Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
alle kantoorhoudende te [plaats] ,
1.De procedure
mr. Hartman Kok;
17 oktober 2024 zal worden gewezen.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
178,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak hebben vier besloten vennootschappen, gezamenlijk aangeduid als eiseressen, een kort geding aangespannen tegen ABN AMRO BANK N.V. De eiseressen vorderden de opening van zakelijke bankrekeningen en de afgifte van dossiers met betrekking tot hun aanvragen. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 oktober 2024 hebben de eiseressen hun vorderingen toegelicht, terwijl ABN AMRO verweer voerde. De eiseressen stelden dat ABN AMRO haar zorgplicht had geschonden door hun aanvragen voor bankrekeningen af te wijzen zonder voldoende motivatie. ABN AMRO verweerde zich door te stellen dat de afwijzing was gebaseerd op hun commerciële beleid en niet op toezichtrechtelijke eisen.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er in kort geding geen diepgaand onderzoek kon worden ingesteld naar de argumenten van beide partijen. De rechter concludeerde dat de eiseressen niet voldoende aannemelijk hadden gemaakt dat de bodemrechter in een eventuele procedure tot een andere conclusie zou komen. Bovendien werd vastgesteld dat de eiseressen niet in een spoedeisende situatie verkeerden, aangezien zij inmiddels bankrekeningen bij andere banken hadden geopend. De vorderingen van de eiseressen werden afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten van ABN AMRO, die op € 1.973,00 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 17 oktober 2024.