ECLI:NL:RBAMS:2024:7263

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 november 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
C/13/757203 / FA RK 24-6493
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wijziging kinderalimentatie en provisionele voorziening in een familierechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 21 november 2024 uitspraak gedaan in een verzoek tot wijziging van kinderalimentatie en het treffen van een provisionele voorziening. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A. van den Heuvel, heeft op 26 september 2024 een verzoek ingediend om de hoogte van de kinderalimentatie voor zijn minderjarige kind, [minderjarige 1], te verlagen naar € 87,- per maand. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. O. Ascher, heeft hiertegen verweer gevoerd en zelfstandig verzocht om de alimentatie te verhogen naar € 637,- per maand. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 7 november 2024, waarbij beide partijen en hun advocaten aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen gezamenlijk het gezag uitoefenen over hun minderjarige kind, dat bij de vrouw verblijft. De man heeft eerder een alimentatiebedrag van € 425,- per maand vastgesteld gekregen, dat inmiddels is geïndexeerd naar € 568,38. De rechtbank heeft in haar beoordeling geconcludeerd dat het verzoek van de man niet voldoet aan het spoedeisendheidsvereiste, omdat hij onvoldoende heeft onderbouwd dat hij in een nijpende financiële situatie verkeert. De man heeft een draagkracht van € 3.129,- per maand, terwijl de huidige alimentatie niet meer dan € 568,38 bedraagt. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de man zijn betalingsverplichtingen niet is nagekomen, wat niet als spoedeisend belang kan worden aangemerkt.

Evenzo heeft de rechtbank het zelfstandig verzoek van de vrouw om de alimentatie te verhogen naar € 637,- per maand afgewezen, omdat ook zij niet heeft aangetoond dat er sprake is van een spoedeisend belang. De rechtbank heeft beide partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoeken, wat betekent dat zij de verzoeken niet in behandeling neemt. Deze beslissing is genomen door mr. M. Overmars en openbaar uitgesproken in aanwezigheid van griffier mr. C.K. Soeters.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/757203 / FA RK 24-6493 (MO/CS)
Beschikking van 21 november 2024 betreffende provisionele voorziening ex art. 223 Rv.
in de zaak van:
[de man] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. R.A. van den Heuvel,
tegen
[de vrouw] ,
wonende te op een geheim adres,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. O. Ascher.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoek van de man, ingekomen op 26 september 2024;
  • het verweerschrift van de vrouw, ingekomen op 29 oktober 2024;
  • een brief met bijlagen van de man d.d. 30 oktober 2024;
  • een F-formulier met bijlagen van de vrouw d.d. 6 november 2024.
1.2.
De zaak is behandeld tijdens de mondelinge behandeling achter gesloten deuren op 7 november 2024. Gehoord zijn: partijen met hun advocaten. Van de zijde van de vrouw zijn pleitnotities voorgedragen en stukken overgelegd.

2.De feiten

2.1.
Partijen hebben een relatie met elkaar gehad.
2.2.
Uit de relatie is geboren:
- [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2009.
2.3.
Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit. De minderjarige verblijft sinds het uiteengaan van partijen bij de vrouw.
2.4.
Bij beschikking van 20 oktober 2010 van deze rechtbank is bepaald:
  • dat de man met ingang van 15 juni 2010 € 425,- per maand zal betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van voornoemde minderjarige, bij vooruitbetaling te voldoen aan de vrouw;
  • dat de man vanaf 1 september 2010 een aanvulling van € 75,- op bovenstaande bijdrage zal betalen zolang de vrouw studeert, onder andere ter compensatie van opvang;
  • dat de man vanaf 1 september 2010 gedurende twee jaar maandelijks een bijdrage van € 9,44 zal verrekenen in verband met een afbetaling van de vrouw aan de man.
2.5.
Ingevolge de wettelijke indexering bedraagt de kinderbijdrage thans € 568,38 per maand.
2.6.
Na de relatie met de vrouw is de man gehuwd geweest en is uit dat huwelijk een dochter geboren op [geboortedatum 2] 2016 ( [minderjarige 2] ). Dat huwelijk is in 2020 ontbonden. De man heeft inmiddels een nieuwe partner ( [naam partner] ), waarmee hij samenwoont. Haar minderjarige zoon ( [minderjarige 3] ) woont ook bij de man en [naam partner] . Uit de affectieve relatie met [naam partner] is een minderjarige geboren op [geboortedatum 3] 2022 ( [minderjarige 4] ).
2.7.
De man heeft gelijktijdig met het onderhavige verzoek tot het treffen van een provisionele voorziening een verzoek ingediend waarbij wordt verzocht een zorgregeling vast te stellen en de kinderalimentatie te wijzigen. Dit verzoek staat bij de rechtbank geregistreerd onder zaaknummer C/13/757196 / FA RK 24/6487. De mondelinge behandeling van dit verzoek is nog niet gepland.

3.Het verzoek, het verweer en het zelfstandig verzoek

3.1.
De man verzoekt, uitvoerbaar bij voorraad, een voorlopige voorziening te treffen, waarbij voor de duur van het geding de hoogte van de bijdrage van de man in de opvoeding en verzorging van [minderjarige 1] te wijzigen en vast te stellen op € 87,- per maand, conform de wettelijke maatstaven, althans een zodanig bedrag als de rechtbank juist acht, per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
3.2.
De vrouw voert verweer en verzoekt zelfstandig, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de man met ingang van de datum van de beschikking € 637,- per maand zal betalen aan de vrouw als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige, bij vooruitbetaling te voldoen.

4.De beoordeling

4.1.
Ingevolge artikel 223 lid 1 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter voorlopige voorzieningen zal treffen voor de duur van het geding. Ingevolge het tweede lid moet deze vordering samenhangen met de hoofdvordering. In een verzoekschriftprocedure kan een voorlopige voorziening naar analogie van artikel 223 Rv worden verzocht (Hoge Raad d.d. 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3533).
4.2.
De rechtbank stelt vast dat aan het vereiste genoemd in het tweede lid van artikel 223 Rv is voldaan, zodat de man in zoverre ontvankelijk is in zijn verzoek.
4.3.
Toewijzing van het verzoek om voorlopige voorzieningen te treffen, is daarnaast slechts mogelijk indien één of beide partijen daarbij een voldoende (spoedeisend) belang heeft. Van een voldoende belang bij toewijzing van een dergelijk verzoek is sprake indien van de verzoekende partij niet kan worden gevergd dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht.
4.4.
Naar het oordeel van de rechtbank voldoet het provisionele verzoek van de man over de kinderalimentatie niet aan het spoedeisendheidsvereiste. De rechtbank is van oordeel dat niet, althans onvoldoende, is onderbouwd dat er sprake is van een dusdanig nijpende financiële situatie dat van de man niet gevergd kan worden dat hij de beslissing in de bodemprocedure afwacht. De man stelt immers zelf een draagkracht te hebben van € 3.129,- per maand, terwijl de vastgestelde kinderbijdrage (na indexering) € 568,38 per maand bedraagt. Daarbij is nog relevant dat de man onderhoudsplichtig is voor drie kinderen, zodat zijn draagkracht verdeeld dient te worden over deze kinderen. Het had op de weg van de man gelegen voldoende inzage te verschaffen om de bijdrage voor [minderjarige 2] en [minderjarige 4] te kunnen berekenen, althans in ieder geval te stellen wat hij thans bijdraagt voor [minderjarige 2] en wat de behoefte van [minderjarige 4] is. De man heeft nagelaten dit te doen en ten behoeve van [minderjarige 4] had de man in ieder geval recente inkomensgegevens dienen over te leggen van zijn huidige partner [naam partner] (in plaats van het enkel overleggen van de jaaropgave 2023). Gelet op het ontbreken van voornoemde gegevens is de rechtbank van oordeel dat het niet onredelijk is de behoefte van [minderjarige 2] en [minderjarige 4] op dit moment gelijk te stellen aan de behoefte van [minderjarige 1] van € 635,- per maand. Nog afgezien van de bijdragen van de andere onderhoudsplichtige ouders is er uitgaande van de door de man zelf gestelde draagkracht van € 3.129,- per maand, maar ook indien uit wordt gegaan van een draagkracht van € 1.994,- per maand uitgaande van het loon van de man volgens de door hem overgelegde loonstroken 2024 (januari-april), geen sprake van een tekort om volledig in de behoefte te kunnen voorzien.
4.5.
Dat er loonbeslag is gelegd omdat de man is gestopt de kinderalimentatie te betalen is hem zelf aan te rekenen, zodat de rechtbank dat niet als spoedeisend belang aanmerkt. Gelet op de op hem rustende onderhoudsverplichting en de vastgestelde bijdrage had hij moeten blijven doorbetalen. Dit geldt te meer nu de man zelf heeft toegelicht dat hij niet is gestopt met betalen omdat hij niet kon betalen, maar omdat hij van mening was dat de omstandigheden waren gewijzigd en hij een herberekening wilde laten maken.
4.6.
Gelet op het voorgaande, nu het verzoek niet voldoet aan alle vereisten van artikel 223 Rv, zal de man niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn verzoek.
4.7.
Ook het zelfstandig verzoek van de vrouw de kinderalimentatie te wijzigen van € 568,38 per maand naar € 637,- per maand, voldoet naar het oordeel van de rechtbank niet aan het spoedeisendheidsvereiste. Het betreft slechts een relatief kleine wijziging en ook de vrouw heeft onvoldoende onderbouwd waarom van haar niet gevergd kan worden de beslissing in de bodemprocedure af te wachten Ook de vrouw zal derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard in haar zelfstandige verzoek.

5.De beslissing

De rechtbank:
5.1.
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
5.2.
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Overmars, rechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. C.K. Soeters, griffier, op 21 november 2024.