ECLI:NL:RBAMS:2024:7565

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 oktober 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
11234723 \ EA VERZ 24-713
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldig ontslag op staande voet na het verzenden van vertrouwelijke informatie naar privé e-mailadres tijdens beëindigingsonderhandelingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 25 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoeker], en zijn werkgever, Troostwijk Groep B.V. De werknemer was sinds 1 november 2017 in dienst en was betrokken bij beëindigingsonderhandelingen. Tijdens deze onderhandelingen heeft hij vertrouwelijke en concurrentiegevoelige informatie van zijn werkgever naar zijn privé e-mailadres gestuurd. Dit gebeurde terwijl er al overeenstemming was bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De werkgever heeft de werknemer op staande voet ontslagen, omdat zijn handelen als een dringende reden werd beschouwd. De werknemer verzocht de kantonrechter om het ontslag te vernietigen en om nakoming van een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat de werknemer zich ernstig verwijtbaar had gedragen door vertrouwelijke informatie te versturen. De kantonrechter wees de verzoeken van de werknemer af en oordeelde dat de vaststellingsovereenkomst geen betekenis meer had na het ontslag. Ook de tegenverzoeken van de werkgever, waaronder een verbod op oneerlijke concurrentie, werden afgewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11234723 \ EA VERZ 24-713
Beschikking van 25 oktober 2024
in de zaak van
[verzoeker],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigden: mr. W.M. Hes en mr. V.E. Schröder
tegen
TROOSTWIJK GROEP B.V.,
te Amsterdam,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: Troostwijk ,
gemachtigden: mr. L. van Dis en mr. M.F.M.H.C. Noordermeer.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift, met producties,
- het verweerschrift met tegenverzoeken, met producties.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 september 2024. De verzoekschriftprocedure is gelijktijdig behandeld met een kort geding procedure met zaak- en rolnummer 11272972 \ KK EXPL 24-574 tussen dezelfde partijen. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door de gemachtigden. Voor Troostwijk is [naam 1] ( [naam functie 2] ) verschenen, bijgestaan door de gemachtigden. Partijen hebben hun standpunten toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. Troostwijk gebruikte daarbij spreekaantekeningen. Na verder debat is beschikking gevraagd en is een datum voor beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1966, is sinds 1 november 2017 in dienst bij (de rechtsvoorganger van) Troostwijk en is laatstelijk werkzaam in de functie van [naam functie 1] ( [naam functie 1] ). Het bruto salaris op basis van een werkweek van 40 uur bedroeg € 9.738,42 bruto per maand, exclusief emolumenten.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst is onder meer een geheimhoudingsbeding, een concurrentiebeding, een relatiebeding en een aan deze bedingen gekoppeld boetebeding opgenomen. In het geheimhoudingsbeding staat – voor zover hier van belang – het volgende:
“8.1 Werknemer verplicht zich gedurende zijn dienstverband bij Werkgever en daarna, ongeacht de reden voor beëindiging, geen vertrouwelijke informatie, of informatie waarvan Werknemer het vertrouwelijk karakter behoort te kennen, te verspreiden of kenbaar te maken aan enig persoon of bedrijf, met betrekking tot Werkgever, haar dochtermaatschappij(en) en/of van een met Werkgever verbonden onderneming.”
In het concurrentiebeding staat:
“10.1 Het is Werknemer zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Werkgever verboden om gedurende de looptijd van deze arbeidsovereenkomst – ongeacht de reden van beëindiging – in Nederland, direct of indirect, voor zichzelf of voor anderen, tegen vergoeding of om niet, in enigerlei vorm werkzaam te zijn in of voor, of betrokken te zijn of belang te hebben bij enige onderneming met activiteiten die gelijk of gelijksoortig zijn aan of concurrerend met die van Werkgever.”
2.3.
Op 5 maart 2024 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] en [naam 1] , [naam functie 2] van Troostwijk . In onderling overleg is besloten de arbeidsovereenkomst tussen partijen per 1 oktober 2024 te beëindigen en dat Troostwijk aan [verzoeker] een vaststellingsovereenkomst zal aanbieden.
2.4.
Op 19 maart 2024 heeft een vergadering plaatsgevonden, waarbij het strategiedocument van Troostwijk voor de komende vijf jaar werd besproken. Tijdens deze vergadering heeft [verzoeker] het strategiedocument naar zijn privé e-mailadres gestuurd.
2.5.
[verzoeker] heeft zich afgemeld voor de bespreking op 27 maart 2024 waar het Directieteam van Troostwijk de mogelijke overname van [naam 4] zou bespreken, waarvoor hij als lid van het Directieteam was uitgenodigd.
2.6.
In april 2024, op de 11de of de 22ste, zijn Troostwijk en [verzoeker] een vaststellingsovereenkomst overeengekomen. In deze overeenkomst is onder meer bepaald dat [verzoeker] tot 1 oktober 2024 in dienst is bij Troostwijk , dat [verzoeker] tot de overeengekomen einddatum in beginsel blijft werken, hij wordt ontheven uit het voor hem geldende concurrentiebeding, het relatiebeding wordt beperkt en dat Troostwijk een beëindigingsvergoeding aan [verzoeker] zal betalen.
2.7.
Op 24 april 2024 stuurt [verzoeker] het informatie-memorandum van [naam 4] inclusief het
due-diligence-rapport, die hij uit hoofde van zijn functie onder zich had, van zijn zakelijke e-mailadres naar zijn privé e-mailadres.
2.8.
Op 24 mei 2024 heeft [verzoeker] aan [naam 1] laten weten dat hij in gesprek is met een met Troostwijk concurrerende partij. Daarop is [verzoeker] op 27 mei 2024 op non actief gesteld. [verzoeker] heeft daarin berust.
2.9.
Op 18 juni 2024 vond een gesprek plaats tussen [verzoeker] , [naam 1] en [naam 2] ( [naam functie 3] Troostwijk ). Tijdens dit gesprek is [verzoeker] geconfronteerd met twee e-mails die hij vanuit zijn zakelijke e-mailadres had doorgestuurd naar zijn privé e-mailadres. [verzoeker] is tijdens dit gesprek op staande voet ontslagen.
2.10.
Troostwijk heeft op diezelfde dag het ontslag op staande voet in een brief aan [verzoeker] bevestigd en de vaststellingsovereenkomst vernietigd. In de brief staat, voor zover van belang, het volgende:
“ […] we in de afgelopen dagen hebben ontdekt dat u uiterst vertrouwelijke bedrijfsgegevens uit de bedrijfsomgeving van Troostwijk naar uw privé e-mailadres hebt gestuurd. U heeft dit gedaan terwijl besprekingen over de beëindiging van uw arbeidsovereenkomst gaande waren en ook nadat we overeenstemming hadden bereikt over de beëindiging van uw arbeidsovereenkomst. U heeft ons daarvan niet op de hoogte gesteld. […]
Uw handelen is voor ons onacceptabel. Er bestaat geen enkele noodzaak om buiten de beveiligde bedrijfsomgeving van Troostwijk te beschikken over onze vertrouwelijke documenten en bestanden, aangezien deze met behulp van een laptop vanaf elke werkplek benaderbaar zijn. De geconstateerde gedragingen achten wij zelfstandig en in onderlinge samenhang een dringende reden voor onmiddellijke beëindiging van uw dienstverband. In ons gesprek hebben we u op staande voet ontslagen. […]
Nu uw arbeidsovereenkomst per heden eindigt door onderhavige opzegging, heeft de eerder met u gesloten vaststellingsovereenkomst geen rechtseffect meer. De kern daarvan is immers beëindiging van uw dienstverband, en deze kan niet meer eindigen aangezien deze al is beëindigd. Dat geldt voor de gehele overeenkomst. Ten overvloede vernietigt Troostwijk deze overeenkomst omdat deze nietig/vernietigbaar is omdat deze tot stand is gekomen op grond van bedrog dan wel dwaling. Als Troostwijk had geweten dat u zich bedrijfsgeheime informatie had toe geëindigd zou zij niet deze overeenkomst met u zijn aangegaan.”
2.11.
[verzoeker] kan zich met het ontslag niet verenigen.

3.Het geschil

In het verzoek
3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter het ontslag op staande voet te vernietigen en Troostwijk te veroordelen tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst die partijen in
april 2024 hebben gesloten, op straffe van een dwangsom. [verzoeker] verzoekt, primair, Troostwijk te veroordelen tot betaling van loon, te vermeerderen met de wettelijke verhoging en wettelijke rente of, subsidiair, om Troostwijk te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding wegens een tekortkoming in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst, gelijk aan het salaris waar [verzoeker] aanspraak op had kunnen maken tot 1 oktober 2024. In alle gevallen verzoekt [verzoeker] Troostwijk te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
Aan deze verzoeken legt [verzoeker] samengevat ten grondslag dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet, omdat geen sprake is van een dringende reden voor ontslag op staande voet en dit ontslag niet onverwijld is gegeven. Daarnaast is de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst volgens [verzoeker] geldig en moeten de gemaakte afspraken worden nagekomen.
3.3.
Troostwijk verweert zich tegen het verzoek en concludeert tot afwijzing van de verzoeken van [verzoeker] . Daarnaast verzoekt zij, na vermeerdering, [verzoeker] te veroordelen tot (terug)betaling van de op basis van de vaststellingsovereenkomst betaalde kosten voor juridisch advies, het teveel betaalde loon over juni 2024 en contractuele boetes. Verder heeft [verzoeker] Troostwijk oneerlijk beconcurreerd, Om die reden verzoekt Troostwijk aan [verzoeker] een verbod op te leggen om tot twee jaar nadat de arbeidsovereenkomst is geëindigd in Nederland, België of Italië werkzaam te zijn voor een onderneming die gelijke of gelijksoortige activiteiten verricht als Troostwijk . Een en ander op straffe van een boete.
3.4.
Bij de beoordeling wordt uitgebreider op de inhoudelijke standpunten van partijen ingegaan.

4.De beoordeling

De verzoeken van [verzoeker]
Het ontslag op staande voet
4.1.
Het gaat in deze zaak allereerst om de vraag of [verzoeker] al dan niet terecht op staande voet is ontslagen. Voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet moet sprake zijn van een onverwijlde opzegging wegens een dringende reden en die reden moet onverwijld aan de werknemer zijn medegedeeld.
4.2.
Volgens artikel 7:678 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek worden voor de werkgever als dringende redenen voor een ontslag op staande voet beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van een dringende reden die een beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigt, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen.
4.3.
Tussen partijen staat vast dat [verzoeker] het strategiedocument van Troostwijk en informatie-memorandum van [naam 4] inclusief het
due-diligence-rapport, van zijn zakelijke account naar zijn privé e-mailadres heeft gestuurd.
4.4.
De kantonrechter is van oordeel dat de gedragingen van [verzoeker] ernstig verwijtbaar zijn. Op zichzelf levert het doorsturen van bestanden van een zakelijke e-mail naar een privé e-mailadres, geen dringende reden op. Maar het doorsturen van vertrouwelijke en concurrentiegevoelige informatie terwijl partijen bezig waren met beëindigingsonderhandelingen en ook nadat overeenstemming was bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en [verzoeker] daarnaast ook kenbaar maakt dat hij met een concurrerende partij in gesprek was, is anders en levert naar het oordeel van de kantonrechter wel een dringende reden op. De combinatie van afscheid nemen bij een werkgever, naar zichzelf sturen van concurrentiegevoelige informatie zonder een plausibele reden en kenbaar maken in gesprek te zijn met een concurrent, heeft er namelijk alle schijn van dat dit schade kan toebrengen aan de werkgever. Daarbij komt dat [verzoeker] in het Directieteam zit en hij alleen daarom al het besef moet hebben dat dit de schijn geeft van ongeoorloofde concurrentie.
4.5.
[verzoeker] stelt zich op het standpunt dat de dringende reden voor het ontslag op staande voet niet onverwijld is gegeven. Nadat hij op staande voet werd ontslagen heeft het nog drie dagen geduurd voordat [verzoeker] de ontslagbrief ontving met daarin de reden voor het ontslag. Bovendien was het voor hem op grond van deze brief niet duidelijk wat de reden voor het ontslag op staande voet is, omdat in die brief slechts is medegedeeld dat hij uiterst vertrouwelijke bedrijfsgegevens uit de bedrijfsomgeving van Troostwijk naar zijn privé e-mailadres zou hebben gestuurd. Daarmee is volgens [verzoeker] onvoldoende duidelijk om wat voor informatie het precies gaat, welk aandeel hij hierin heeft gehad en waarom dit een ontslag op staande voet zou rechtvaardigen. De kantonrechter volgt de stelling van [verzoeker] niet.
4.6.
Dat het voor [verzoeker] helder was op welke informatie Troostwijk doelde blijkt namelijk uit de transcriptie van het ontslaggesprek van 18 juni 2024. Tijdens dit gesprek zijn de twee documenten, het strategiedocument van Troostwijk en informatie-memorandum van [naam 4] , die [verzoeker] naar zichzelf heeft gestuurd besproken en waarom dit volgens Troostwijk onacceptabel is, zodat over de reden van het ontslag bij [verzoeker] geen misverstand heeft kunnen bestaan. Troostwijk heeft op diezelfde dag het ontslag op staande voet in een brief aan [verzoeker] bevestigd. De brief met de schriftelijke bevestiging is onverwijld aangetekend verstuurd en aangeboden op het adres van [verzoeker] . Op het moment dat helder was dat de brief niet in ontvangst was genomen, heeft Troostwijk de brief op 21 juni 2024 per e-mail nagestuurd. Naar het oordeel van de kantonrechter is hiermee voldoende voortvarend gehandeld en het ontslag is dan ook onverwijld gegeven.
4.7.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. De kantonrechter zal het verzoek van [verzoeker] om het ontslag op staande voet te vernietigen dan ook afwijzen.
Nakoming vaststellingsovereenkomst
4.8.
[verzoeker] stelt dat, ook wanneer het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven, de vaststellingsovereenkomst geldig is en deze afspraken moeten worden nagekomen, waaronder over de beëindigingsvergoeding. Troostwijk voert aan dat door het eerder ontslag op staande voert aan de vaststellingsovereenkomst geen betekenis meer toekomt. Bovendien heeft Troostwijk de vaststellingsovereenkomst met de brief van 18 juni 2024 buitengerechtelijk is vernietigd.
4.9.
Nog los van de vraag of de vaststellingsovereenkomst nog geldig is of buitengerechtelijk is vernietigd, kan [verzoeker] aan die vaststellingsovereenkomst geen aanspraken (meer) ontlenen. De vaststellingsovereenkomst voorziet immers in de specifieke situatie van een beëindiging met wederzijds goedvinden. Dit staat onder meer in artikel 1 van deze overeenkomst. Daarmee is artikel 2 vaststellingsovereenkomst, die ziet op de beëindigingsvergoeding, op dezelfde wijze ingekaderd, namelijk in de situatie van de beëindiging met wederzijds goedvinden
.[verzoeker] kan dan ook geen aanspraak maken op de beëindigingsvergoeding, omdat deze bepaling niet geldt voor het geval waarin de arbeidsovereenkomst (vervolgens) is geëindigd op grond van een (rechtsgeldig) ontslag op staande voet. Daarmee staat de beëindigingsvergoeding niet op zichzelf en kan deze dus niet worden ingeroepen bij een andere beëindiging van het dienstverband, zoals is betoogd door [verzoeker] .
4.10.
Ook aan de overige bepalingen van de vaststellingsovereenkomst komt door het rechtsgeldige ontslag geen betekenis meer toe. Zo is de bepaling in de vaststellingsovereenkomst over het einde van het dienstverband per 1 oktober 2024 inmiddels achterhaald. Ook de nadere bepalingen over geheimhouding, het concurrentie- en relatiebeding, zijn allen bedingen die afhankelijk waren van de overeengekomen einddatum. Daarmee zijn de primaire verzoeken van [verzoeker] niet toewijsbaar. Hetzelfde geldt voor de subsidiaire verzoeken van [verzoeker] .
De tegenverzoeken van Troostwijk
Oneerlijke concurrentie?
4.11.
Troostwijk stelt zich op het standpunt dat [verzoeker] haar oneerlijk beconcurreerd. [verzoeker] heeft aangegeven dat hij in gesprek is met een met Troostwijk concurrerende partij. Troostwijk meent dat sprake is van onrechtmatige concurrentie, omdat [verzoeker] in dat geval in concurrentie zou treden met in zijn hand de strategische plannen en informatie welke toebehoren tot het duurzaam bedrijfsdebiet van Troostwijk , en welke op onrechtmatige wijze in het bezit zijn gekomen van [verzoeker] . Om die reden verzoekt Troostwijk een verbod
voor [verzoeker] om met Troostwijk in concurrentie te treden, waarbij bij overtreding van dat verbod [verzoeker] direct opeisbare boetes verbeurt aan Troostwijk . [verzoeker] betwist dat hij Troostwijk onrechtmatig heeft beconcurreerd.
4.12.
Partijen zijn het erover eens dat geen concurrentiebeding is overeengekomen voor na afloop van het dienstverband. Uitgangspunt is in dat geval dat het [verzoeker] vrij staat Troostwijk te beconcurreren, ook wanneer Troostwijk daarvan nadeel ondervindt. Maar onbeperkt is die vrijheid niet. Voor de beoordeling van de vraag of zich zodanige bijzondere omstandigheden voordoen dat werknemersconcurrentie onrechtmatig is, zijn in de rechtspraak normen ontwikkeld. [1] Zo moet sprake zijn van het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzame bedrijfsdebiet van de voormalige werkgever, dat de ex-werknemer in het kader van de arbeidsovereenkomst heeft mee helpen opbouwen met de hulpmiddelen die hij daartoe vertrouwelijk van zijn voormalige werkgever ter beschikking kreeg.
4.13.
Uit de stellingen van Troostwijk volgt echter niet dat [verzoeker] Troostwijk onrechtmatig heeft beconcurreerd. [verzoeker] heeft aangegeven dat hij in gesprek is met een met Troostwijk concurrerende partij. Op de zitting heeft [verzoeker] toegelicht dat dit enkel een verkennend gesprek is geweest. Daarmee is geen sprake van het afbreken van een duurzaam bedrijfsdebiet. Wellicht is er de angst bij Troostwijk dat [verzoeker] een concurrerende onderneming zal opzetten/uitbouwen met gebruikmaking van het bedrijfsdebiet van Troostwijk en daarmee het bedrijfsdebiet van Troostwijk zal afbreken, maar hiervan is op dit moment nog geen sprake. Het enkele feit dat [verzoeker] over bepaalde kennis beschikt is bovendien inherent aan de uitoefening van zijn functie en positie en dit betekent nog niet dat hij het bedrijfsdebiet van Troostwijk afbreekt. Daarbij is het ook slordig van Troostwijk dat [verzoeker] aanwezig was bij de bespreking van het strategiedocument en ook was uitgenodigd bij het gesprek over de overname van [naam 4] . Dit terwijl partijen toen al in gesprek waren over het beëindigen van de arbeidsovereenkomst en zelfs nadat overeenstemming was bereikt over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Dat [verzoeker] haar bedrijfsdebiet substantieel afbreekt heeft Troostwijk daarom niet onderbouwd en dat [verzoeker] dat stelselmatig doet evenmin.
4.14.
Verder geldt dat het door Troostwijk geformuleerde verbod in feite neerkomt op een algeheel concurrentieverbod. Dit terwijl een concurrentiebeding ook in de vaststellingsovereenkomst overeengekomen had kunnen worden. Maar dat was nu juist niet overeengekomen en zelfs is een dergelijk beding niet in de arbeidsovereenkomst opgenomen.
4.15.
Van onrechtmatige concurrentie is dan ook geen sprake, zodat evenmin op die grond een verbod kan worden toegewezen zoals door Troostwijk is verzocht. Dit sluit overigens niet uit dat hiervan in de toekomst mogelijk wel sprake is, maar dan kan Troostwijk altijd nog een procedure starten tegen [verzoeker] .
Boetes
4.16.
Troostwijk verwijt [verzoeker] dat hij een concurrerende onderneming gaat opzetten of uitbouwen. [verzoeker] heeft vertrouwelijke informatie naar zichzelf gemaild en is daarmee kennis aan het verzamelen om te gebruiken voor de toekomst, bij een concurrent. Daarmee heeft hij in strijd met artikel 8.1 en 10.1 van de arbeidsovereenkomst gehandeld en op grond hiervan aan haar een boete van € 1.268.850,- is verschuldigd.
4.17.
Niet ter discussie staat dat [verzoeker] een tweetal documenten heeft gestuurd van zijn zakelijke e-mailadres naar zijn privé e-mailadres. Daarbij is vertrouwelijke informatie overgegaan. Uit niets is echter gebleken dat [verzoeker] deze informatie op enige wijze verder heeft verspreid of met anderen heeft gedeeld. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat de informatie enkel ter beschikking van [verzoeker] is gebleven. Van overtreding van het geheimhoudingsbeding in artikel 8.1 van de arbeidsovereenkomst is daarom geen sprake.
4.18.
Troostwijk gaat er daarnaast van uit dat [verzoeker] actief bezig was om een concurrerende onderneming op te zetten, dan wel zich te laten inkopen, terwijl dit door [verzoeker] gemotiveerd is betwist. [verzoeker] heeft hierover verklaard dat hij oriënterende gesprekken heeft gevoerd over wat hij wilde gaan doen als zijn arbeidsovereenkomst tot een einde zou komen. Uit de verklaring van [verzoeker] en de ondersteunende verklaring van
[naam 3] , de persoon met wie hij de gesprekken heeft gevoerd, volgt dat hij daarmee blijft in de voorfase, het aftasten, enkel naar de toekomst gericht. Ook werkte hij daar nog niet ten tijde van de mondelinge behandeling. Daarbij is het overeengekomen concurrentiebeding – zoals onder 4.14 al is overwogen – alléén geldig tijdens het dienstverband. Hiermee is naar het oordeel van de kantonrechter sprake van het voeren van gesprekken in opmaat om betrokken te worden bij de concurrerende onderneming, maar belang heeft [verzoeker] er nog niet in. Wellicht neigde het hier wel naar, maar de boetes zijn pas verschuldigd als iemand over de streep is gegaan. Hoewel de kantonrechter op de zitting in voorlopig oordeel daar anders over dacht, komt hij nu tot het oordeel dat [verzoeker] met de oriënterende gesprekken die [verzoeker] heeft gevoerd tijdens het dienstverband, niet het concurrentiebeding in artikel 10.1 van de arbeidsovereenkomst heeft overtreden.
4.19.
Van overtreding van artikel 8.1 en 10.1 van de arbeidsovereenkomst is daarom geen sprake, zodat het verzoek tot betaling van de boete zal worden afgewezen.
Kosten rechtsbijstand vaststellingsovereenkomst
4.20.
Troostwijk stelt dat zij € 907,50 aan kosten van juridisch advies over de beëindiging van het dienstverband heeft betaald aan [verzoeker] . Nu de vaststellingsovereenkomst nietig is, verzoekt zij om terugbetaling van dit bedrag.
4.21.
Nog los van de vraag of de tot stand gekomen vaststellingsovereenkomst later is rechtsgeldig buitengerechtelijk is vernietigd, zijn partijen in de onderhandeling overeengekomen dat de werkgever deze kosten op zich zou nemen. Omdat hiervoor overwogen is dat de vaststellingsovereenkomst in deze procedure geen werking meer heeft, blijven de kosten in dit geval voor risico van de werkgever. Dit verzoek wordt afgewezen.
Onverschuldigd betaald loon?
4.22.
Troostwijk stelt dat zij ten onrechte twee maal het salaris over de maand juni 2024 aan [verzoeker] heeft uitbetaald. In de ontslagbrief staat een verrekeningsverklaring met betrekking tot de gefixeerde schadevergoeding, wat volgens Troostwijk zou betekenen dat het loon van juni 2024 tot aan de ontslagdatum al door verrekening was voldaan. Het later alsnog betaalde loon over deze periode is daarom onverschuldigd betaald. Zij verzoekt om terugbetaling van € 3.693,10. [verzoeker] heeft dat betwist.
4.23.
De kantonrechter oordeelt dat Troostwijk onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat het salaris over de maand juni 2024 twee keer aan [verzoeker] is uitbetaald. Het is uit de overgelegde stukken, waaronder salarisstroken, onduidelijk gebleven of het loon enkel is uitbetaald of dat ook een bedrag is verrekend waar in deze zaak niet om is verzocht, namelijk met de gefixeerde schadevergoeding. Dit betekent dat Troostwijk te weinig heeft gesteld voor de conclusie dat sprake is van een onverschuldigde betaling van het loon over juni 2024. Dit verzoek van Troostwijk wordt dan ook afgewezen.
De proceskosten
4.24.
De kantonrechter zal bepalen dat partijen ieder hun eigen proceskosten moeten betalen, omdat beide partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de verzoeken van [verzoeker] af,
5.2.
wijst de tegenverzoeken van Troostwijk af,
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.J. Otten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 25 oktober 2024 in tegenwoordigheid van mr. R. Boerlage, griffier.

Voetnoten

1.Hoge Raad van 9 december 1955, ECLI:NL:HR:1955:47 (Boogaard/Vesta).