In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 november 2024 een eindvonnis gewezen in een geschil tussen Nordea Bank ABP, gevestigd in Helsinki, Finland, en een gedaagde die oorspronkelijk in Finland woonachtig was maar inmiddels in Nederland woont. De zaak betreft een kredietovereenkomst die op 5 december 2018 door de gedaagde met Nordea Bank is gesloten. Nordea Bank vorderde betaling van een openstaand bedrag van € 4.119,18, vermeerderd met rente en incassokosten, nadat de overeenkomst op 12 april 2023 was beëindigd wegens wanbetaling door de gedaagde. De gedaagde erkende zijn betalingsverplichtingen, maar vroeg om een betalingsregeling vanwege persoonlijke omstandigheden.
De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 6 juni 2024 vastgesteld dat Fins recht van toepassing is op de overeenkomst, aangezien beide partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst in Finland gevestigd waren. De rechter heeft ook de precontractuele informatieplichten van Nordea Bank beoordeeld. Het bleek dat Nordea Bank niet had voldaan aan deze informatieplichten, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van een oneerlijke handelspraktijk. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet goed geïnformeerd was over de kredietovereenkomst, wat hem belemmerde om een weloverwogen beslissing te nemen.
Als sanctie voor de oneerlijke handelspraktijk heeft de kantonrechter een prijsreductie van € 2.000,00 toegewezen, wat in redelijke verhouding staat tot de ernst van de overtreding. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.