ECLI:NL:RBAMS:2024:7781

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 december 2024
Publicatiedatum
12 december 2024
Zaaknummer
13/273204-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs in woningovervallen

Op 12 december 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 21-jarige verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van een woningoverval, afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving. De feiten zouden zich hebben afgespeeld op 5 oktober 2023 in Amsterdam en op 15 oktober 2023 in Apeldoorn. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De verklaringen van de aangevers werden niet ondersteund door ander bewijs, en de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in de woning van de aangever was geweest. De rechtbank heeft ook de verklaringen van de getuigen en het camerabeeldmateriaal in overweging genomen, maar concludeerde dat deze niet voldoende waren om de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde feiten te bewijzen. De verdachte werd vrijgesproken van alle beschuldigingen, en het bevel tot voorlopige hechtenis werd opgeheven. De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en de rechten van de verdediging in het strafproces.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.273204.23 [verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/273204-23
Datum uitspraak: 12 december 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 2003,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. A.H. Buijsman, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. M.J. Bouwman, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
medeplegen van diefstal met geweld tegen [naam 1] op 5 oktober 2023 te Amsterdam;
medeplegen van afpersing van [naam 1] op 5 oktober 2023 te Amsterdam;
medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam 1] op 5 oktober 2023 te Amsterdam;
medeplegen van diefstal met geweld tegen [naam 2] en/of [naam 3] op 15 oktober 2023.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in een
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich, overeenkomstig het op schrift gestelde requisitoir, op het standpunt gesteld dat alle ten laste gelegde feiten kunnen worden bewezen. De officier van justitie heeft dit als volgt gemotiveerd.
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
De officier heeft ten aanzien van de bruikbaarheid van de verklaringen van aangever [naam 1] en de ondersteunende verklaringen van zijn zus [naam 4] het volgende standpunt ingenomen. Beide personen hebben belastend verklaard over verdachte en hun verklaringen worden door de verdediging betwist. Hoewel door de verdediging is verzocht om deze personen als getuigen bij de rechter-commissaris te horen, is dat niet gelukt. Hierdoor is er geen behoorlijke en effectieve ondervragingsmogelijkheid voor de verdediging geweest. De omstandigheid dat de verdediging de beide getuigen niet heeft kunnen ondervragen staat echter niet in de weg aan het gebruik van hun verklaringen voor het bewijs en leidt niet tot een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). De betrouwbaarheid van hun verklaringen kan namelijk in voldoende mate onderzocht worden in samenhang met het overige bewijsmateriaal.
Dit overige bewijsmateriaal biedt voldoende objectieve ondersteuning aan de verklaringen van aangever ten aanzien van de ten laste gelegde feiten. Dit bewijsmateriaal bestaat uit de camerabeelden die gemaakt zijn van verdachte samen met de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in en rondom het gebouw, het bij aangever waargenomen letsel aan zijn polsen, de tiewraps en folie die in de woning zijn aangetroffen, de bankpassen van aangever die bij medeverdachte [medeverdachte 2] zijn aangetroffen evenals het bij hem aangetroffen vuurwapen met lampje waarover aangever heeft verklaard en de foto die aangever van medeverdachte [medeverdachte 1] heeft gemaakt toen hij met hem aan het videobellen was en waarop de galerij van het appartementcomplex [complex] is te zien. Tot slot heeft aangever ook verklaard dat de verdachten elkaar ‘ [bijnaam 1] ’ noemden en uit tapgesprekken blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 1] de rapnaam ‘ [bijnaam 2] ’ heeft.
Uitgaande van deze bewijsmiddelen acht de officier van justitie bewezen dat verdachte zich in vereniging met anderen heeft schuldig gemaakt aan de handelingen zoals opgesomd onder de ten laste gelegde feiten. Het vragen naar de pincodes en bankpassen is geen onderdeel van de bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder feit 3.
Ten aanzien van feit 4
Het handelen van verdachte dient volgens de officier van justitie te worden gekwalificeerd als medeplegen. Dat verdachte niet zelfstandig een uitvoeringshandeling heeft verricht doet hier niet aan af. Aangever [naam 2] ( [naam 2] ) heeft over medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] expliciet verklaard dat zij vuurwapens hadden en dat zij hebben gedreigd met deze wapens. Verdachte heeft naar de code van de telefoon van aangever gevraagd en medeverdachte [medeverdachte 3] gaf het toestel door aan [verdachte] . Verdachte was dus aanwezig op het moment van de overval, heeft daarbij getalsmatig versterkt, heeft zich niet teruggetrokken op een daartoe geëigend tijdstip en heeft de telefoon van aangever in de woning onder zich genomen. Deze handelingen bij elkaar, en in onderlinge samenhang gezien met de handelingen van de medeverdachten, leiden tot de conclusie dat verdachte een aanzienlijke rol had en daadwerkelijk heeft bijgedragen aan het mogelijk maken van de ten laste gelegde diefstal met geweld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, overeenkomstig het op schrift gestelde pleidooi, het standpunt ingenomen dat verdachte dient te worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De verdediging heeft dit als volgt gemotiveerd.
Ten aanzien van feit 1, feit 2 en feit 3
Weliswaar kan worden vastgesteld dat verdachte in het gebouw aanwezig is geweest, maar niet zonder twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte ook in de woning van aangever is geweest. Dit kan namelijk alleen worden gebaseerd op de aangifte, maar deze aangifte vindt geen steun in andere bewijsmiddelen.
Daarnaast heeft de verdediging het ondervragingsrecht ten aanzien van aangever niet kunnen uitoefenen, terwijl het gaat om een ‘sole and decisive’-verklaring, waarbij een bewezenverklaring uitsluitend of in beslissende mate zou kunnen steunen op de verklaring van deze niet door de verdedigde ondervraagde getuige. Dit heeft tot gevolg dat de aangifte überhaupt niet voor het bewijs kan worden gebruikt wegens strijd met artikel 6 EVRM.
Ten aanzien van feit 4
De aangifte van [naam 2] is onbetrouwbaar, aangezien hij volgens getuige [getuige] schizofrenie heeft. Dit heeft tot gevolg dat zijn aangifte niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Het overige bewijsmateriaal is onvoldoende om het ten laste gelegde te kunnen bewijzen. Ook kan niet worden bewezen dat er sprake is van medeplegen. Volgens [naam 2] heeft ‘de Molukse jongen’ niks anders gedaan dan de telefoon overgedragen krijgen. Dit zou mogelijk kunnen wijzen op medeplichtigheid, maar dat is niet tenlastegelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3
Verklaring aangever [naam 1]
Aangever [naam 1] heeft verklaard dat hij op 5 oktober 2023 verbleef in een woning gelegen aan het [complex] in [plaats] . Hij had een afspraak gemaakt met een man via Grindr. Toen om 4.00 uur werd aangeklopt en hij de deur opendeed, werd hij bij zijn keel gegrepen door een man. Terwijl dit gebeurde was hij aan het videobellen met zijn zus, die een screenshot heeft gemaakt waar deze man op staat. Terwijl de man aangever vast had, belde hij met zijn eigen telefoon meermaals naar iemand anders. Opeens deed de man de deur open en toen kwamen er nog twee andere mannen de woning binnenlopen. Eén van deze mannen was een oudere negroïde man en had een vuurwapen in zijn hand. Aangever verklaart dat de drie mannen hem vervolgens in de woning met geweld hebben beroofd, hem hebben afgeperst en hem van zijn vrijheid hebben beroofd.
Verklaring van [naam 4]
De zus van aangever heeft over het incident aan de politie verklaard dat zij met aangever aan het videobellen was en dat zij zag dat een man haar broer begon te slaan. Ook hoorde zij dat één van de mannen belde met iemand en er korte tijd later werd aangebeld. Ze hoorde dat één van de mannen vroeg om geld en dat een andere man de woning binnenkwam. Vlak voordat de verbinding werd verbroken heeft de zus van aangever een screenshot gemaakt met daarop het gezicht van één van deze mannen. De politie heeft vastgesteld dat op deze foto één van de medeverdachten te zien is.
Camerabeelden
Op camerabeelden van de ten laste gelegde datum is te zien dat verdachte en twee medeverdachten rond 03.47 uur aankomen bij het wooncomplex aan het [complex] . Om 04.06 uur gaat één van de verdachten naar boven, waarna verdachte samen met de andere medeverdachte met een andere lift naar de vijfde verdieping gaat. Om 04.12 uur komen zij de lift uit op de 5e verdieping en gaan zij daar de trap op. Om 04.39 uur neemt verdachte samen met één van de medeverdachten met wie hij eerder de lift naar boven had genomen, de lift naar beneden, waarna zij samen richting de parkeerplaats lopen. Ongeveer een minuut later volgt de andere medeverdachte.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij die avond samen was met de medeverdachten, waaronder zijn vader. Hij is samen met zijn vader naar het gebouw aan het [complex] gegaan. Binnen zijn zij met zijn tweeën met de lift naar de vijfde verdieping van het gebouw gegaan en zijn zij daarna met de trap naar de zesde verdieping gegaan. Verdachte heeft ontkend de woning waar aangever verbleef te hebben betreden en heeft verklaard ook niet te weten of de medeverdachten de woning hebben betreden.
4.3.2
Beoordeling door de rechtbank
Wordt de verklaring van aangever ondersteund door ander bewijsmateriaal?
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het klopt dat hij op de ten laste gelegde datum samen met zijn vader het gebouw is binnengegaan waar de woning waarin aangever verbleef zich bevond. Binnen in het gebouw hebben hij en zijn vader uiteindelijk samen de lift naar de vijfde verdieping genomen en zijn zij vervolgens lopend naar de zesde verdieping van het gebouw gegaan. Deze verklaring van verdachte wordt bevestigd door de camerabeelden. Verdachte heeft echter ontkend dat hij de woning is binnengegaan waar aangever verbleef. De rechtbank is van oordeel dat de overige in het dossier aanwezige bewijsmiddelen, waaronder ook de bewijsmiddelen die door de officier van justitie in haar requisitoir zijn aangehaald, geen ondersteuning bieden aan de verklaring van aangever dat verdachte wél in de desbetreffende woning is geweest. Zo is bijvoorbeeld niet op camerabeelden te zien dat verdachte de woning waar aangever verbleef is binnengegaan en heeft de zus van verdachte geen signalement gegeven van de tweede man die zij via de videoverbinding zag verschijnen. Een derde man heeft zij blijkens haar verklaring niet gezien.
Vrijspraak
Dit betekent dan ook dat de rechtbank bij gebrek aan ondersteunend bewijs niet bewezen acht dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld, afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving van [naam 1] , zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken. Gelet hierop is de bespreking van hetgeen door de officier van justitie en de verdediging is aangevoerd over de bruikbaarheid van de verklaringen van aangever en zijn zus in het licht van artikel 6 EVRM niet nodig.
4.3.3
Ten aanzien van feit 4
Verklaring aangever [naam 2]
Aangever [naam 2] heeft over de woningoverval verklaard dat er bij hem thuis werd aangebeld door een persoon die hij kent als ‘ [bijnaam 3] ’. [naam 2] deed de deur open, waarop [bijnaam 3] de woning zou zijn binnengekomen met een vuurwapen en naar geld en sieraden zou hebben gevraagd. Op datzelfde moment zouden er nog twee mannen de woning zijn binnengekomen. Eén van deze mannen had een donkere huidskleur, leek van Surinaamse/Afrikaanse afkomst te zijn en hij zou een zwart vuurwapen met daaronder een laser in zijn hand hebben gehad. Ook hij zou geld en sieraden hebben gewild. De derde man is door aangever omschreven als een man tussen de 20 en 23 jaar oud, had een licht getinte huidskleur en een Indonesisch/Moluks uiterlijk. Hij zou volgens [naam 2] geen vuurwapen hebben gehad. [naam 2] heeft over het handelen van de overvallers onder meer verklaard dat [bijnaam 3] en de donkere man hem meermaals (met de vuurwapens) bedreigd zouden hebben. Door [bijnaam 3] zou naar zijn mobiel zijn gevraagd, waarna de donkere man zou hebben gevraagd naar de code van de telefoon. De jongen die een Indonesisch/Moluks uiterlijk had zou ook nog een paar keer naar zijn code hebben gevraagd. Toen zou [bijnaam 3] de Indonesische/Molukse jongen zijn telefoon hebben gegeven.
Als signalement van de jongen met het Indonesische/Molukse uiterlijk is door [naam 2] opgegeven dat het ging om een man tussen de 20 en 25 jaar oud met een licht getinte huidskleur en kort zwart haar. Hij had een grijze pufferjas aan en witte schoenen.
Verklaring [naam 3]
( [naam 3] ) heeft verklaard dat zij in de nacht van 15 oktober 2023 ook in de woning aanwezig was. Op het moment dat de mannen binnen kwamen was zij boven. Drie of vier gewapende mannen kwamen de woning binnen en sloegen de bewoner van de woning. De mannen zeiden dat zij de woning moest verlaten. Toen ze wegging en achteromkeek, zag ze dat de bewoner op zijn knieën zat en dat hij onder schot werd gehouden door een donkere man. Ze heeft niet gezien of de mannen nog andere dingen bij de bewoner hadden gedaan.
Camerabeelden
Op camerabeelden van verschillende tankstations opgenomen een paar uur voordat de woning in Apeldoorn door drie mannen werd betreden, is verdachte als passagier waargenomen in een auto samen met verschillende medeverdachten. Ook bevat het dossier camerabeelden die gemaakt zijn in de nacht van 15 oktober 2023 rondom de woning van [naam 2] en de straat van de woning. Op deze camerabeelden zijn drie mannen te zien. De politie heeft geverbaliseerd dat zij één van deze drie mannen herkennen als zijnde verdachte en dat verdachte een gewatteerde pufferjas draagt met een grijskleurige trainingsbroek en witte Nike Air Jordan 4 schoenen aan heeft.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij in de woning aanwezig was, maar dat hij niet de hele tijd in de woonkamer is geweest. Hij wist van tevoren niet wat ze daar gingen doen.
4.3.2
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte is de jongen met het Indonesische/Molukse uiterlijk
In de nacht van 15 oktober 2023 zijn drie mannen de woning van aangever [naam 2] binnengegaan. Eén van de mannen die de woning is binnengegaan was verdachte, zo heeft verdachte ook zelf verklaard. De rechtbank constateert dat verdachte degene moet zijn geweest die door [naam 2] wordt omschreven als de jongen met het Indonesische/Molukse uiterlijk. De rechtbank baseert zich hierbij op de camerabeelden rondom de woning en de straat van de woning van [naam 2] die dateren van de ten laste gelegde datum, waarop drie mannen te zien zijn, waaronder een man die door de politie is herkend als verdachte en die wat betreft het door de politie afgegeven signalement overeenkomt met het signalement dat door [naam 2] is afgegeven.
Juridisch kader
Als de rechtbank uitgaat van de verklaring van [naam 2] dat na het betreden door de drie mannen van de woning een gewelddadige overval heeft plaatsgevonden op de wijze zoals door hem is verklaard, dient door de rechtbank te worden onderzocht of het handelen van verdachte op grond van deze verklaring en op grond van de overige bewijsmiddelen in het dossier bij deelname aan dit feit zou kunnen worden gekwalificeerd als medeplegen.
Hiervoor is vereist dat er sprake zou zijn geweest van een nauwe en bewuste samenwerking, waarbij de verdachte met zijn handelen een voldoende significante of wezenlijke bijdrage zou hebben geleverd aan het ten laste gelegde. Ook indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet zou hebben bestaan uit een gezamenlijke uitvoering tijdens het begaan van het strafbare feit, kan sprake zijn van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking. Bepalend is of de door betrokkenen geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage aan het delict van voldoende gewicht is. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, kan rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Aan dit laatste aspect komt volgens de Hoge Raad op zichzelf geen grote betekenis toe, omdat het steeds moet gaan om het leveren van een wezenlijke bijdrage aan het delict. Niet vereist is dat de medeplegers eenzelfde rol vervullen of dezelfde soort gedragingen verrichten bij de uitvoering van het delict of dat de rollen inwisselbaar zijn. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
Vrijspraak
Uitgaande van de verklaring van [naam 2] over de jongen met het Molukse/Indonesische uiterlijk en de overige bewijsmiddelen in het dossier bestaat het handelen van verdachte tijdens de uitvoering van de woningoverval die gepleegd zou zijn ‘slechts’ uit het volgende: verdachte is samen met twee andere verdachten de woning van [naam 2] binnengegaan en zou ten tijde van de woningoverval in de woning aanwezig zijn geweest in dezelfde ruimte als de medeverdachten. Blijkens de verklaring van [naam 2] en [naam 3] zou verdachte hebben gezien dat de twee andere verdachten wapens trokken en op [naam 2] richtten. Verdachte zou zelf geen wapen bij zich hebben gehad. Verder zou verdachte meermaals om de code van de mobiel van [naam 2] hebben gevraagd, nadat één van de medeverdachten ook al een keer om de code van de mobiel zou hebben gevraagd.
Dit handelen van verdachte is naar het oordeel van de rechtbank niet van voldoende gewicht geweest om te kunnen spreken van een significante of wezenlijk bijdrage aan een woningoverval en kan zodoende niet als medeplegen worden aangemerkt. Dat verdachte de groep overvallers getalsmatig zou hebben versterkt, zoals door de officier van justitie in haar requisitoir benoemd, maakt dit oordeel niet anders, omdat ook dit niet maakt dat de rol van verdachte in combinatie met zijn overige handelen een significante of wezenlijke bijdrage oplevert. Ook wordt het ontbreken van de geringe rol van verdachte tijdens de uitvoering niet gecompenseerd door een grotere rol van verdachte in de voorbereiding, nu slechts kan worden vastgesteld dat verdachte als passagier samen met drie medeverdachten met een auto naar Apeldoorn is gegaan en verdachte zelf heeft verklaard dat hij niet wist wat ze precies zouden gaan doen. Het handelen van verdachte kan, zoals terecht door de raadsman is bepleit, eerder in verband worden gebracht met medeplichtigheid. Dit is echter niet aan verdachte ten laste gelegd.
Gelet op het voorgaande dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder feit 4 ten laste gelegde. De rechtbank komt daardoor ook niet toe aan bespreking van de overige verweren.

6.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder
feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4ten laste gelegde
niet bewezenen
spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 2 december 2024. Deze beslissing is in een apart bevel geminuteerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. B.C. Langendoen, voorzitter,
mr. J. Thomas en mr. I. Timmermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Zoetelief, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 december 2024.