4.3.4Het oordeel over het onder 3, 4, 5 en 1 ten laste gelegde
4.3.4.1 De betrouwbaarheid van de verklaringen en steunbewijs met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft in haar aangifte van 7 oktober 2022 verklaard dat zij al vijftien jaar bij verdachte komt voor behandelingen, soms met tussenpozen. Tijdens de afspraak van 15 juli 2022 ging hij uitgebreid in op het feit dat het uit was met haar vriend. Op 25 juli 2022 had zij weer een afspraak met hem. Die afspraak was aan het einde van de middag, omdat hij dan wat langer de tijd had. Hij kraakte haar nek en daar werd zij altijd best lang duizelig van, hetgeen ook op die dag het geval was. [slachtoffer 3] ging vervolgens op de massagetafel liggen. Verdachte vroeg ook of haar bh-bandje los kon. Dat vond [slachtoffer 3] raar, maar zij kende hem al vijftien jaar en vertrouwde hem. Haar bh ging steeds meer omhoog en kwam in haar nek. [slachtoffer 3] moest een aantal keer van haar buik naar haar rug draaien. Op een gegeven moment zei verdachte dat hij haar voorkant ging masseren en dat zij in het kader van
me toomaar moest aangeven wat zij fijn vond. Na eerst haar schouder te hebben gemasseerd, ging verdachte [slachtoffer 3] masseren bij haar liezen en borsten. Hij wisselde steeds van haar lies naar haar borsten. Hij maakte veegbewegingen bij haar borsten. Verdachte vroeg hoe het voelde en of [slachtoffer 3] het fijn vond. Plotseling deed hij zijn hand in haar onderbroek. Zij bevroor toen. Hij ging er steeds dieper in en hij maakte vegende bewegingen bij haar vagina. Hij zat ook tussen haar binnenste schaamlippen. Hij vroeg weer hoe het voelde, waarop [slachtoffer 3] zei dat het niet nodig was. Hij vroeg haar of zij het zeker wist, omdat het heel ontspannend kon zijn. Toen [slachtoffer 3] opnieuw zei dat het niet nodig was, stopte verdachte, maar hij ging wel door met de behandeling. Hij ging weer langs haar borsten vegen en in haar lies prikken en vervolgens nogmaals met zijn hand in haar onderbroek. Hij ging er toen nog dieper tussen. [slachtoffer 3] zei weer dat het echt niet nodig was. Verdachte stopte niet meteen, hij ging eerst nog een beetje wrijven voordat hij klaar was.
De rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer 3] gedetailleerd, specifiek en authentiek. Weliswaar bevat haar aangifte enkele inconsistenties ten opzichte van het informatief gesprek en de verklaring bij de rechter-commissaris, maar dit zijn geen inconsistenties die zien op de essentiële aspecten van haar verklaring. Deze zien bijvoorbeeld op de hand waarmee verdachte de handelingen zou hebben verricht. In elke verklaring komt echter terug dat verdachte haar in de borststreek en schaamstreek heeft betast. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 3] dan ook betrouwbaar.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de verklaring van aangeefster voldoende steun vindt in de getuigenverklaring van haar broer [naam 1] . Hij is de eerste die aangeefster gesproken heeft net na het incident. Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat deze getuige wel degelijk heeft verklaard over de toedracht van het incident, aangezien hij heeft verklaard dat aangeefster als eerste tegen hem zei: ‘Ik kom bij [verdachte] vandaan en hij heeft mij gevingerd.’ Ze vertelde vervolgens dat hij richting haar schaamstreek ging, dat ze zei dat ze dat niet nodig vond, maar dat hij toch verder ging. Ze vertelde dat ze bevroor. Daarnaast heeft deze getuige hevige emoties waargenomen bij aangeefster. Hij verklaart dat hij aan haar stem kon horen dat er iets ernstigs was gebeurd. Haar stemgebruik was intens, ontstemd. De getuige herkende haar huilstem uit duizenden. Dat gebeurt weinig en is een stem die hij hoort als zij echt geraakt is. Op basis van het voorgaande vindt de rechtbank dat de getuigenverklaring voldoende steunbewijs oplevert om uit te gaan van de feitelijke toedracht, zoals geschetst door aangeefster.
4.3.4.2 De betrouwbaarheid van de verklaringen en steunbewijs met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft in haar aangifte van 7 december 2022 verklaard over een incident op 27 september 2022. Zij kende verdachte toen ongeveer een half jaar. Hij had haar drie keer behandeld voor klachten aan haar schouders en nek. De eerste keer zei hij tegen haar dat zij het moest zeggen als zij iets niet wilde, omdat hij geen
me tootoestanden wilde. Dat gaf haar extra vertrouwen. In september 2022 vertelde zij hem dat zij ook last van haar been had. Verdachte zei dat hij daar wel iets mee kon, maar dat hij dan wel in haar lies moest zijn. Hij zei tegen haar dat zij haar sexy lingerie aan moest doen. [slachtoffer 4] beschouwde dat als een grapje en zocht er niets achter. Zij had op 27 september 2022 een afspraak in [plaats] . Hij kraakte eerst haar nek en schouders. Vervolgens moest zij op haar rug op de behandeltafel gaan liggen. Hij zei dat het handig zou zijn als haar onderbroek iets aan de kant ging. Hij begon toen met het masseren van haar been. Tijdens het masseren raakte hij vluchtig haar schaamlippen aan, onder haar onderbroek. [slachtoffer 4] verstijfde toen al, maar zij dacht dat het per ongeluk ging. Het gebeurde echter nog een paar keer. Op een gegeven moment ging de telefoon en hij zei: ‘Je bent
saved by the bell.’ Na het telefoongesprek ging hij verder en maakte hij bewegingen alsof hij haar aan het bevredigen was boven haar schaamhaar. Aangeefster zei: ‘Hier mag je mee stoppen.’ Verdachte zei ‘sorry’ en stopte toen, maar ging toen nog wel over haar borsten wrijven. Zij had haar bh toen niet aan. Toen de behandeling klaar was zei hij: ‘Misschien ben je één van de weinige mensen die dit gefriemel aan je lichaam niet lekker vinden.’ [slachtoffer 4] maakte hieruit op dat hij dus wel doorhad dat zij het niet fijn vond. Aangeefster verklaart dat zij overstuur en in de war was nadat zij was weggegaan.
De rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer 4] gedetailleerd, specifiek en authentiek. Er is geen sprake van inconsistenties op essentiële punten van haar verklaring. Weliswaar lijkt het in haar verklaring bij de rechter-commissaris eerst alsof haar schaamlippen slechts één keer zijn aangeraakt, maar nadat haar hierover een vraag werd gesteld, verklaart zij dat zij niet meer dacht dat het per ongeluk ging nadat hij de schaamlippen vaker aanraakte. Daarnaast heeft zij zowel in de aangifte als bij de rechter-commissaris verklaard over het wrijven over de borsten. [slachtoffer 4] verklaart op essentiële punten dus consistent. De rechtbank beschouwt haar verklaring dan ook als een betrouwbare verklaring.
De verklaring van [slachtoffer 4] wordt daarnaast ondersteund door de verklaring van haar vriendin [naam 2] . [naam 2] heeft hierover het volgende verklaard. [slachtoffer 4] heeft direct na haar bezoek aan verdachte met [naam 2] gebeld. [slachtoffer 4] vertelde haar dat zij zojuist bij de manueel therapeut was geweest. Tijdens de massage raakte hij haar aan bij haar edele delen, waar hij niet wezen moest. Het leek erop alsof hij haar aan het bevredigen was. Ze bevroor op dat moment. Het kostte haar tijd om te kunnen reageren, maar [slachtoffer 4] heeft toen wel tegen hem gezegd dat hij moest stoppen. Dat deed hij wel, maar daarna ging hij nog aan haar borsten zitten. [naam 2] verklaarde voorts dat de stem van [slachtoffer 4] trilde terwijl zij het vertelde.
Gelet op de verklaring van deze
disclosuregetuige vindt de rechtbank dat er voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is om uit te gaan van de feitelijke toedracht, zoals geschetst door aangeefster.
De verdediging heeft aangevoerd dat er een bandje van het schaambot naar de clitoris loopt en dat dit mogelijk zou kunnen verklaren dat aangeefster, toen verdachte dit bandje op het schaambot stimuleerde, heeft ervaren dat haar clitoris werd aangeraakt. De verdediging heeft stukken overgelegd waaruit dit volgens haar zou kunnen blijken. De rechtbank is echter van oordeel dat uit de overgelegde stukken geenszins kan worden afgeleid dat het stimuleren van het betreffende bandje ter hoogte van het schaambot ertoe kan leiden dat het voor de persoon in kwestie voelt alsof een andere plek, te weten de clitoris, wordt aangeraakt met de vingers.
4.3.4.3 De betrouwbaarheid van de verklaringen en steunbewijs met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde
Aangeefster [slachtoffer 5] heeft op 12 april 2023 aangifte gedaan van een incident op 20 september 2022. [slachtoffer 5] verklaart dat zij meerdere behandelingen bij verdachte had ondergaan en dat die goed hadden geholpen. Tijdens die behandelingen bleven haar onderbroek en bh aan. Op 20 september 2022 had [slachtoffer 5] een afspraak voor een ontspanningsmassage. Tijdens de ontspanningsmassage moest haar bh uit. [slachtoffer 5] had daar geen prettig gevoel bij, maar zij vertrouwde op de professionaliteit van verdachte. De massage begon in haar liezen. Het viel [slachtoffer 5] op dat verdachte regelmatig aan haar vroeg hoe iets voelde. [slachtoffer 5] wist niet hoe zij hierop moest antwoorden, ook omdat hij het zo vaak vroeg. [slachtoffer 5] voelde vrij snel daarna dat verdachte met zijn hand onder haar ondergoed ging, naar haar vaginastreek. Zij schrok hier erg van, kon het niet geloven en dacht: ‘Zit hij nou echt bij mijn vagina?’ Zij voelde dat hij met zijn vingers rondjes begon te draaien bij haar schaamlippen. Hij zat tussen haar schaamlippen. Zij voelde als lichamelijke reacties dat zij verstijfde en dat haar keel dichtsloeg. [slachtoffer 5] zei tegen hem dat ‘zij die plek niet wilde’. Hij reageerde met: ‘Oh sorry, daar was ik helemaal niet van bewust.’ Hij haalde toen zijn hand weg. Hij ging verder met de massage, begon haar buik te masseren en begon toen rondjes te draaien op haar borsten. Hij ging al draaiend van de ene borst naar de andere. Vrij snel bemerkte [slachtoffer 5] dat hij weer met zijn hand in haar onderbroek ging en op dezelfde plek bij haar vagina rondjes ging draaien. Dit was tussen haar schaamlippen, net boven haar clitoris. [slachtoffer 5] heeft toen weer gezegd dat zij het niet wilde en toen stopte hij. Verder heeft verdachte ook nog een aantal opmerkingen gemaakt, namelijk dat hij sinds het
me too-verhaal heel erg moet opletten en dat vrouwen overal over doordenken en overal een punt van maken. Hij heeft ook gezegd dat [slachtoffer 5] zeker van de ‘wilde feestjes’ was vanwege haar beroep als stewardess.
De rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer 5] gedetailleerd, specifiek en authentiek. Hoewel er enige inconsistenties in haar verklaringen lijken te zitten, zien deze inconsistenties (zoals over de manier waarop haar bh is uit gegaan) niet op essentiële aspecten van haar verklaring. De rechtbank acht de verklaring van aangeefster dan ook betrouwbaar.
Daarnaast wordt de verklaring van [slachtoffer 5] ondersteund door de schriftelijke verklaring van therapeute [naam 3] . De therapeute schrijft dat de eerste behandeling van [slachtoffer 5] bij haar plaatsvond op 28 oktober 2022. Tijdens die behandeling uitte [slachtoffer 5] zich zeer emotioneel en vertelde zij over de ongewenste aanrakingen door verdachte. [slachtoffer 5] vertelde de therapeute onder meer dat verdachte twee keer met zijn hand in haar onderbroek is geweest en dat hij pas stopte nadat zij voor de tweede keer aangaf dat zij het niet wilde. Ook masseerde hij haar borsten.
De rechtbank vindt dat de verklaring van de therapeut voldoende steunbewijs oplevert om uit te gaan van de feitelijke toedracht, zoals geschetst door aangeefster.
Ook ten aanzien van [slachtoffer 5] heeft de verdediging de suggestie gedaan dat het bandje tussen schaambot en clitoris mogelijk kan verklaren dat [slachtoffer 5] een gevoel heeft ervaren dat haar clitoris is aangeraakt terwijl dit in werkelijkheid niet is gebeurd. De rechtbank verwerpt dit verweer en verwijst naar de motivering opgenomen onder 4.3.4.2 van dit vonnis.
4.3.4.4 De betrouwbaarheid van de verklaringen en steunbewijs met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde
Aangeefster [slachtoffer 1] heeft op 1 februari 2021 verklaard dat zij twee behandelingen bij verdachte heeft gehad. Tijdens de eerste behandeling, op 6 november 2020, kraakte hij haar nek en moest zij erg huilen, omdat er veel emoties loskwamen. Zij moest op de behandeltafel liggen en haar bh was uit. Verdachte vroeg of zij zich weleens liet masseren en hij zei dat zij zich lekker moest laten verwennen door een man. Dat vond zij een mannenopmerking. Die keer masseerde hij haar op een nette manier. Haar tweede afspraak met verdachte was op 13 november 2020. Tijdens die afspraak zei verdachte dat hij haar ook kon masseren met olie en dat hij dat niet bij iedereen doet. Hij zei ook weer: ‘Je moet effe lekker verwend worden.’ Ook zei hij dat hij een oudere vrouw had in de praktijk die een erotisch verzorger had. [slachtoffer 1] werd weer gekraakt. Deze keer moest zij niet huilen, maar de energie steeg wel naar haar hoofd en zij was daarna niet scherp. Ze moest vervolgens gaan liggen en toen begon het masseren direct. Haar bh was op dat moment uit. Hij begon bij haar schouders en armen en zei: ‘Jij geeft je grenzen aan he?’ Vervolgens maakte hij een rondje over haar beide borsten en buik, met zijn beide handen. Hij mixte dingen die wel oké waren met dingen die niet oké waren. Hij ging vervolgens onder haar onderbroek tot op haar schaambeen, net boven haar clitoris. [slachtoffer 1] verkrampte, waarop verdachte weer naar haar buik ging. Zij zei tegen hem dat ‘zij ervan uitging dat hij het goed bedoelde’. Vervolgens masseerde hij haar beide borsten en begon hij aan haar tepels te trekken. Dat deed hij twee of drie keer. Dat vond zij niet leuk en dat heeft zij toen ook gezegd. Hij zei dat hij dat dan niet zou doen, maar hij maakte nog wel een rondje bij haar borsten met zijn beide handen. Na afloop zei hij dat hij gewoon nieuwsgierig was en dat het niet professioneel was.
De rechtbank vindt de verklaring van [slachtoffer 1] gedetailleerd, specifiek en authentiek. Hoewel haar verklaringen enkele inconsistenties bevatten (met name over de manier waarop de bh is uit gegaan), vindt de rechtbank niet dat [slachtoffer 1] op essentiële punten inconsistent heeft verklaard. Ook in haar aangifte heeft zij verklaard over betasting in de schaamstreek en niet enkel in de liezen. Zij heeft immers verklaard dat hij haar onder haar onderbroek, net boven haar clitoris, aanraakte.
[slachtoffer 1] heeft eerst op 22 januari 2021 een informatief gesprek gevoerd met de politie en tien dagen later, op 1 februari 2021, aangifte gedaan. Dat [slachtoffer 1] haar aangifte heeft doorgelezen voordat zij op 6 december 2023 bij de rechter-commissaris een verklaring heeft afgelegd, doet niet af aan de betrouwbaarheid van haar verklaringen, omdat alle drie de verklaringen grotendeels, en in elk geval op essentiële punten, overeenkomen. Het enkele feit dat [slachtoffer 1] zich pas later realiseerde dat zij was misbruikt, raakt niet aan de betrouwbaarheid van haar verklaring. Gelet op al het bovenstaande acht de rechtbank haar verklaring dan ook betrouwbaar.
Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de getuigenverklaringen die zich in het dossier bevinden niet worden gebruikt als steunbewijs. De door de officier van justitie aangehaalde therapeute [naam 4] heeft weliswaar een schriftelijke verklaring afgelegd waarin zij weergeeft wat [slachtoffer 1] aan haar over de toedracht heeft verteld, maar de rechtbank vindt dat hieruit onvoldoende blijkt wat deze therapeute zelf heeft waargenomen over de emotionele toestand van [slachtoffer 1] . [naam 4] heeft onder meer opgeschreven dat [slachtoffer 1] ‘leegte van binnen’ voelde en ontdaan was, maar het is de rechtbank niet duidelijk geworden of zij dit zelf heeft waargenomen dan wel op basis waarvan zij tot die conclusie is gekomen. De rechtbank kan niet uitsluiten dat [slachtoffer 1] enkel verbaal haar gevoelens op [naam 4] heeft overgebracht. Juridisch gezien is deze verklaring dan ook onvoldoende voor het gebruik als steunbewijs.
Zoals hiervoor onder 4.3.1 weergegeven, kan steunbewijs mogelijk ook worden gevonden in de andere feiten die aan een verdachte ten laste zijn gelegd, te weten zogenoemd ‘schakelbewijs’. De rechtbank zal hierna ingaan op de vraag of schakelbewijs ook voor dit feit kan worden toegepast.
De rechtbank ziet in het bewijsmateriaal ten aanzien van de feiten 1, 3, 4 en 5 belangrijke overeenkomsten die duiden op een gelijksoortig patroon, een zogeheten modus operandi, van verdachte. De rechtbank weegt hierbij de volgende omstandigheden mee.
- Alle aangeefsters waren patiënt van verdachte in zijn hoedanigheid van fysiotherapeut dan wel manueel therapeut.
- Alle aangeefsters hadden een afspraak in [plaats] , op een locatie waar verdachte als enige therapeut werkzaam is en alleen met zijn patiënt in het pand aanwezig was.
- Verdachte besprak persoonlijke, vaak intieme, zaken met de meeste aangeefsters.
- Verdachte maakte bij elke aangeefster ongepaste, en ook seksueel getinte opmerkingen, bijvoorbeeld over het lekker verwend worden door een man (in het geval van [slachtoffer 1] ), het aantrekken van sexy lingerie (in het geval van [slachtoffer 4] ) en het bekend zijn met wilde feestjes (in het geval van [slachtoffer 5] ).
- Bij iedere aangeefster maakte verdachte opmerkingen over dat zij zelf hun grenzen moesten aangeven. Bij [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] verwees verdachte daarbij expliciet naar de
- Meerdere aangeefsters werden door verdachte gekraakt en waren daar vervolgens dizzy, of in elk geval niet scherp, van.
- Alle aangeefsters lagen op hun rug en met ontblote borsten (of in het geval van [slachtoffer 3] met grotendeels ontblote borsten) op de behandeltafel.
- De vermeende seksuele handelingen komen in grote lijnen overeen, namelijk het betasten van de schaamstreek, al dan niet tussen de schaamlippen, en de borsten van de aangeefsters.
- De vermeende seksuele handelingen werden afgewisseld met handelingen die wel bij de behandeling pasten. Sommige aangeefsters verklaren dit expliciet, terwijl dit uit de overige verklaringen kan worden afgeleid.
- Verdachte vraagt (opvallend) vaak of de aangeefsters het fijn vinden en/of hoe iets voelt.
- Verdachte stopt niet direct met de handelingen wanneer de aangeefsters laten merken dat zij het niet willen, of gaat vervolgens verder met een andere vermeende seksuele handeling. Zo verwijdert hij bij meerdere aangeefsters zijn hand uit de schaamstreek, om vervolgens de borsten te betasten. Soms gaat hij vervolgens weer terug richting de schaamstreek.
De rechtbank vindt al deze omstandigheden in onderlinge samenhang bezien voldoende om tot het oordeel te komen dat sprake is van een herkenbaar en gelijksoortig gedragspatroon bij verdachte. Zij zal daarom de bewijsmiddelen ten aanzien van de feiten 3, 4 en 5 als schakelbewijs gebruiken, als steunbewijs voor feit 1. Ten overvloede merkt de rechtbank nog op dat ook ten aanzien van elk van de feiten 3, 4 en 5 de bewijsmiddelen in de overige zaken kunnen worden gebruikt als schakelbewijs. Nu echter ten aanzien van die feiten al voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is, zal de rechtbank het schakelbewijs daar niet opnemen.
4.3.4.5 Ontuchtige handelingen en dwang
De rechtbank stelt voorop dat zij ter zitting heeft besproken hoe de tenlastelegging gelezen moet worden. De officier van justitie heeft aangegeven dat alle handelingen die vermeld staan achter de woorden ‘plotseling en/of onverhoeds en/of onvoorzien en/of tegen de wil’, moeten worden gezien als onverhoedse handelingen die bijdragen aan het aspect dwang.
De rechtbank begrijpt de tenlastelegging aldus dat, in het kader van de verdenking van ontuchtige handelingen, omstandigheden naar voren zijn gebracht die enerzijds zien op de afhankelijkheidsrelatie tussen verdachte en aangeefsters en anderzijds op het plotseling/onverhoeds/onvoorzien/tegen de wil handelen van verdachte.
De rechtbank vindt dat het uitdoen van de bh dan wel het vragen de bh uit te doen, geen onverhoedse handeling is, maar wel een handeling betreft die de afhankelijkheidsrelatie tussen verdachte en de aangeefster versterkt. De aangeefsters liggen dan immers met ontblote borsten op de behandeltafel en dat vergroot hun kwetsbaarheid. Meerdere aangeefsters verklaren ook dat zij het uitdoen en vooral het uitlaten van de bh niet prettig vonden, maar dat zij het toelieten, omdat zij op de professionaliteit van verdachte vertrouwden.
De rechtbank heeft hierboven besproken dat zij ten aanzien van de feiten 1, 3, 4 en 5 uitgaat van de verklaringen van de aangeefsters. Het betasten van de schaamstreek en borsten waarover zij verklaren, merkt de rechtbank aan als ontuchtige handelingen waarop verdachte ook opzet had. Op geen enkele wijze is de rechtbank gebleken dat die door aangeefsters beschreven wijze van betasten van de borsten en de schaamstreek/schaamlippen deel uitmaakt van een manueel- of fysiotherapeutische behandeling van de klachten van de aangeefsters. De rechtbank weegt daarbij de context mee, waarin verdachte ook ongepaste opmerkingen maakte jegens de aangeefsters en hen (blijvend) met ontblote borsten op de behandeltafel heeft laten liggen, in een deel van de gevallen nota bene nadat de Commissie van Toezicht Fysiotherapie (hierna: de Commissie) op 6 juli 2021 op klacht van [slachtoffer 1] had geoordeeld dat hij hiermee haar lichamelijke integriteit had geschonden en hem een waarschuwing had gegeven. Gelet op de aard van de handelingen en de context waarbinnen de handelingen plaatsvonden, kan niet worden gesproken van het per ongeluk aanraken van borsten en/of schaamstreek en kan evenmin worden gesteld dat de in de tenlastelegging genoemde handelingen onderdeel waren van de – overigens niet erkende – methode Meyer.
De raadsman heeft het voorwaardelijk verzoek gedaan om een deskundige zoals W.J. den Hengst te horen over de methode Meyer. De rechtbank wijst dit verzoek af, omdat zij het horen van een deskundige over de methode Meyer niet noodzakelijk acht. De rechtbank weegt daarbij mee dat niet valt in te zien hoe het aanraken van en tussen de schaamlippen, het masseren van de borsten en het trekken aan tepels onderdeel zou kunnen uitmaken van welke manueel- of fysiotherapeutische (massage)behandeling dan ook, zodat geen aanleiding bestaat nadere informatie over de methode Meyer in te winnen. Ten aanzien van het bandje dat vanaf het schaambot naar de clitoris loopt, heeft de rechtbank bij de feiten 4 en 5 al overwogen dat zij dit geen aannemelijk scenario acht.
Ten aanzien van de dwang geldt dat geen sprake is geweest van het dwingen van de aangeefsters de ontuchtige handelingen te ondergaan door geweld of bedreiging met geweld. De rechtbank vindt echter wel dat sprake is van dwang door feitelijkheden.
In de eerste plaats gaat het dan om het onverhoedse karakter van de ontuchtige handelingen en van de ongepaste opmerkingen die verdachte maakte. Daarbij is relevant dat verdachte de ontuchtige handelingen afwisselde met niet-ontuchtige handelingen. De aangeefsters gingen uit van de professionaliteit van verdachte en waren soms nog duizelig, althans niet scherp, van het kraken door verdachte. Zij hoefden er hoe dan ook in geen enkel geval rekening mee te houden dat verdachte ontuchtige handelingen zou plegen.
In de tweede plaats gaat het om de afhankelijkheidssituatie waarin aangeefsters verkeerden en het overwicht dat verdachte op hen had. Die afhankelijkheidsrelatie is gelegen in de behandelaar-patiënt relatie, het feit dat verdachte een grote man is (waarover aangeefsters ook verklaren), dat de handelingen plaatsvonden terwijl verdachte stond en aangeefsters op hun rug lagen en dat de borsten van aangeefsters (grotendeels) ontbloot waren.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat telkens sprake is geweest van feitelijkheden waardoor verdachte de aangeefsters heeft gedwongen tot het dulden van de ontuchtige handelingen. Daarmee kan ten aanzien van de feiten 1, 3, 4 en 5 de primair ten laste gelegde aanranding worden bewezen.
4.3.4.6 Het oordeel over het onder 6 ten laste gelegde
Hierboven heeft de rechtbank overwogen dat zij ten aanzien van de feiten 1, 3, 4 en 5 bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan aanranding van de slachtoffers. De rechtbank vindt dat verdachte zich daarmee ook schuldig heeft gemaakt aan feit 6, door bij het verrichten van behandelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg buiten noodzaak benadeling van de psychische/geestelijke gezondheid van aangeefsters te veroorzaken, terwijl hij dat wist of ernstige reden had om dat te vermoeden. Onder het geven van behandelingen valt al het doen en laten van de zorgverlener. De ontuchtige handelingen zijn gepleegd tijdens een manueel- of fysiotherapeutische (massage)behandeling. De rechtbank is daarom van oordeel dat de ontuchtige handelingen binnen de reikwijdte van artikel 96 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: Wet BIG) vallen. Voor de benadeling van de gezondheid geldt dat hieronder ook de psychische gezondheid valt. Uit de verklaringen van de verschillende aangeefsters blijkt dat zij allemaal psychische schade hebben opgelopen als gevolg van de ontuchtige handelingen van verdachte. Verdachte had tenminste ernstige reden om te vermoeden dat dit nadeel het gevolg zou zijn van zijn handelen. Dat het plegen van ontuchtige handelingen door een behandelaar bij een patiënt leidt tot psychische en/of geestelijke schade is tenminste uiterst voorzienbaar. Het feit is daarmee wettig en overtuigend bewezen met uitzondering van dat deel dat ziet op aangeefster [slachtoffer 2] omdat verdachte van feit 2 wordt vrijgesproken en er ook overigens onvoldoende bewijs is dat verdachte zich ten aanzien van haar schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde.