ECLI:NL:RBAMS:2024:7544

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 november 2024
Publicatiedatum
5 december 2024
Zaaknummer
10821602 \ CV EXPL 23-15133
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake kredietovereenkomst en informatieplichten Nordea Bank

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 november 2024 een eindvonnis gewezen in een geschil tussen Nordea Bank ABP, gevestigd in Helsinki, Finland, en een gedaagde die oorspronkelijk in Finland woonachtig was maar inmiddels in Nederland woont. De zaak betreft een kredietovereenkomst die op 5 december 2018 door de gedaagde met Nordea Bank is gesloten. Nordea Bank vorderde betaling van een openstaand bedrag van € 4.119,18, vermeerderd met rente en incassokosten, nadat de overeenkomst op 12 april 2023 was beëindigd wegens wanbetaling door de gedaagde. De gedaagde erkende zijn betalingsverplichtingen, maar vroeg om een betalingsregeling vanwege persoonlijke omstandigheden.

De kantonrechter heeft in het tussenvonnis van 6 juni 2024 vastgesteld dat Fins recht van toepassing is op de overeenkomst, aangezien beide partijen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst in Finland gevestigd waren. De rechter heeft ook de precontractuele informatieplichten van Nordea Bank beoordeeld. Het bleek dat Nordea Bank niet had voldaan aan deze informatieplichten, wat leidde tot de conclusie dat er sprake was van een oneerlijke handelspraktijk. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde niet goed geïnformeerd was over de kredietovereenkomst, wat hem belemmerde om een weloverwogen beslissing te nemen.

Als sanctie voor de oneerlijke handelspraktijk heeft de kantonrechter een prijsreductie van € 2.000,00 toegewezen, wat in redelijke verhouding staat tot de ernst van de overtreding. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10821602 \ CV EXPL 23-15133
Vonnis van 7 november 2024
in de zaak van
NORDEA BANK ABP,
te Helsinke (Finland),
eisende partij,
hierna te noemen: Nordea Bank,
gemachtigde: Collect & Legal Service B.V.,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 juni 2024
- de akte van Nordea Bank.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Nordea Bank is gevestigd in Finland en doet geen zaken in Nederland.
2.2.
Op 5 december 2018 heeft [gedaagde] een creditcardovereenkomst gesloten met Nordea Bank. [gedaagde] was op dat moment woonachtig in Finland. De overeenkomst ziet er als volgt uit:
2.3.
Nordea Bank heeft [gedaagde] meerdere keren aangeschreven om het openstaande kredietbedrag te betalen. Omdat [gedaagde] niet betaalde, heeft Nordea Bank per brief op 12 april 2023 de overeenkomst beëindigd. Ook heeft zij in die brief betaling van het openstaande bedrag van € 4.119,18 gevorderd.
2.4.
[gedaagde] is inmiddels woonachtig in Nederland.

3.Het geschil

3.1.
Nordea Bank vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde] tot betaling van
€ 4.119,18, vermeerderd met de contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten. Zij legt hieraan ten grondslag dat openstaande kredietbedrag volledig en ineens opeisbaar is geworden, omdat [gedaagde] weigerde en weigerachtig bleef het openstaande kredietbedrag te betalen.
3.2.
[gedaagde] voert verweer. Hij erkent dat hij op grond van de kredietovereenkomst verplichtingen heeft en dat hij op tijd moet betalen. Vanwege persoonlijke omstandigheden is hij achterop geraakt met de betalingen. [gedaagde] wil graag een betalingsregeling afspreken.

4.De verdere beoordeling

Wat hieraan voorafging
4.1.
In het tussenvonnis van 6 juni 2024 zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over naar welk recht de verplichtingen die Nordea Bank heeft op grond van Europese richtlijnen, getoetst moet worden: Nederlands of Fins recht. Ook is Nordea Bank in de gelegenheid gesteld haar stelling dat zij heeft voldaan aan haar precontractuele verplichtingen, waaronder de kredietwaardigheidstoets van [gedaagde] , nader te onderbouwen met stukken.
4.2.
Nordea Bank heeft zich in haar akte op het standpunt gesteld dat Fins recht van toepassing is. Ten tijde van het aangaan van de kredietovereenkomst waren beide partijen gevestigd en woonachtig in Finland, daarnaast doet Nordea Bank geen zaken in Nederland. Nordea Bank heeft een Engelse vertaling van de Finse
Consumer Protection Act (38/1978)bijgevoegd en voor de overige Finse wetgeving verwezen naar een Finse website.
4.3.
[gedaagde] heeft geen akte genomen, hoewel hij daartoe wel in de gelegenheid is gesteld.
Relevante wet- en regelgeving
4.4.
Omdat [gedaagde] niet betwist dat beide partijen bij het sluiten van de overeenkomst in Finland gevestigd waren en evenmin betwist dat Nordea Bank geen zaken in Nederland doet, komt de kantonrechter tot de conclusie dat op de overeenkomst Fins recht van toepassing is. In het tussenvonnis van 6 juni 2024 is al overwogen dat op deze zaak het Europese consumentenrecht van toepassing is. Daarom zijn in deze zaak de Richtlijn 2008/48/EG inzake kredietovereenkomsten voor consumenten (hierna: de richtlijn inzake kredietovereenkomsten) en Richtlijn 2005/29/EG betreffende oneerlijke handelspraktijken (hierna: de richtlijn oneerlijke handelspraktijken) van belang. Deze richtlijnen zijn in het Finse recht geïmplementeerd met de hiervoor genoemde Finse
Consumer Protection Act (38/1978).
4.5.
Ervan uitgaande dat de richtlijnen juist in de Finse wetgeving zijn geïmplementeerd met de
Consumer Protection Act (38/1978), zal de kantonrechter voor de leesbaarheid in deze zaak zoveel mogelijk verwijzen naar de bepalingen uit de richtlijnen.
4.6.
In de considerans van de richtlijn inzake kredietovereenkomsten is bepaald dat de consument moet worden beschermd tegen oneerlijke of misleidende praktijken, met name ten aanzien van verstrekking van informatie door de kredietgever. En in hoofdstuk II van de richtlijn inzake kredietovereenkomsten is bepaald welke informatie een bank moet verstrekken aan een consument voorafgaand aan het sluiten van een kredietovereenkomst. Deze precontractuele informatieplichten hebben tot doel de consument goed te informeren en hem in de gelegenheid te stellen een weloverwogen beslissing te nemen. De kantonrechter moet ambtshalve, dus ook als partijen daar niet om hebben gevraagd, toetsen of Nordea Bank aan deze informatieplichten heeft voldaan.
Nordea Bank heeft niet voldaan aan precontractuele informatieplichten
4.7.
Hoewel Nordea Bank daartoe in de gelegenheid is gesteld, heeft zij haar stellingen dat zij heeft voldaan aan de precontractuele informatieplichten van hoofdstuk II van de richtlijn inzake kredietovereenkomsten niet nader onderbouwd met stukken. Zo is geen ingevuld ESIC-formulier (of stukken die daaraan gelijk te stellen zijn) overgelegd, terwijl dit volgens de kredietovereenkomst wel is verstrekt aan [gedaagde] . Ook heeft Nordea Bank de kredietwaardigheidstoets die zij stelt te hebben uitgevoerd bij [gedaagde] niet nader onderbouwd met stukken.
4.8.
Omdat die nadere onderbouwing ontbreekt, gaat de kantonrechter ervan uit dat deze informatie niet is verstrekt aan [gedaagde] voorafgaand aan het sluiten van de kredietovereenkomst. Door het niet-nakomen van de precontractuele informatieplichten is [gedaagde] daartoe niet in de gelegenheid gesteld goed geïnformeerd een weloverwogen beslissing te nemen ten aanzien van het krediet.
Er is sprake van een oneerlijke handelspraktijk
4.9.
Aangezien deze informatieplichten worden voorgeschreven op grond van hoofdstuk II van de richtlijn inzake kredietovereenkomsten, zijn die informatieplichten als essentieel te beschouwen in het kader van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken (zie de considerans bij de richtlijn oneerlijke handelspraktijken). Het niet verstrekken van de precontractuele informatie is daarom te beschouwen een misleidende omissie in de zin van artikel 7 van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken en daarmee een oneerlijke handelspraktijk.
4.10.
In de richtlijn oneerlijke handelspraktijken is het aan de lidstaten overgelaten welke sanctie ze treffen bij een oneerlijke handelspraktijk. Dit is in het Finse recht geïmplementeerd in hoofdstuk 2, artikel 15a van de
Consumer Protection Act (38/1978).Hierin is vastgelegd dat als een handelaar een oneerlijke handelspraktijk begaat, de consument het recht heeft te verzoeken om een prijsreductie die in redelijk verband staat tot de praktijk van de handelaar.
Ambtshalve toepassing sanctie
4.11.
De kantonrechter is verplicht om ambtshalve de sancties toe te passen die naar nationaal recht voortvloeien uit niet-nakoming van de informatieplichten die volgen uit de richtlijn inzake kredietovereenkomsten (zie onder meer de uitspraak van het Europees Hof van Justitie van 21 april 2016, ECLI:EU:C:2016:283, Radlinger). Omdat met het niet-nakomen van de informatieplichten sprake is van een oneerlijke handelspraktijk, moet de kantonrechter naar Fins recht daarom ambtshalve overgaan tot het toepassen van een prijsreductie.
4.12.
Bij het vaststellen van deze prijsreductie weegt de kantonrechter mee de ernst van de oneerlijke handelspraktijk, de opdracht van de Europese wetgever dat sancties doeltreffend, evenredig en afschrikwekkend moeten zijn, de hoogte van het oorspronkelijke kredietbedrag en de geschatte totale kredietkosten zoals vastgelegd in de overeenkomst. Gelet daarop acht de kantonrechter een prijsreductie naar € 2.000,00 in deze zaak passend. Een bedrag van € 2.000,00 zal dan ook worden toegewezen.
4.13.
De kantonrechter kan geen betalingsregeling opleggen. [gedaagde] zal hiervoor contact moeten opnemen met (de gemachtigde van) Nordea Bank.
Proceskosten worden gecompenseerd
4.14.
Gelet op de uitkomst van de procedure worden de proceskosten tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Nordea Bank te betalen een bedrag van € 2.000,00,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Otten en in het openbaar uitgesproken op 7 november 2024 in tegenwoordigheid van de griffier, mr. D.C. Vink.
57327