ECLI:NL:RBAMS:2024:7318

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 november 2024
Publicatiedatum
28 november 2024
Zaaknummer
13.298892.23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een kind door een medewerker van een kinderdagverblijf in Amsterdam

Op 28 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige vrouw, werkzaam als medewerker op een kinderdagverblijf. De vrouw is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk, wegens mishandeling van een kind dat aan haar zorg was toevertrouwd. De mishandeling vond plaats op 30 mei en 20 juni 2023, waarbij de vrouw het kind hardhandig heeft behandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vrouw op camerabeelden te zien is die haar ruw gedrag jegens het kind documenteren. De officier van justitie had een taakstraf geëist, waarbij de ernst van de mishandeling en het schenden van het vertrouwen van ouders en werkgever zwaar wogen. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de vrouw wel degelijk als mishandeling konden worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft de omstandigheden waaronder de mishandeling plaatsvond, zoals een arbeidsconflict van de verdachte, niet als rechtvaardiging voor haar gedrag geaccepteerd. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van medewerkers in de kinderopvang om een veilige omgeving voor kinderen te waarborgen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13.298892.23 [verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.298892.23
Datum uitspraak: 28 november 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1985,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. S.W.M. van der Linde, en van wat verdachte en haar raadsman,
mr. C.C. Wijburg, naar voren hebben gebracht.

2.Voorbereidend onderzoek

Op 26 juni 2023 doet [naam 1] (hierna: [naam 1] ) bij de politie een melding van kindermishandeling op Kinderdagverblijf [kinderdagverblijf] (hierna: het kinderdagverblijf) door een medewerker van dat kinderdagverblijf. [naam 1] werkt daar als leidinggevende. De politie gaat die dag naar het kinderdagverblijf en spreekt met [naam 1] en [naam 2] (hierna: [naam 2] ), de algemeen directeur van het kinderdagverblijf. Zij vertellen dat er in verband met het vier-ogenbeleid camera’s zijn in het kinderdagverblijf en dat zij op camerabeelden van 30 mei 2023 en
20 juni 2023 hebben waargenomen dat verdachte één van de kinderen op haar groep, namelijk [kind] (hierna: [kind] ), geboren op [geboortedatum] , hardhandig heeft vastgepakt en behandeld. De volgende dag doet [naam 1] , mede namens [kind] , aangifte van mishandeling. Op 6 juli 2023 doet ook de moeder van [kind] , [moeder] , aangifte van mishandeling namens [kind] . Gelet op haar zeer jonge leeftijd heeft [kind] zelf geen verklaring kunnen afleggen. Het onderzoek van de politie richt zich daarna vooral op het bekijken van de camerabeelden van het kinderdagverblijf. Aan de hand van het werkrooster van verdachte bekijkt de politie camerabeelden van dagen waarop verdachte en [kind] aanwezig waren in het kinderdagverblijf. Dat zijn de volgende dagen: 20 en 27 maart 2023, 3 april 2023, 2, 8, 9, 15, 16, 22 en 30 mei 2023 en 6, 12, 19 en 20 juni 2023. De politie maakt vervolgens processen-verbaal van bevindingen op ten aanzien van beelden waarop volgens de politie bijzonderheden te zien zijn. Dat betreft beelden van de dagen: 9, 22 en 30 mei 2023 en 20 juni 2023. De camerabeelden van deze dagen en een door de politie gemaakte compilatie van camera-beelden van de dagen 30 mei 2023 en 20 juni 2023 zijn in het dossier gevoegd.

3.Beschuldiging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting, ten laste gelegd dat
zij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 9 mei 2023 tot en met 20 juni 2023 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, (als medewerkster van kinderdagverblijf [kinderdagverblijf] , gevestigd aan de [adres] ) een kind dat aan haar zorg, opleiding of waakzaamheid was toevertrouwd, te weten, [kind] (geboren op [geboortegegevens] ) (telkens) (meermalen) heeft mishandeld door (hardhandig en/of ruw en/of met kracht)
  • voornoemde [kind] op/in een (houten) bank op haar billen (neer) te zetten en/of
  • (vervolgens) op haar billen over die bank te schuiven en/of
  • een beker in/tegen het gezicht van voornoemde [kind] te duwen en/of
  • voornoemde [kind] (voort) te duwen, als gevolg waarvan voornoemde [kind] uit balans raakte en/of op de grond viel en/of
  • voornoemde [kind] zodanig hard/ruw uit te kleden/verschonen dat zij (met haar hele lichaam volledig gestrekt aan haar arm(en) hangend) van het aankleedkussen en/of de grond om hoog kwam en/of
  • voornoemde [kind] met een luier op/tegen haar hoofd te tikken/slaan en/of
  • voornoemde [kind] (met haar hele lichaam volledig gestrekt aan haar arm(en) hangend) in/op een stoel te slingeren/gooien/smijten en/of
  • voornoemde [kind] (met haar hele lichaam volledig gestrekt aan haar arm(en) hangend) op te pakken/vast te houden en/of
  • voornoemde [kind] te voeden/voeren en/of
  • voornoemde [kind] vast te pakken/ vast te houden en/of (vervolgens) heen en weer te schudden en/of
  • voornoemde [kind] ter hoogte van haar borst/buik te porren en/of te duwen en/of
  • voornoemde [kind] aan haar hoofd naar zich toe te trekken en/of
  • haar hand op de mond van voornoemde [kind] te drukken/duwen/houden en/of (daarbij) naar achteren te duwen en/of
  • voornoemde [kind] kort van een (houten) bank op te pakken en/of haar
(vervolgens) (weer) op die bank te laten vallen en/of
- voornoemde [kind] (bij het verschonen) op de grond heen en weer te schuiven en/of (aan haar benen) naar zich toe te trekken en/of van zich af de duwen;

4.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

5.Bewijs

5.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de ten laste gelegde gedraging die ziet op het duwen van [kind] niet als mishandeling kan worden bewezen, maar dat dit wel geldt voor de overige ten laste gelegde gedragingen. Daarbij kan ook de strafverzwarende omstandigheid dat de mishandeling een kind betreft dat aan de zorg, opleiding of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd, worden bewezen.
Voor de bewezenverklaring van mishandeling is van belang dat het gaat om een samenstel van gedragingen van verschillende aard, die over meerdere dagen zijn verspreid, op verschillende tijdstippen hebben plaatsgevonden en dat er voor die gedragingen geen duidelijke aanleiding was, anders dan dat [kind] huilde.
Verder is geen letsel bij [kind] geconstateerd, maar is objectief gezien bij een aantal gedragingen goed voorstelbaar dat die pijn hebben veroorzaakt. Van belang is ook dat volgens vaste rechtspraak [1] niet alleen het veroorzaken van pijn, maar ook het opwekken van een min of meer hevige onlust veroorzakende lichamelijke gewaarwording onder omstandigheden mishandeling kan opleveren. Dat is ook bij [kind] het geval, nu op de camerabeelden te zien is dat zij na de ruwe en hardhandige gedragingen van verdachte meermalen overstuur is, huilt en probeert weg te lopen van verdachte, aldus de officier van justitie.
5.2
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken.
Daartoe heeft hij allereerst aangevoerd dat de camerabeelden van het bewijs moeten worden uitgesloten. In dit verband heeft hij gesteld dat sprake is van schending van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv), omdat het kinderdagverblijf onrechtmatig en in strijd met de Algemene Verordening Gegevensbescherming [2] heeft gehandeld jegens de medewerkers – onder wie verdachte – bij het maken van de beelden. Ook heeft hij gesteld dat de in het dossier gevoegde beelden onbetrouwbaar bewijs opleveren. De compilatie van beelden geeft een eenzijdig en vertekend beeld. Verder is er geen geluid bij de beelden, waardoor de beelden gemakkelijk verkeerd kunnen worden geïnterpreteerd.
Voor het geval de rechtbank de camerabeelden niet zou uitsluiten van het bewijs, heeft de raadsman aangevoerd dat de gedragingen van verdachte jegens [kind] hooguit onzorgvuldig gedrag opleveren. Mishandeling kan niet worden bewezen, omdat van opzettelijk toebrengen van pijn, leed of letsel geen sprake is. Verder geldt dat het (moedwillig) opwekken van onlustgevoelens moet worden ten laste gelegd. Overigens is daarvan evenmin sprake. [kind] huilde vooral omdat zij moest wennen aan een nieuwe groep en daardoor uit haar normale doen was, aldus de raadsman.
5.3
Oordeel van de rechtbank
5.3.1
Inleiding
Onder ‘mishandeling’ in de zin van artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) moet worden verstaan het opzettelijk aan een ander toebrengen van lichamelijk letsel of pijn, het opzettelijk benadelen van de gezondheid alsmede – onder omstandigheden – het opzettelijk bij een ander teweegbrengen van een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam, een en ander zonder dat daarvoor een rechtvaardigingsgrond bestaat. [3]
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van mishandeling van [kind] door verdachte. Een aantal ten laste gelegde gedragingen levert naar het oordeel van de rechtbank echter geen mishandeling op, zodat verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
Hieronder zal de rechtbank eerst de door de raadsman verzochte bewijsuitsluiting bespreken. Vervolgens zal de rechtbank de gedeeltelijke vrijspraak en bewezenverklaring nader toelichten. Tot slot zal de rechtbank de bewezenverklaring weergeven.
5.3.2
Geen bewijsuitsluiting
Artikel 359a Sv
De raadsman heeft onder verwijzing naar artikel 359a Sv bewijsuitsluiting van de camerabeelden bepleit.
Allereerst merkt de rechtbank op dat de raadsman ter onderbouwing van zijn verweer ten onrechte heeft gesteld dat de camerabeelden ingevolge artikel 126n Sv als historische gegevens zijn opgevraagd. Uit het dossier [4] blijkt namelijk dat de camera-beelden van de digital videorecorder van het kinderdagverblijf op basis van artikel 126nda Sv zijn veiliggesteld.
Verder is de rechtbank van oordeel dat het verweer niet voldoet aan de vereisten die in de rechtspraak aan verweren op grond van artikel 359a Sv worden gesteld. De raadsman heeft geen dan wel onvoldoende aandacht besteed aan de in artikel 359a, tweede lid, Sv genoemde factoren (het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt). De rechtbank gaat daarom aan het verweer voorbij.
Betrouwbaarheid camerabeelden
De raadsman heeft ook bewijsuitsluiting van de in het dossier gevoegde camerabeelden bepleit, omdat die onbetrouwbaar bewijs zouden opleveren.
De opmerkingen van de raadsman dat de compilatie van beelden een eenzijdig en vertekend beeld geven en dat geluid bij de beelden ontbreekt, maken dat de compilatie van camerabeelden met enige behoedzaamheid voor het bewijs moeten worden gebruikt. De rechtbank vindt echter niet dat de compilatie van de camerabeelden als onbetrouwbaar van het bewijs moet worden uitgesloten. Voor dit oordeel is het volgende van belang.
Uit het dossier blijkt dat de politie beelden heeft bekeken van in totaal veertien dagen waarop verdachte en [kind] in het kinderdagverblijf waren. Verder volgt uit het dossier dat de politie op beelden van vier van die veertien dagen bijzonderheden heeft waargenomen die hebben geleid tot het opmaken van processen-verbaal van bevindingen. Daarmee is voor de rechtbank kenbaar dat de politie op de beelden van de meeste dagen dergelijke bijzonderheden niet heeft waargenomen. Voor de rechtbank is dus duidelijk dat de compilatie met de mogelijk belastende gedragingen in dat licht moeten worden bezien.
Het ontbreken van geluid bij de beelden maakt verder dat de waarnemingen beperkt zijn tot wat te zien is op de beelden. Dat vraagt om enige behoedzaamheid, bijvoorbeeld bij het vaststellen van emoties zoals huilen, die zouden kunnen duiden op pijn. Dat staat er echter niet aan in de weg dat waarnemingen kunnen worden gedaan op basis van de bewegende beelden.
5.3.3
Gedeeltelijke vrijspraak
De rechtbank vindt dat de volgende zes ten laste gelegde gedragingen niet als mishandeling van [kind] kunnen worden bewezen:
  • (vervolgens) op haar billen over die bank te schuiven;
  • een beker in/tegen het gezicht van voornoemde [kind] te duwen;
  • voornoemde [kind] (voort) te duwen, als gevolg waarvan voornoemde [kind] uit balans raakte en/of op de grond viel;
  • voornoemde [kind] met een luier op/tegen haar hoofd te tikken/slaan;
  • voornoemde [kind] (met haar hele lichaam volledig gestrekt aan haar arm(en) hangend) op te pakken/vast te houden;
  • voornoemde [kind] te voeden/voeren.
Op de camerabeelden zijn deze gedragingen van verdachte jegens [kind] wel waar te nemen, maar de rechtbank heeft niet waargenomen dat verdachte deze gedragingen hardhandig en/of ruw en/of met kracht heeft uitgevoerd. [kind] heeft geen verklaring kunnen afleggen dat verdachte haar pijn heeft gedaan en van deze gedragingen kan niet zonder meer worden gezegd dat die naar algemene ervaringsregels pijn opleveren. Verder is (ten gevolge van deze gedragingen) geen letsel bij [kind] vastgesteld. Tot slot ziet de rechtbank geen bewijs voor een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam van [kind] ten gevolge van deze gedragingen. Dat [kind] overstuur was is hiervoor onvoldoende, alleen al omdat die gemoedstoestand een andere oorzaak kan hebben.
5.3.4
Bewijsmotivering
De gedragingen die mishandeling van [kind] opleveren
De rechtbank vindt dat negen ten laste gelegde gedragingen wel als mishandeling van [kind] kunnen worden bewezen, zoals hierna weergegeven in de bewezenverklaring. De rechtbank zal dat hieronder motiveren per gedraging of samenstel van gedragingen, indien die gedragingen elkaar vrijwel direct opvolgen in de tijd. Daarbij wordt steeds de eigen waarneming door de rechtbank op de terechtzitting van de beelden die als compilatie in het dossier zijn gevoegd, welke waarnemingen ook steeds als zodanig door de rechtbank ter zitting zijn benoemd, als bewijsmiddel gebruikt. Ook de verklaring van verdachte op de terechtzitting is bij de meeste gedragingen als bewijsmiddel opgenomen.
-
voornoemde [kind] op een houten bank op haar billen neer te zetten
De rechtbank neemt op de camerabeelden waar dat verdachte [kind] op een houten bank op haar billen neerzet en dat zij dit hardhandig doet. [5] Verdachte verklaart naar aanleiding van deze camerabeelden dat zij [kind] uit de situatie wilde halen en dat het zou kunnen dat zij gefrustreerd was [6] .
-
voornoemde [kind] zodanig ruw uit te kleden dat zij met haar hele lichaam volledig gestrekt aan haar armen hangend van het aankleedkussen omhoog kwam
De rechtbank neemt op de camerabeelden waar dat verdachte [kind] ruw uitkleedt zodat zij met haar lichaam gestrekt aan haar armen hangend van het aankleedkussen omhoog komt. [7] Verdachte verklaart naar aanleiding van deze camerabeelden dat zij [kind] heeft uitgekleed, haar van de commode heeft gehaald en dat zij weet dat zij af en toe bruusk deed. [8]
-
voornoemde [kind] met haar hele lichaam volledig gestrekt aan haar arm hangend in een stoel te smijten
De rechtbank neemt op de camerabeelden waar dat verdachte [kind] met haar lichaam gestrekt aan haar arm vrij hardhandig in een stoel smijt. [9] Verdachte verklaart naar aanleiding van deze camerabeelden dat zij [kind] op de stoel heeft gezet en dat zij op sommige momenten bruusk was. [10]
  • voornoemde [kind] vast te pakken en vervolgens heen en weer te schudden
  • voornoemde [kind] ter hoogte van haar borst/buik te porren en/of te duwen
  • voornoemde [kind] aan haar hoofd naar zich toe te trekken
  • haar hand op de mond van voornoemde [kind] te drukken en daarbij naar achteren te duwen
  • voornoemde [kind] kort van een houten bank op te pakken en haar vervolgens weer op die bank te laten vallen
De rechtbank neemt op de camerabeelden waar dat verdachte vrij hardhandig handelt, dat verdachte [kind] een por/duw geeft, dat verdachte [kind] bij haar gezicht pakt en [kind] naar voren trekt, dat verdachte haar hand vrij hardhandig op de mond van [kind] doet en dat verdachte [kind] bij haar trui pakt en haar op de stoel smijt. [11] Verdachte verklaart naar aanleiding van deze camerabeelden dat zij gefrustreerd was en dat zij bruusk doet. [12]
De voorzitter neemt op de camerabeelden waar dat verdachte [kind] drie keer oppakt en haar met vrij veel kracht weer op de bank zet. [13]
-
voornoemde [kind] bij het verschonen op de grond heen en weer te schuiven en aan haar benen naar zich toe te trekken en van zich af de duwen;
De voorzitter neemt op de camerabeelden waar dat verdachte [kind] stevig op de grond zet en met een stevig rukje naar zich toe trekt. [14]
Gelet op het hardhandige, ruwe en/of met kracht handelen van verdachte jegens [kind] stelt de rechtbank naar algemene ervaringsregels vast dat [kind] door de hiervoor vastgestelde gedragingen pijn is toegebracht. Verder is er geen rechtvaardigingsgrond voor deze gedragingen. Het fysieke contact tussen verdachte en [kind] bij deze gedragingen had volgens de verdachte soms een pedagogische aanleiding, maar voor het veroorzaken van pijn levert dit geen rechtvaardiging op. Daarbij weegt mee dat verdachte de gedragingen op 20 juni 2023 vanaf 08:51:00 in snel tempo achter elkaar heeft uitgevoerd waarmee zij het pijnlijke effect van de gedragingen heeft versterkt. De gedragingen leveren dan ook mishandeling op.
[kind] was op 30 mei 2023 en 20 juni 2023 aan de zorg van verdachte toevertrouwd
Op 26 juni 2023 gaan verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] naar Kinderdagverblijf [kinderdagverblijf] [15] . [naam 1] , leidinggevende in het kinderdagverblijf, verklaart dat verdachte op 20 juni 2023 als leidster aan het werk was op een groep van ongeveer vijf kinderen. Zij verklaart dat [kind] aan het wennen is op de groep van [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte). Ook verklaart zij op camerabeelden te hebben gezien dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) op 30 mei 2023 en 20 juni 2023 [kind] hard heeft vastgepakt en behandeld. [16]
5.3.5
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de bewijsmiddelen, vermeld in de voetnoten in rubriek 5.3.4., bewezen dat verdachte
op 30 mei 2023 en 20 juni 2023 te Amsterdam als medewerkster van kinderdagverblijf [kinderdagverblijf] , gevestigd aan de [adres] , een kind dat aan haar zorg was toevertrouwd, te weten, [kind] (geboren op [geboortegegevens] ) heeft mishandeld door hardhandig en/of ruw en/of met kracht
-
voornoemde [kind] op een houten bank op haar billen neer te zetten en
-
voornoemde [kind] zodanig ruw uit te kleden dat zij met haar hele lichaam volledig gestrekt aan haar armen hangend van het aankleedkussen omhoog kwam en
-
voornoemde [kind] met haar hele lichaam volledig gestrekt aan haar arm hangend in een stoel te smijten en
-
voornoemde [kind] vast te pakken en vervolgens heen en weer te schudden en
-
voornoemde [kind] ter hoogte van haar borst/buik te porren en/of te duwen en
-
voornoemde [kind] aan haar hoofd naar zich toe te trekken en
-
haar hand op de mond van voornoemde [kind] te drukken en daarbij naar achteren te duwen en
-
voornoemde [kind] kort van een houten bank op te pakken en haar
vervolgens weer op die bank te laten vallen en
-
voornoemde [kind] bij het verschonen op de grond heen en weer te schuiven en aan haar benen naar zich toe te trekken en van zich af te duwen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen, waarvan 30 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft zij oplegging van een meldplicht bij de reclassering en een ambulante behandeling (emotieregulatie) als bijzondere voorwaarden gevorderd.
Ter onderbouwing van haar strafeis heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd.
Kindermishandeling is een ernstig feit. [kind] had zich veilig en geborgen moeten voelen bij [kinderdagverblijf] , maar dat gevoel heeft verdachte haar ontnomen. In plaats van haar het vertrouwen te geven dat [kind] welkom was op de groep van verdachte, heeft zij haar boosheid en frustratie op [kind] gebotvierd en daarmee inbreuk gemaakt op haar lichamelijke integriteit. Ook heeft zij het vertrouwen dat haar werkgever en de ouders van [kind] in haar hadden gesteld, ernstig beschaamd. De ouders hebben dit verwoord in de schriftelijke slachtofferverklaring.
Verdachte is first offender. Zij heeft enerzijds gevolgen van haar handelen ondervonden, aangezien zij op staande voet is ontslagen en zich ten overstaan van een meervoudige kamer van de rechtbank heeft moeten verantwoorden. Anderzijds heeft zij geen verantwoordelijkheid genomen voor haar gedragingen.
8.2.
Standpunt van de raadsman
Voor het geval de rechtbank tot strafoplegging zou komen, heeft de raadsman de rechtbank verzocht rekening te houden met het volgende.
Verdachte is first offender. [kinderdagverblijf] is haar eerste werkgever en zij heeft daar sinds 2011 gewerkt. Er zijn geen eerdere incidenten bekend.
Verdachte had een groot arbeidsconflict met haar werkgever. Zij is toch doorgegaan met haar werk bij het kinderdagverblijf, omdat zij bang was elders niet te worden aangenomen vanwege haar visuele beperking. Verder had zij geen partner om op terug te vallen.
Verdachte heeft ingezien dat zij niet nogmaals in een dergelijke situatie terecht wil komen. Zij heeft last van slaapstoornissen, angsten en paniekaanvallen. Zij is haar werk kwijt geraakt. Na de beëindiging van haar WW-uitkering zit zij zonder inkomsten.
Verdachte heeft voldoende zelfinzicht en reflectief vermogen. Zij erkent haar rol in wat er is gebeurd. Zij heeft hulp gezocht en zich onder behandeling gesteld, waardoor de kans op recidive gering is.
Mocht de rechtbank tot een bewezenverklaring komen, dan zouden deze omstandigheden wel tot strafvermindering moeten leiden.
8.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat oplegging van een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, in overeenstemming is met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank licht dit als volgt toe.
Ernst van het bewezen geachte
Wat betreft de ernst van het bewezen geachte sluit de rechtbank zich aan bij hetgeen de officier van justitie heeft aangevoerd. Verdachte had op alle momenten dat [kind] aan haar zorg was toevertrouwd moeten zorgen voor een veilige, beschermde en geborgen omgeving voor [kind] . Het is kwalijk dat zij dit niet op ieder moment voor ogen heeft gehouden en juist een onveilige situatie voor [kind] heeft gezorgd door haar op twee dagen meerdere malen te mishandelen. Daarmee heeft zij ook het in haar gestelde vertrouwen door haar werkgever en de ouders van [kind] beschaamd. Uit de slachtofferverklaring van de ouders volgt dat de inbreuk op hun vertrouwen in de kinderopvang groot is en dat zij zich zorgen maken over hoe een en ander zal doorwerken in het leven van [kind] . Ook in de samenleving roept mishandeling van een kind op een kinderdagverblijf gevoelens van geschoktheid op.
Omstandigheden waaronder het bewezen geachte is begaan
[kind] was ten tijde van de mishandelingen als een zogenoemd wenkindje op de groep van verdachte. Zij was aan het wennen om over te gaan naar een groep met wat oudere kinderen.
Verdachte heeft aangevoerd dat zij ten tijde van de mishandelingen van [kind] in conflict was met haar werkgever over haar werkomstandigheden. Verdachte heeft verklaard dat zij daarover gefrustreerd was en dat dit ook invloed heeft gehad op haar omgang met [kind] en dat zij zich niet in haar gedragingen op de camerabeelden herkent. Alhoewel het gestelde arbeidsconflict wellicht context geeft aan de situatie waarin de mishandelingen zijn gepleegd, kan het nooit een rechtvaardiging daarvoor zijn. De rechtbank zal het gestelde arbeidsconflict dan ook niet in strafverminderende zin meewegen.
Persoon van verdachte
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Verdachte heeft lange tijd in de kinderopvang gewerkt, zonder dat zich incidenten zoals met [kind] hebben voorgedaan. Zij is na de mishandeling van [kind] op staande voet ontslagen. Het ontslag op staande voet is later teruggedraaid, maar het dienstverband bij het kinderdagverblijf is met wederzijdse instemming beëindigd en verdachte is nog steeds zonder werk.
Verdachte heeft een visuele beperking. Volgens verdachte heeft die visuele beperking geen enkele rol gespeeld bij haar omgang met [kind] .
De reclassering heeft met verdachte over de beschuldiging gesproken. Verdachte heeft verteld dat zij erg is geschrokken van de camerabeelden. Verdachte erkent dat zij niet pedagogisch heeft gehandeld. Verdachte ziet haar handelen echter niet als mishandeling.
De reclassering heeft verder geconstateerd dat verdachte hulpverlening heeft gezocht, dat zij begeleiding krijgt van de huisarts en de praktijkondersteuner en dat zij aan het reflecteren is op haar eigen gedrag en de situatie.
De reclassering heeft overwogen om bij bewezenverklaring een ambulante behandeling te adviseren, maar vanwege het laag ingeschatte recidiverisico en de omstandigheid dat verdachte zelfstandig hulpverlening heeft gezocht, heeft de reclassering hiervan afgezien.
Verdachte heeft op zitting verklaard dat zij fout heeft gehandeld, maar nooit de bedoeling heeft gehad [kind] pijn te doen. Ook heeft zij verklaard te begrijpen dat het veel impact heeft op de ouders van [kind] . Verdachte wil graag weer in de kinderopvang werken.
Slotsom
Gelet op de ernst van het feit vindt de rechtbank oplegging van een deels onvoorwaardelijke taakstraf passend. Bij het bepalen van de duur van de taakstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder de omstandigheid dat zij haar baan is kwijtgeraakt ten gevolge van de mishandeling van [kind] .
Met oplegging van een voorwaardelijk strafdeel beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank vindt oplegging van bijzondere voorwaarden, zoals gevorderd door de officier van justitie, mede in het licht van het reclasseringsadvies niet opportuun.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5.3.5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 60 (zestig) uren.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 (dertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte, groot 30 (dertig) uren, van deze taakstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 15 (vijftien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. M.C.H. Broesterhuizen en J.E. van Bruggen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 28 november 2024.

Voetnoten

2.Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
3.Vgl. HR 8 oktober 2019, ECLI:NL (https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL):HR (https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:HR):2019 (https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:HR:2019):1554 (https://www.recht.nl/rechtspraak/uitspraak?ecli=ECLI:NL:HR:2019:1554) en HR 9 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2677.
4.Zie proces-verbaal van bevindingen, doorgenummerde bladzijde 24.
5.Compilatie beelden, fragment ‘30 mei 2023 10:43:09’ van 10:43:20 tot 10:43:29,
6.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 november 2024.
7.Compilatie beelden ‘fragment 30 mei 2023 10:46:19’ van 10:46:51 tot 10:46:55.
8.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 november 2024.
9.Compilatie beelden ‘fragment 20 juni 2023 11:04:43’ van 11:05:03 tot 11:05:06.
10.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 november 2024.
11.Compilatie beelden ‘fragment 20 juni 2023 08:51:00’ van 08:51:04 tot 08:51:06,
12.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 14 november 2024.
13.Compilatie beelden ‘fragment 20 juni 2023 09:27:12’ van 09:27:27 tot 09:27:51.
14.Compilatie beelden ‘fragment 20 juni 2023 11:14:00’ van 11:14:29 tot 11:15:00.
15.Uit het proces-verbaal aangifte, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 2] , doorgenummerde bladzijde 04, blijkt dat dit kinderdagverblijf is gevestigd aan de [adres] .
16.Proces-verbaal van bevindingen, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , doorgenummerde bladzijde 01.