ECLI:NL:RBAMS:2024:7283

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
13/131247-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van het aanwezig hebben, vervoeren en afleveren van 4-CMC

Op 22 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 25 mei 2023 in Amsterdam betrokken was bij het medeplegen van het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren van een hoeveelheid 4-CMC. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op die datum twee sporttassen met daarin verboden middelen heeft overgedragen aan een medeverdachte. De verdachte heeft erkend dat ze op de hoogte was van de inhoud van de tassen, maar dacht dat het enkel om het middel 3-CMC ging, dat op dat moment nog niet verboden was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte daarmee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er ook verboden middelen in de tassen zaten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de rol van de verdachte en haar persoonlijke omstandigheden. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte geen strafblad had en een relatief kleine rol vervulde in de drugshandel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de verdachte aanwezig waren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/131247-23
Datum uitspraak: 22 november 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1988,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 november 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N. Levinsohn, en van wat verdachte en haar raadsman, mr. R. Malewicz, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - tenlastegelegd dat zij zich op 25 mei 2023 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk afleveren, verstrekken en/of vervoeren, in ieder geval het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid 4-CMC.
Voor zover in de tenlastelegging taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ien geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastelegde feit kan worden bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen verweer gevoerd over het voorwaardelijk opzet. Niet bewezen kan worden dat sprake is geweest van medeplegen. Verdachte heeft de verboden middelen immers zonder de hulp van een ander vervoerd.
Uit het dossier blijkt bovendien niet de exacte hoeveelheid van de aangetroffen 4-CMC. Slechts één van de drie zakken met gele kristallen is bemonsterd en vervolgens positief getest op 4-CMC. Het gewicht van het desbetreffende monster is niet vermeld. De raadsman heeft verzocht bij de straftoemeting uit te gaan van de minste hoeveelheid.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen in
bijlage IIde volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 25 mei 2023 heeft de politie waargenomen dat in de Rivierenbuurt in Amsterdam twee sporttassen zijn overgeheveld vanuit de kofferbak van een auto, bestuurd door verdachte, naar de kofferbak van een andere auto, bestuurd door medeverdachte [medeverdachte]. Verdachte en [medeverdachte] zijn los van elkaar naar de locatie gereden en maken contact gemaakt op straat. Na het overdragen van de sporttassen zijn zij ook weer afzonderlijk weggereden. Medeverdachte [medeverdachte] wordt even later staande gehouden. Bij de doorzoeking van zijn kofferbak worden de sporttassen aangetroffen met daarin doorzichtige sealbags met kristallen. De eerste sporttas heeft naast zakken met witte kristallen, ook drie plastic zakken met gele kristallen, waarvan één monster is genomen. Dit monster test positief op het verboden middel 4-CMC. De drie zakken hebben afzonderlijk een gewicht wisselend tussen 2,04 kilogram en 4 kilogram. In de tweede sporttas zat 3-CMC, een middel dat op 25 mei 2023 nog niet verboden was.
Naar aanleiding van onderzoek naar de telefoon van verdachte wordt berichtenverkeer gevonden met een telefoonnummer geregistreerd onder de naam ‘[naam]’. Op 25 mei 2023 heeft verdachte veelvuldig contact met deze persoon, onder andere over de locatie van de overdracht van de tassen en het feit dat verdachte meer zou moeten krijgen voor het lange wachten.
3.3.2.
Bewijsoverwegingen
Wetenschap
Voor het antwoord op de vraag of een verdachte opzettelijk verdovende middelen aanwezig heeft gehad, heeft vervoerd of afgeleverd, is niet doorslaggevend aan wie die verdovende middelen toebehoren. Evenmin hoeft sprake te zijn van enige beschikkings- of beheersbevoegdheid ten aanzien van de verdovende middelen. De verdovende middelen zullen zich wel in de machtssfeer van de verdachte moeten bevinden. De hoedanigheid van bestuurder van een auto waarin zich drugs bevindt, veronderstelt naar het oordeel van de rechtbank enige feitelijke macht over de in aan hem toebehorende auto aangetroffen drugs. Immers, de bestuurder van een auto heeft toegang tot en kan beschikken over alle delen van de auto. Afhankelijk van de omstandigheden van het geval kan ook enige wetenschap van de aanwezigheid van de verdovende middelen aan de bestuurder van de auto worden toegerekend (vgl. HR 7 februari 2023, ECLI:NL:HR:2023:16).
Ter zitting heeft verdachte, in tegenstelling tot haar eerder afgelegde verklaringen, erkend dat ze wist dat de sporttassen gevuld waren met het middel 3-CMC. Een vriend heeft haar gevraagd de tassen te vervoeren en heeft haar ervan verzekerd dat de inhoud enkel het middel 3-CMC betrof. Daarbij heeft die vriend aan haar een document getoond waarop te lezen was dat 3-CMC legaal is. In de veronderstelling dat de tassen de inhoud van het middel 3-CMC hadden, heeft verdachte ingestemd om de tassen te vervoeren en af te leveren.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiermee ook bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zich in de tassen verboden middelen bevonden. De omstandigheid dat aan haar een document zou zijn getoond waarop staat dat 3-CMC legaal is, maakt dit niet anders. Een dergelijk document biedt onvoldoende zekerheid om ervanuit te kunnen gaan dat de inhoud van de tassen legaal is. Zo gaf het document geen uitsluitsel of de inhoud van de tassen daadwerkelijk het middel 3-CMC betrof en of er niet verboden middelen aan toe waren gevoegd. De rechtbank acht daarom bewezen dat verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het vervoeren,afleveren en aanwezig hebben van een hoeveelheid 4-CMC.
Medeplegen
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van medeplegen. De rechtbank leidt uit het berichtenverkeer tussen verdachte en [naam] af dat sprake was van nauwe en bewuste samenwerking ten aanzien van de overdracht van de verboden middelen. Verdachte deelt met [naam] de locatie, waar de overdracht van de tassen is waargenomen. Vervolgens informeert [naam] of ‘ze’ er zijn geweest. Daarnaast stuurt [naam] aan verdachte het bericht ‘ze moeten jou iets meer geven voor te wachten’ en laat verdachte weten dat ze een politieagent ziet.
Op basis van de feitelijke gedragingen, zoals het aanwezig zijn op de afgesproken tijd en locatie, het openen van de kofferbak en het overhevelen van de tassen, is de rechtbank bovendien van oordeel dat verdachte en [medeverdachte] bewust hebben samengewerkt om de tassen aan elkaar over te dragen.
Conclusie
Het voorgaande leidt ertoe dat de rechtbank van oordeel is dat bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het vervoeren, afleveren en aanwezig hebben van een hoeveelheid 4-CMC.
3.3.3.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.3.1. vervatte redengevende feiten en omstandigheden in de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 25 mei 2023 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen opzettelijk heeft afgeleverd en vervoerd en opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende 4-CMC, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.

4.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

5.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden met aftrek van voorarrest. Daarbij is rekening gehouden met het bruto gewicht 4-CMC van 9 kilogram.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht een forse taakstraf op te leggen. Daarbij kan de door verdachte betaalde borgsom als een geldboete worden opgelegd. Verdachte leidt een instabiel leven in Nederland, maar zet zich volledig in om zowel zichzelf als haar zoon goed te onderhouden.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de
vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het in vereniging vervoeren en afleveren van twee kilogram harddrugs. Hierdoor heeft verdachte bijgedragen aan het in stand houden van een illegale markt voor drugs. Een markt die zeer ontwrichtend is voor de maatschappij. Het is algemeen bekend dat harddrugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Verdachte heeft zich van deze negatieve effecten niets aangetrokken en dit rekent de rechtbank haar zwaar aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 12 september 2024 in Nederland. Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de strafbladen van verdachte uit Duitsland, Frankrijk, Polen en België van 25 mei 2023. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk feit is veroordeeld.
De straf
De rechtbank heeft bij het bij het bepalen van de straf gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting die de rechtbanken onderling hebben vastgesteld. Dat betekent dat de rechtbank moet vaststellen welk gewicht de vervoerde 4-CMC had. Slechts één monster van de drie zakken met gele kristallen is bemonsterd en positief getest op 4-CMC. Onduidelijk is uit welke van de drie zakken het geteste monster afkomstig is. Anders dan de officier van justitie, gaat de rechtbank er bij het vaststellen van de strafmaat uit dat het gaat om een gewicht van harddrugs rond de 2.000 gram. Dit komt overeen met het gewicht van de lichtste zak. Voor het aanwezig hebben, vervoeren en verstrekken van tussen de 1.500 en 2.000 gram harddrugs is het uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.
De rechtbank ziet aanleiding om hiervan af te wijken en een deel voorwaardelijk op te leggen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte geen strafblad heeft en een relatief kleine rol lijkt te hebben vervuld in de organisatie van dit drugstransport.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden.

7.Beslag

Onder verdachte is een geldbedrag van € 155,- inbeslaggenomen. Dit geldbedrag wordt teruggegeven aan verdachte. Daarnaast zijn twee kentekenplaten inbeslaggenomen. Niet is vastgesteld dat verdachte hiervan de eigenaar is, dus zal de rechtbank de teruggave gelasten aan de rechthebbende.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3.3.3. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
3 (drie) maanden, van deze gevangenisstraf
niettenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt een strafbaar feit.
Beslag
Gelast de teruggave aan
[verdachte]van:
50 euro (PL1300-2023116271-6346116)
5 euro (PL1300-2023116271-6346119)
Gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
2 STK Kentekenplaat (PL1300-2023116271-G6346273)
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. C. Huizing-Bruil en M.A. Boerhorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.E. Leopold, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 november 2024.
[...]
[...]