3.3.1Feiten en omstandigheden (zaak A, feiten 4, 5 en 6)
De feiten 4, 5 en 6 zien op hetzelfde feitencomplex. De feiten en omstandigheden zullen daarom tegelijkertijd besproken worden. De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
[aangever] had op 2 januari 2023 omstreeks 21.00 uur met [persoon 2] bij de Willinklaan afgesproken, omdat [persoon 2] meedeelde hem een geldbedrag te willen terugbetalen. [aangever] kwam op de afgesproken locatie aan met zijn fiets en ging met [persoon 2] mee. Op dat moment werd [aangever] van zijn fiets getrokken door meerdere jongens. Hij werd bij zijn armen vastgepakt en naar een rode Volkswagen Up gebracht. [aangever] probeerde zich te verzetten. Hij moest in het midden op de achterbank van het voertuig gaan zitten. Naast hem kwamen twee onbekende jongens zitten, een andere onbekende jongen was de bestuurder van het voertuig en [persoon 2] zat voorin op de bijrijdersstoel. [aangever] probeerde uit de auto te komen door de jongens tegen de portierdeuren aan te duwen, maar werd door de twee jongens naast hem in zijn gezicht geslagen. Vervolgens haalde een van deze jongens de telefoon en de pashouder van [aangever] uit zijn jaszakken en vroeg hem naar de pincodes van zijn telefoon en zijn ING-betaalpas. Toen [aangever] zei dat hij deze niet wilde geven, werd hij in zijn gezicht geslagen. Uiteindelijk heeft hij de codes afgegeven, evenals de code van zijn ING-app. Het voertuig is twee keer gestopt bij een tankstation, zodat [persoon 2] een oplaadkabel voor de telefoon van [aangever] kon aanschaffen. Nadat het voertuig enige tijd had rondgereden, zag [aangever] dat de jongen rechts van hem (hierna: NN1) € 5.000,- van de spaarrekening naar de betaalrekening van [aangever] overmaakte. [persoon 2] stuurde vervolgens een Tikkie-betaalverzoek van € 3.500,- naar de telefoon van [aangever] , waarna NN1 dit bedrag overboekte. [aangever] hoorde NN1 zeggen: ‘Doe geen rare dingen, want ik haal mijn geweer tevoorschijn’. Hierna stapten [persoon 2] en de jongen links van [aangever] (hierna: NN2) uit het voertuig en overhandigden zij iets later contant geld aan NN1. Vervolgens is het voertuig op meerdere locaties gestopt, waarbij NN1 en NN2 steeds uitstapten. In Haarlem zag [aangever] dat zij naar een pinautomaat liepen en hoorde hij hen daarna verklaren dat ze een paar keer achter elkaar hadden gepind. Op het moment dat het voertuig weer is gaan rijden, is [aangever] uit de auto gezet.
Op 4 januari 2023 is [aangever] gezien door een arts. Deze arts heeft letsel bij hem waargenomen, te weten meerdere bloeduitstortingen rondom zijn linkeroog en zijn linker- en rechterwang, en een beschadiging aan zijn onderlip.
[persoon 3] heeft namens de ING Bank N.V. (hierna: de ING bank) op 10 januari 2023 aangifte gedaan van diefstal met geweld in vereniging en witwassen. Naar aanleiding van de melding van [aangever] heeft de ING bank onderzoek ingesteld naar de transacties. Hierbij is gebleken dat op 2 januari 2023 om 22:43 uur, vanaf de betaalrekening van [aangever] , een overboeking van € 3.500,- is gedaan naar de betaalrekening van [persoon 2] . Vervolgens hebben er meerdere geslaagde pintransacties plaatsgevonden in Amsterdam en Haarlem, waarbij van een aantal pintransacties camerabeelden beschikbaar zijn. Uiteindelijk is er een totaalbedrag van € 17.404,99 gepind van de rekening van [aangever] .
[persoon 2] heeft op 31 januari 2023 bij de politie verklaard dat hij, in opdracht van [persoon 1] , [aangever] naar de betreffende locatie heeft gelokt. Toen [persoon 2] aangaf niet mee te willen werken, kreeg hij klappen op zijn hoofd en armen. Op de betreffende locatie werd [aangever] in zijn gezicht geslagen en in het voertuig geduwd. In het voertuig is [aangever] wederom meerdere keren in zijn gezicht geslagen door [persoon 1] en moest hij onder dwang zijn bankgegevens afgeven. Vervolgens is er op verschillende locaties gepind met de betaalpas van [aangever] , onder andere door [persoon 2] omdat hij bang voor de anderen was. [persoon 2] verklaarde dat [persoon 1] , [persoon 4] en [verdachte] aanwezig waren tijdens zowel het rondrijden in het voertuig als het pinnen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 2 januari 2023 door [persoon 2] en [persoon 1] werd gebeld met de vraag of hij wilde helpen bij het uitvoeren van een plan gericht op [aangever] . Die avond is verdachte naar de betreffende locatie toe gegaan. Hij heeft verklaard dat hij [persoon 2] het voertuig in heeft geduwd, om zo te bewerkstelligen dat [aangever] mee zou werken. Nadat het voertuig wegreed, heeft [persoon 1] [aangever] geslagen en heeft verdachte hem geduwd. Verder heeft hij verklaard dat hij een keer met de betaalpas van [aangever] een pintransactie heeft gedaan. Nadat [aangever] in Haarlem uit het voertuig was gezet, is verdachte in Sloterdijk uit het voertuig gestapt.
[persoon 1] heeft op 24 mei 2023 bij de politie verklaard dat hij op 2 januari 2023 via Snapchat door [persoon 2] werd benaderd met de vraag of hij geld wilde verdienen. [persoon 2] had het plan om [aangever] te lokken, hem in de auto te duwen en hem geld afhandig te maken. [persoon 1] is hiermee akkoord gegaan. Nadat [persoon 2] [aangever] naar de locatie had gelokt, heeft [persoon 1] , samen met [persoon 4] en verdachte, [aangever] een auto ingetrokken. Hoewel het niet het plan was om [aangever] te slaan, hebben [persoon 1] en verdachte dit wel gedaan omdat [aangever] niet wilde meewerken. In het voertuig heeft [persoon 1] met de telefoon van [aangever] een Tikkie-betaalverzoek van € 3.500,- van [persoon 2] betaald. Ze hebben ook meerdere keren met de betaalpas van [aangever] gepind. Ten slotte erkent [persoon 1] dat hij tegen [aangever] heeft gezegd dat hij een geweer bij zich had.
Zowel bij de rechter-commissarisals bij de politieheeft [persoon 4] verklaard dat hij één à twee dagen vóór het incident via de Playstation door [persoon 2] werd benaderd met de vraag of hij tegen betaling een auto wilde besturen, omdat [persoon 2] iemand wilde beroven. [persoon 4] is akkoord gegaan met zijn voorstel. [persoon 4] was de bestuurder van het voertuig, [persoon 2] zat op de bijrijdersstoel en [persoon 1] en verdachte zaten op de achterbank. Verdachte heeft ter terechtzitting bevestigd dat hij inderdaad op de achterbank links van [aangever] zat. Tijdens het rijden heeft [persoon 4] gehoord dat er klappen werden gegeven. Verder heeft hij het voertuig op verschillende plekken gestopt, onder andere om te pinnen.
Tussenconclusie NN1, NN2 en NN3
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, tot de conclusie dat [aangever] in het voertuig zat met verdachte, [persoon 2] , [persoon 1] en [persoon 4] . [persoon 2] zat voorin op de bijrijderstoel van het voertuig. Verdachte zat links achterin op de achterbank van het voertuig en is daardoor NN2 in de aangifte van [aangever] . [persoon 1] zat rechts achterin op de achterbank van het voertuig, en is daarmee NN1. [persoon 4] is NN3, aangezien hij de bestuurder van het voertuig was.
3.3.1.1 Oordeel van de rechtbank over feit 4 in zaak A (wederrechtelijke vrijheidsberoving)
De rechtbank stelt voorop dat voor de beantwoording van de vraag of sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving in de zin van artikel 282 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bepalend is of het slachtoffer zich niet meer fysiek kon bewegen of verplaatsen dan wel zodanig gekneveld is dat die zich niet meer (zelfstandig) kon voortbewegen. Met andere woorden, of het slachtoffer de vrijheid heeft gehad om te gaan en staan waar hij wilde. De feitelijke situatie waarin het slachtoffer is gebracht vormt daarin het zwaartepunt. Hierbij is van belang dat iemands bewegingsvrijheid niet alleen fysiek beperkt kan worden, maar ook beperkt kan worden door iemand angst aan te jagen.
[aangever] werd op 2 januari 2023 gedwongen om in het midden op de achterbank van een voertuig te zitten en moest vervolgens gedurende langere tijd in het voertuig blijven zitten. Gelet op deze positie op de achterbank, waarbij zowel links als rechts van hem iemand zat, kon hij geen kant op. Ook bij de tankstations waar het voertuig stopte, was het onmogelijk voor hem om het voertuig te verlaten aangezien er continu iemand naast hem op de achterbank zat. Hierdoor werd [aangever] fysiek beperkt in zijn vrijheid om te gaan en staan waar hij wilde. Verder blijkt dat [aangever] uit angst voor geweld de bevelen van de verdachten opvolgde en zich niet verzette. Deze angst was ook reëel, omdat er verschillende keren geweld op hem is uitgeoefend, onder andere toen hij probeerde te ontsnappen uit het voertuig. Daarnaast is hem angst aangejaagd doordat [persoon 1] tegen hem heeft gezegd dat hij een wapen bij zich had. Bovendien werd zijn telefoon weggenomen, waardoor hij zowel tijdens als na het incident geen hulp kon inschakelen. Hieruit blijkt dat [aangever] dusdanig veel angst werd aangejaagd, waardoor hij ook op deze manier in zijn bewegingsvrijheid is belemmerd. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [aangever] zich niet aan die intimiderende situatie heeft kunnen onttrekken, vanwege het geweld en de psychische druk die door de verdachten op hem werd uitgeoefend, waardoor sprake is geweest van een wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Medeplegen
Bij de uitvoering van het gezamenlijke plan hadden de verdachten ieder een rol. [persoon 2] heeft een initiërende rol gehad in de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [aangever] . Hij stelde het plan op, benaderde verdachte en de medeverdachten, en lokte [aangever] naar de locatie. De rol van [persoon 4] was gericht op het besturen van het voertuig. [persoon 1] en verdachte hadden de taak om [aangever] in het voertuig te krijgen en te voorkomen dat hij het voertuig zou verlaten. Vanuit hun rol zijn de verdachten gezamenlijk opgetrokken en zij hebben gezamenlijk het plan uitgevoerd. De intensiteit van de samenwerking, de rol in de uitvoering en het belang van de rol van verdachte maken dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten. Hun rollen waren daarbij vergelijkbaar en inwisselbaar. De rechtbank acht medeplegen daarom bewezen.
Opzet
De rechtbank is op grond van de genoemde bewijsmiddelen, in samenhang bezien, van oordeel dat uit het handelen van verdachte en de medeverdachten duidelijk blijkt dat het hun bedoeling was [aangever] in het voertuig te krijgen en te voorkomen dat hij het voertuig zou verlaten. Hierdoor kan het vereiste opzet op de wederrechtelijke vrijheidsberoving bewezen worden geacht.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat verdachte geen geweldshandelingen heeft verricht. Uit de verklaring van verdachte ter terechtzitting blijkt immers dat hij [aangever] heeft geduwd toen zij in het voertuig zaten.
Hoewel de officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van gijzeling, is deze strafverzwarende omstandigheid niet ten laste gelegd. De rechtbank zal hier daarom aan voorbij gaan.
Conclusie
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich op 2 januari 2023 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [aangever] .
3.3.1.2 Oordeel van de rechtbank over feit 5 in zaak A (diefstal in vereniging met geweld en bedreiging met geweld)
Gelet op de onder 3.3.1 genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat [persoon 1] de telefoon en de pashouder van [aangever] heeft weggenomen en dat daarbij geweld is gebruikt.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de rol van verdachte kan worden gekwalificeerd als die van medepleger. De rechtbank stelt vast dat de betrokkenheid van verdachte bij de diefstal kan worden afgeleid uit hun gezamenlijke plan om [aangever] mee te nemen en vervolgens geld van hem weg te nemen, zodat er daarom sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking, niet alleen ten aanzien van de ontvoering maar ook ten aanzien van de diefstal met (bedreiging met) geweld.
Concluderend acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich, tezamen en in vereniging met anderen, schuldig heeft gemaakt aan diefstal voorafgegaan en gevolgd door geweld en bedreiging met geweld.
3.3.1.3 Oordeel van de rechtbank over feit 6 in zaak A (diefstal in vereniging door middel van valse sleutels)
Op grond van de onder 3.3.1 genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich op 2 januari 2023 samen met anderen heeft schuldig gemaakt aan de diefstal door middel van valse sleutels van een totaalbedrag van € 17.404,99.
Er is telkens door verdachte of een medeverdachte, kort na het afhandig maken van de telefoon, betaalpas en pincode van [aangever] , op verschillende locaties kort na elkaar gepind. Dat vereist een zekere mate van organisatie. Daarnaast heeft [persoon 2] tweemaal een oplader gekocht bij een tankstation, zodat de telefoon van [aangever] gebruikt kon blijven worden om geld van zijn spaarrekening van zijn betaalrekening over te maken. Uit de omstandigheid dat er steeds iemand anders pinde met de betaalpas van [aangever] , volgt dat de rollen van de verdachten inwisselbaar waren. Dit maakt dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, gericht op diefstal met een valse sleutel, namelijk de weggenomen telefoon, betaalpas en pincode.
De rechtbank houdt verdachte verantwoordelijk voor het totale geldbedrag dat is weggenomen van de rekening van [aangever] . Immers, het handelen van de verdachten stond in het teken van financieel gewin. Ook de transacties met de gestolen betaalpas waarbij verdachte niet aanwezig is geweest, maakten onderdeel uit van het gezamenlijke plan. De rechtbank verwerpt daarmee het verweer dat verdachte niet verantwoordelijk gehouden kan worden voor de handelingen van de medeverdachten nadat hij was vertrokken uit het voertuig.
3.3.1.4 Voortgezette handeling
Naar de oordeel van de rechtbank vallen de feiten 4, 5 en 6 niet aan te merken als eendaadse samenloop. De feiten dienen als afzonderlijk strafbare feiten te worden gezien, maar wel in het kader van een voortgezette handeling. De feiten betreffen immers gelijksoortige en elkaar in tijd opvolgende gedragingen, die ook ten aanzien van het wilsbesluit zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachten daarvan één verwijt kan worden gemaakt.
3.3.2Feiten en omstandigheden (zaak A, feiten 1, 2 en 3)
De feiten 1, 2 en 3 zien op hetzelfde feitencomplex. De feiten en omstandigheden zullen daarom tegelijkertijd besproken worden. De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Melding en ter plaatse
In de nacht van 6 januari 2023 kwam om 03.29 uur een melding binnen dat een slachtoffer gegijzeld zou zijn en dat hij zich in een Greenwheels-voertuig zou bevinden op de Bos en Lommerweg. Korte tijd later waren verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] ter plaatse en werden zij aangesproken door een onbekende vrouw in een voertuig. Zij verklaarde dat haar zoon uit een woning was ontvoerd en in een rood voertuig stapte. De bijrijder van het voertuig liet aan verbalisant [verbalisant 2] een Snapchatgesprek zien met ene ‘ [voornaam 1] ’, waarin meermaals werd gevraagd om politie en hulp.Verbalisanten [verbalisant 8] en [verbalisant 9] zagen op [lokatie] een rode Volkswagen Up van ‘Greenwheels’ met kenteken [nummer] rijden. In het voertuig bleken te zitten: verdachte (bestuurder), [persoon 5] (bijrijder), [persoon 6] (rechts achterin) en [benadeelde partij] (links achterin).Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] zagen dat [benadeelde partij] bang naar hen keek en dat hij een wond op zijn linkerwang had.Ook verbalisanten [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalisant 7] zagen dat [benadeelde partij] hevig ontdaan was en dat hij verwondingen in zijn gezicht had. Zij hoorden hem zeggen dat hij door de inzittenden van het voertuig was meegenomen.
Ter plaatse heeft verdachte verklaard dat de jongen bij hen in de auto zat, omdat de neef van die jongen een geldschuld heeft bij iemand.
Verklaring [benadeelde partij]
heeft verklaard dat hij op 6 januari 2023 omstreeks 02.00 uur in zijn woning was aan [adres 2] toen [persoon 7] (hierna: [persoon 7] ) plots voor zijn deur stond. Toen [benadeelde partij] zijn jas pakte en de deur weer open deed, stonden [persoon 6] en verdachte ook in de deuropening. [persoon 6] pakte [benadeelde partij] vast, nam hem mee naar beneden en zei: ‘Mij nakken toch, mij nakken toch’. [persoon 2] stond beneden bij de flat te wachten.werd richting een voertuig geduwd en werd door [persoon 6] geslagen op zijn lichaam en in zijn gezicht. [benadeelde partij] werd in het voertuig geduwd en moest plaatsnemen in het midden van de achterbank, terwijl [persoon 6] en [persoon 2] naast hem plaatsnamen. Nadat de auto wegreed, pakte [persoon 6] zijn telefoon af, sloeg hem wederom in zijn gezicht en zei dat ze zijn moeder en familieleden ook dingen zouden aandoen. Nadat [persoon 7] thuis werd afgezet, reed het voertuig verder naar [straatnaam] . Het lukte [benadeelde partij] niet om het voertuig te verlaten, aangezien er een helm naast hem lag en de deuren op het kinderslot zaten. Vervolgens werd [benadeelde partij] de woning van [persoon 6] en [persoon 2] aan [straatnaam] binnengeduwd. In de woning werd hij door (onder andere) [persoon 6] en verdachte geslagen en getrapt. Tijdens de geweldshandelingen werd er tegen [benadeelde partij] gezegd dat hij dood zou gaan, dat als de politie komt hij zijn moeder en zijn hele familie kan begraven en dat er op dit moment mensen in Uithoorn zouden wachten om zijn familie te pakken. Bij de rechter-commissaris heeft [benadeelde partij] verklaard dat verdachte en [persoon 6] dit hebben gezegd. Na een periode van twintig minuten werd [benadeelde partij] opgetild en op een bed neergezet en hierna werd hij naar een andere kamer verplaatst. In deze kamer heeft [benadeelde partij] onder dwang van [persoon 6] zijn telefoon ontgrendeld en een memo ingesproken. Het betrof een spraakmemo gericht aan zijn neef [persoon 1] , waarin hij vroeg hem te ontmoeten bij de Total op [lokatie] . Vervolgens werd hij weer in de richting van het voertuig geduwd en nam plaats op de achterbank. Nadat het voertuig enige tijd had rondgereden, werden ze staandegehouden.
Uit onderzoek in de telefoon van [benadeelde partij] blijkt dat aan [persoon 1] het volgende bericht is gestuurd: ‘ [naam 1] kom snel aub ben bossenlommer heb ze geloest. Snel. Me tel gaat uit vallen’. Daarnaast is er een spraakmemo gestuurd waarin [benadeelde partij] zegt: ‘Kom achter Total snel snel. Ik kon snel weg. Ik kon snel wegkomen. Kom achter Total ik heb wifi hier’.
Snapchatberichten
In de telefoon van verdachte zijn Snapchatgesprekken aangetroffen tussen verdachte en ene [voornaam 2] . Op 5 januari 2023 om 20.37 uur stuurde verdachte ‘Joo we gaan hebben planning gemaakt’, waarop [voornaam 2] vroeg wat de planning is. Verderop in het gesprek stuurde verdachte dat het broertje van [persoon 6] ook komt. [voornaam 2] reageerde op dit met bericht met ‘ [naam 2] ’.
Verklaringen
[persoon 6] heeft op 6 januari 2023 bij de politie verklaard dat (onder meer) zijn broertje in een voertuig achter hen reed.
[persoon 7] heeft bij de politie verklaard dat [naam 2] op 6 januari 2023 omstreeks 02.00 uur bij zijn woning aan [adres 3] aanbelde, omdat hij met [voornaam 1] wilde praten. Toen [persoon 7] met hem mee naar buiten liep, kwamen er plotseling nog twee jongens aan. [persoon 7] werd geduwd en nam onder dwang plaats in het voertuig. Alle drie de jongens liepen mee naar de woning van [benadeelde partij] . Nadat [benadeelde partij] zijn jas had gepakt, werd hij vastgepakt en is er aan hem getrokken. Kort hierna is [persoon 7] thuis afgezet.
[getuige] heeft op 19 januari 2023 bij de politie verklaard dat hij een Greenwheels-voertuig heeft gehuurd op 6 januari 2023 van 00.30 uur tot en met 10.45 uur. [verdachte] en [persoon 6] hadden aan hem gevraagd om een voertuig voor hen te huren.
Tussenconclusie aanwezigen
De rechtbank komt op grond van het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, tot de conclusie dat het niet anders kan dan dat verdachte, [persoon 2] en [persoon 6] aanwezig waren bij zowel de woning van [persoon 7] , de woning van [benadeelde partij] als de woning aan [straatnaam] [huisnummer] .
Tussenconclusie Snapchatberichten
De rechtbank gaat op basis van het voorgaande ervan uit dat de verdachten zijn samengekomen vanwege een gezamenlijk opgesteld plan gericht tegen [benadeelde partij] .
Tussenconclusie incidenten 2 januari 2023 en 6 januari 2023
Het is de rechtbank, met name gelet op de verklaring van verdachte bij zijn staandehouding, duidelijk geworden dat sprake was van een conflict tussen de neef van [benadeelde partij] , [persoon 1] , en de verdachten. Op basis van de beschreven feiten en omstandigheden stelt de rechtbank vast dat de incidenten die hebben plaatsgevonden op 2 januari 2023 verband houden met de incidenten op 6 januari 2023.
3.3.2.1 Oordeel van de rechtbank over feit 1 primair in zaak A (gijzeling)
Voor de beantwoording van de vraag of sprake is van gijzeling in de zin van artikel 282a Sr is ten eerste vereist dat de bewegingsvrijheid van het slachtoffer werd beperkt. Ten tweede is vereist dat de dader het oogmerk heeft gehad een ander dan de gegijzelde te dwingen iets te doen of niet te doen.
De rechtbank is van oordeel dat [benadeelde partij] fysiek werd beperkt in zijn vrijheid om te gaan en staan waar hij wilde. Hij werd immers tot tweemaal toe in een voertuig geduwd en moest gedwongen in het midden op de achterbank zitten terwijl er steeds iemand naast hem zat. Verder is hij gedurende langere tijd vastgehouden in een vreemde woning. Zowel in het voertuig als in de woning waren er voortdurend mensen aanwezig die op [benadeelde partij] letten. Verder blijkt dat [benadeelde partij] uit angst voor geweld de bevelen van de verdachten opvolgde en zich niet verzette. De rechtbank acht deze angst reëel, omdat er verschillende keren geweld op hem is uitgeoefend en hij is bedreigd. Daarnaast is zijn telefoon weggenomen, zodat hij geen hulp kon inschakelen. [benadeelde partij] heeft bovendien verklaard dat hij in de woning doodsangsten heeft uitgestaan en verbalisanten hebben waargenomen dat hij hevig ontdaan was. Hieruit blijkt dat de verdachten, door het creëren van een situatie van (bedreiging met) geweld, [benadeelde partij] dusdanig veel angst hebben aangejaagd voor herhaling van agressie, dat zij hem ook op deze manier hebben in zijn vrijheid hebben belemmerd om te gaan en staan waar hij wenste. De rechtbank is dan ook van oordeel dat [benadeelde partij] zich niet aan die intimiderende situatie heeft kunnen onttrekken, vanwege het geweld en de psychische druk die door de verdachten op hem werd uitgeoefend, waardoor sprake is geweest van een wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde het volgende af. Er is sprake geweest van een gezamenlijk plan tussen de verdachten. [persoon 2] zijn rol bestond uit het benaderen van [persoon 7] , zodat hij [benadeelde partij] uit zijn woning kon lokken. Hij is zowel aanwezig geweest bij de woningen van [persoon 7] en [benadeelde partij] in Uithoorn als in de woning aan [straatnaam] . Verdachte en [persoon 6] zijn ook betrokken geweest bij de uitvoering van het gezamenlijke plan. Hierbij heeft verdachte steeds het voertuig bestuurd en had [persoon 6] de taak om [benadeelde partij] in het voertuig te krijgen. De verdachten zijn gezamenlijk opgetrokken en hebben gezamenlijk het plan uitgevoerd. Hieruit blijkt de nauwe en bewuste samenwerking. Hun rollen waren daarbij vergelijkbaar en inwisselbaar. Anders dan de raadsman, acht de rechtbank medeplegen daarom bewezen.
Opzet en oogmerk
Op basis van de in de bewijsmiddelen genoemde gedragingen is de rechtbank van oordeel dat het opzet van de verdachten naar de uiterlijke verschijningsvorm gericht was op de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [benadeelde partij] .
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat verdachte geen opzet heeft gehad op de geweldshandelingen die met de wederrechtelijke vrijheidsberoving gepaard zijn gegaan. Verdachte is betrokken geweest bij het opstellen van een gezamenlijk plan, gericht tegen [benadeelde partij] . Gelet op dit plan was voorzienbaar en had verdachte dus kunnen en mogen verwachten dat [benadeelde partij] niet vrijwillig plaats zou nemen in het voertuig, in het voertuig zou blijven zitten en in de woning aan [straatnaam] [huisnummer] zou verblijven. Er is zodoende een aanmerkelijke kans dat de uitvoering van het gezamenlijk opgestelde plan gepaard zou kunnen gaan met (licht) geweld. Door het plan op te stellen en zich gedurende de uitvoering van het plan niet te distantiëren, heeft verdachte deze aanmerkelijke kans op geweldshandelingen ook aanvaard. Daardoor is er volgens de rechtbank op zijn minst sprake van voorwaardelijk opzet op de geweldshandelingen tijdens de wederrechtelijke vrijheidsberoving.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat de wederrechtelijke vrijheidsberoving als drukmiddel is ingezet met het oogmerk om de neef van [benadeelde partij] te dwingen zich te begeven naar het Total tankstation. Verdachte heeft ook verklaard dat [benadeelde partij] bij hen in de auto zat, omdat zijn neef een geldschuld had bij iemand. Verdachten hadden aldus het oogmerk om een ander dan [benadeelde partij] te dwingen iets te doen. De rechtbank verwerpt hiermee het verweer van de raadsman, dat niet bewezen kan worden dat [benadeelde partij] werd bewogen om [persoon 1] te dwingen naar het Total tankstation te komen.
Conclusie
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich op 6 januari 2023 samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de gijzeling van [benadeelde partij] .
3.3.2.2 Oordeel van de rechtbank over feit 2 in zaak A (mishandeling)
Op grond van de onder 3.3.2 genoemde feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat verdachte [benadeelde partij] heeft mishandeld. De verklaring van [benadeelde partij] , dat hij meermaals in zijn gezicht is geslagen, wordt ondersteund door het geconstateerde letsel door de verbalisanten. Uit de foto’s van het letsel blijkt ook dat hij letsel op zijn lichaam heeft opgelopen. Het waargenomen letsel past naar het oordeel van de rechtbank ook bij meerdere geweldshandelingen op (verschillende plaatsen in) het gezicht en op het lichaam, en is naar het zich laat aanzien recent voor het nemen van de foto’s toegebracht.
De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsman dat [benadeelde partij] niet gezien kan hebben wie hem heeft geslagen of getrapt. [benadeelde partij] heeft bij de rechter-commissaris duidelijk en uitdrukkelijk verklaard dat hij door verdachte en [persoon 6] werd geslagen en getrapt, terwijl hij zich in de woning aan [straatnaam] [huisnummer] bevond.
Medeplegen
Uit de onder 3.3.2 genoemde bewijsmiddelen volgt verder dat verdachte en [persoon 6] beiden in het kader van de gijzeling geweldshandelingen hebben uitgevoerd. Tussen de verdachten bestond mede gelet op het gijzelingsplan ook ten aanzien van de mishandeling een bewuste en nauwe samenwerking. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van medeplegen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet vast is komen te staan dat de verdachten met voorbedachte raad hebben gehandeld, aangezien niet is komen vast te staan dat de mishandeling een vooraf gepland onderdeel was van het gijzelingsplan, zodat verdachte daarvan partieel zal worden vrijgesproken.
3.3.2.3 Oordeel van de rechtbank over feit 3 in zaak A (bedreiging)
Op grond van de onder 3.3.2 genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank bewezen dat [benadeelde partij] op 6 januari 2023 is bedreigd door verdachte en [persoon 6] . De rechtbank is van oordeel dat bij [benadeelde partij] de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen dan wel dat zijn familie zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan ook worden afgeleid dat verdachte opzet heeft gehad op de bedreiging. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Medeplegen
Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat zowel verdachte als [persoon 6] in het kader van de gijzeling bedreigingen hebben geuit. Tussen de verdachten bestond mede gelet op het gijzelingsplan ook ten aanzien van deze bedreigingen een bewuste en nauwe samenwerking. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van medeplegen.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet vast is komen te staan dat verdachte dan wel [persoon 6] de bedreiging ‘als je niet vertelt waar de jongen is die ze zoeken beland je in een lijkenzak en word je gedumpt’ heeft geuit, zodat verdachte daarvan partieel zal worden vrijgesproken.
3.3.2.4 Meerdaadse samenloop
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde feiten sprake is van meerdaadse samenloop als bedoeld in artikel 57 Sr. Hoewel de bewezenverklaarde handelingen namelijk weliswaar een zich op dezelfde tijd en plaats afspelend feitencomplex opleveren, loopt de strekking van de strafbepalingen dusdanig uiteen dat niet kan worden geoordeeld dat verdachte van die handelingen in wezen één verwijt kan worden gemaakt.