detentieplaats]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 8 mei 2024
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 8 mei 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn. Hij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw, mr. T. Mustafazade, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd [2] .
Tussenuitspraak 22 mei 2024
Het onderzoek ter zitting is heropend onder gelijktijdige schorsing voor onbepaalde tijd, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de door de rechtbank geformuleerde vragen over de detentieomstandigheden door de Poolse autoriteiten te laten beantwoorden ter vaststelling van een eventueel algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden in voorlopige hechtenis in Polen.
Bij tussenuitspraak is de beslistermijn is op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd onder gelijktijdige verlenging op grond van artikel 27, derde lid, OLW van de gevangenhouding met 30 dagen.
Zitting 26 juni 2024
De behandeling van het EAB is hervat in aanwezigheid van mr. W.H.R. Hogewind, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn. De raadsvrouw, mr. T. Mustafazade, van de opgeëiste persoon heeft op voorhand aangegeven verhinderd te zijn om ter zitting van de rechtbank te verschijnen. De rechtbank heeft ter zitting benoemd dat in een andere zaak door de rechtbank Amsterdam inmiddels een algemeen reëel gevaar van grondrechtenschending was aangenomen voor alle detentie-instellingen voor voorlopig gehechten in Polen. De behandeling van de zaak is vervolgens aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de door de rechtbank geformuleerde vragen over de detentieomstandigheden aan de Poolse autoriteiten te stellen ter vaststelling van een eventueel individueel gevaar van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon na overlevering naar Polen.
De beslistermijn is op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd onder gelijktijdige verlenging op grond van artikel 27, derde lid, OLW van de gevangenhouding met 30 dagen.
Raadkamerzitting van 9 augustus 2024
Tijdens de raadkamerzitting is de beslistermijn is op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd onder gelijktijdige verlenging op grond van artikel 27, derde lid, OLW van de gevangenhouding met 30 dagen.
Zitting 10 september 2024
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling hervat in aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn. Hij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw, mr. T. Mustafazade, advocaat in Amsterdam. De behandeling van de zaak is geschorst in afwachting van de volledige beantwoording van de door de rechtbank ter zitting van 26 juni 2024 gestelde vragen.
De beslistermijn is op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd onder gelijktijdige verlenging op grond van artikel 27, derde lid, OLW van de gevangenhouding met 30 dagen.
Raadkamerzitting van 4 oktober 2024
Tijdens de raadkamerzitting is de beslistermijn is op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd onder gelijktijdige verlenging op grond van artikel 27, derde lid, OLW van de gevangenhouding met 30 dagen.
Zitting 6 november 2024
De behandeling van de zaak is op verzoek van de raadsvrouw aangehouden. Aan de raadsvrouw is op voorhand medegedeeld dat de behandeling van de zaak zal worden aangehouden.
Zowel de opgeëiste persoon als zijn raadsvrouw, mr. Mustafazade zijn niet verschenen ter zitting.
De beslistermijn is op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd en de gevangenhouding is ook met 30 dagen verlengd op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 12 november 2024
De rechtbank heeft de behandeling van het EAB met toestemming van partijen in gewijzigde samenstelling hervat op de zitting van 12 november 2024 in aanwezigheid van de officier van justitie mr. A. Keulers.
De opgeëiste persoon heeft afstand gedaan van zijn recht om ter zitting aanwezig te zijn. Hij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw, mr. T. Mustafazade.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 22 mei 2024

De rechtbank heeft beslissingen genomen over de grondslag van het EAB, de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor het EAB is uitgevaardigd, de weigeringsgrond van artikel 12 OLW voor zover overlevering wordt gevraagd voor de tenuitvoerlegging van onherroepelijke vrijheidsstraffen, het gelijkstellingsverweer en het beroep op artikel 11 OLW, voor zover dat zag op de rechtsstaat in Polen.
De betreffende overwegingen 3, 4, 5, 6 en 7 van de voornoemde tussenuitspraak worden in deze tussenuitspraak als herhaald en ingelast beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden in Poolse ‘remand prisons’

Inleiding
De rechtbank heeft bij de tussenuitspraak van 22 mei 2024 vastgesteld dat het EAB ziet op zowel de vervolging van de opgeëiste persoon (zaken I en II) als op de tenuitvoerlegging van twee aan de opgeëiste persoon opgelegde vrijheidsstraffen (zaken III en IV). De rechtbank verwijst naar haar overwegingen in rubriek 8.3 van de tussenuitspraak van 22 mei 2024, die betrekking hebben op de zaken I en II.
Bij uitspraak van de rechtbank van 5 juni 2024 [4] is in een andere zaak een algemeen gevaar vastgesteld van schending van grondrechten voor voorlopige gedetineerden in Polen. Naar aanleiding hiervan zijn in deze zaak ter zitting van 26 juni 2024 nieuwe vragen door de rechtbank geformuleerd die zien op het eventueel verstrekken van een individuele detentiegarantie dan wel zien op omstandigheden die het vastgestelde algemene gevaar zouden kunnen wegnemen.
Op 25 september 2024 zijn door het Internationaal Rechtshulpcentrum Amsterdam (IRC) de volgende vragen aan de Poolse autoriteiten gesteld:
“Could you please confirm that [opgeëiste persoon] will immediately begin serving
the custodial sentences imposed on him by the judgements III K 948/20 and
III K 1075/20, should his surrender be authorized?
- Could you please confirm that he will not first be detained in a remand prison
with regard to the ongoing Polish criminal proceedings (in cases III Kp 559/23
and III Kp 558/23)?”
Hierop is per brief van 26 september 2024 door de Poolse autoriteiten als volgt geantwoord:
“(…) that the wanted subject, [opgeëiste persoon] (…) will firstly serve the sentences of imprisonment imposed by the judgements in cases III K 948/20 and III K 1075/20 following his transfer.
In addition, this court informs that the provisional detentionmayalso be applied in parallel to prevent leaving the correctional facility in case of granting conditional release, an interruption in the execution of the sentence, or a furlough. It will formally proceed, however the time will be credited toward serving the prison sentences in cases 111 K 948/20 and 111K 1075/20.”
Bij e-mail van 8 oktober 2024 heeft het IRC de uitvaardigende justitiële autoriteit onder meer gevraagd hoe waarschijnlijk het is dat de situaties als genoemd in de aanvullende informatie van 26 september 2024
(‘conditional release, an interruption in the execution of the sentence, or a furlough’) zich zullen voordoen kort na de overlevering van de opgeëiste persoon.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft, voor zover relevant, op 25 oktober 2024 de volgende informatie verschaft:

1. It is not possible to ascertain the likelihood of situations such as interruption in serving the sentence or a furlough, as these depend on various unpredictable life circumstances.”
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft daarnaast informatie verschaft over het detentieregime voor voorlopig gedetineerden in de detentie-instelling van Białystok, waar de opgeëiste persoon na overlevering waarschijnlijk zal worden gedetineerd.
Standpunt raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op grond van de aanvullende informatie op het standpunt gesteld dat de Poolse autoriteiten geen openheid van zaken hebben gegeven over de vraag of de titel tot tenuitvoerlegging van de in het EAB genoemde vonnissen op een gegeven moment alsnog wordt omgezet in een titel tot voorlopige hechtenis voor het vervolgingsgedeelte van het EAB. Op grond van de aanvullende informatie over het detentieregime voor voorlopig gedetineerden in Białystok zou dat betekenen dat op dit moment een individueel gevaar bestaat van schending van artikel 4 Handvest bij overlevering van de opgeëiste persoon.
De raadsvrouw verzoekt de rechtbank dan ook om de officier van justitie niet ontvankelijk te verklaren voor het gedeelte van het EAB dat tot vervolging van de opgeëiste persoon strekt.
Standpunt officier van justitie
Primair stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de overlevering kan worden toegestaan aangezien op grond van de aanvullende informatie kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon in eerste instantie de aan hem in Polen opgelegde gevangenisstraffen zal uitzitten en dat pas daarna overgegaan zal worden tot de vervolging van de opgeëiste persoon. Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) hoeft de rechtbank alleen de detentieomstandigheden te onderzoeken in de detentie-instelling waar de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden geplaatst.
De detentieomstandigheden van voorlopig gedetineerden vormen dan ook geen beletsel voor de overlevering. Subsidiair verzoekt de officier van justitie om het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk te verklaren voor het gedeelte van het EAB dat strekt tot vervolging.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat zij gelet op het arrest ML [5] van het HvJ EU uitsluitend de detentieomstandigheden dient te onderzoeken in penitentiaire inrichtingen waar de opgeëiste persoon, volgens de informatie waarover zij beschikt, naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd, mede op tijdelijke of voorlopige basis.
Uit de hierboven vermelde informatie blijkt dat de opgeëiste persoon eerst de aan hem opgelegde vrijheidsstraffen zal uitzitten, waardoor hij niet in een
remand prisonzal worden geplaatst. Nu geen algemeen gevaar is vastgesteld voor detentie-instellingen waar de opgelegde gevangenisstraffen worden ondergaan, staan de detentieomstandigheden in de Poolse
remand prisonsniet aan overlevering in de weg. [6] Dat in bepaalde toekomstige, onvoorspelbare en daarmee onvoorzienbare omstandigheden de opgeëiste persoon alsnog in het regime voor voorlopig gehechten terecht zou kunnen komen, doet niet af aan deze conclusie. Naar hun aard kan van dergelijke omstandigheden niet worden gezegd dat zij zich naar alle waarschijnlijkheid zullen voordoen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de officier van justitie niet ontvankelijk te verklaren in haar vordering.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 311 en 326 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 7 en 12 Overleveringswet.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Białystok Criminal Division III(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 26 november 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 87.
6.Vergelijk Rechtbank Amsterdam 9 oktober 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:6553