ECLI:NL:RBAMS:2024:7246

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
27 november 2024
Zaaknummer
13/230179-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees Aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Frankrijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 oktober 2024 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) van Frankrijk. Het EAB, uitgevaardigd op 16 juli 2024, betreft de aanhouding en overlevering van een Algerijnse man, geboren in 1991, die gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op verschillende zittingen besproken, waarbij de detentieomstandigheden in de Franse gevangenis Bordeaux-Gradignan centraal stonden. De verdediging voerde aan dat de detentieomstandigheden onacceptabel zijn, met een overbezetting van 184% en onvoldoende garanties voor humane behandeling. De officier van justitie stelde echter dat de omstandigheden geen belemmering voor overlevering vormden.

De rechtbank heeft de informatie van de Franse autoriteiten over de detentieomstandigheden beoordeeld en geconcludeerd dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling van de opgeëiste persoon. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken en juridische normen, waaronder het arrest Aranyosi en Căldăraru, en concludeerde dat de persoonlijke ruimte van de gedetineerden in Bordeaux-Gradignan voldoet aan de vereisten. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en heeft deze toegestaan.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/230179-24
Datum uitspraak: 17 oktober 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 25 juli 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 16 juli 2024 door
Le Procureur de la Republique près le Tribunal Judiciaire de Bordeaux, Frankrijk (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortedag] 1991,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 september 2024, in aanwezigheid van mr. A. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.G. Kraal, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Arabische taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft op 12 september 2024 een tussenuitspraak gewezen [3] , waarbij het onderzoek is heropend en geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen om de in de tussenuitspraak neergelegde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 3 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. G.M. Kolman, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. V.G. Kraal, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Arabische taal.
De rechtbank heeft op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de beslistermijn verlengd met 30 dagen en gelijktijdig de gevangenhouding verlengd met 30 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Algerijnse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 12 september 2024

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 12 september 2024. Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB en de strafbaarheid van het feit al beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat het antwoord van de Franse autoriteiten nog steeds niet voldoet en dat er nog steeds een reëel gevaar moet worden aangenomen voor personen die terechtkomen in de gevangenis in Bordeaux-Gradignan. Ondanks de opening van het nieuwe gebouw is er nog steeds sprake van een overbevolking van 184%. Ook is het niet duidelijk of de opgeëiste persoon in het nieuwe gebouw wordt geplaatst. Er zijn geen gewijzigde omstandigheden dus de zaak moet worden beëindigd. De officier moet niet ontvankelijk worden verklaard. In geen geval moet de zaak nogmaals aangehouden worden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de detentieomstandigheden in Bordeaux-Gradignan geen belemmering meer vormen voor de overlevering.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwijst allereerst naar de tussenuitspraak van 12 september 2024 en de overwegingen ten aanzien van de detentieomstandigheden zoals daarin opgenomen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
De Franse autoriteiten hebben in een brief van 2 oktober 2024 de vragen over de detentie-omstandigheden in de gevangenis in Bordeaux-Gradignan genoemd in de tussenuitspraak als volgt beantwoord.

1. What is the current occupancy rate of detainees in the wards for male pre-trial detainees?

On September 12th 2024, this occupancy rate was 184 %.

2. How much individual cell space (personal space) do the detainees in this department have at their disposal in a one person or more person cell?

10 m2 on the new building; 9 m2 on the older building which will be closed in 2027.

a. Does this include or exclude sanitary facilities?

Yes, both buildings have toilets in cell. The new building also has shower in cell.

b. How are the sanitary facilities shielded?

Yes there is a separation.

3. If the detainees have an individual living space (personal space) of less than 4m2, the Court of Amsterdam also requests, in view of the judgment in Dorobantu (ECLI:NL:C:2019:857, paragraph 75), an answer to the following questions:

a. How many hours per day do the detainees spend in their cell?

This depends on the detainee’s behavior and commitment to work or sign up for activities and job training. A walk is scheduled twice a day. The detainees can also ask to go to the gym.

b. What options do detainees have for fresh air (being outside), work, sports, education and other activities outside their cell, including access to fresh air and daylight?

The detainees may go to different types of lessons, job training, gym, workshops. They can also work inside the prison. A walk is scheduled twice a day in the courtyard of the prison.

c. Are these options accessible to all detainees?

Yes.

d. How many hours per day can detainees participate in these activities?

The number of hours of work per day is the same in prison and outside the prison (French Code of Labour). As for the different activities this depends on what the detainee has asked for.

e. How are ventilation and indoor temperatures regulated?

There is an ecologic system of ventilation in the new building.

4. If the detainees also have an individual living space (personal space) of less than 3m2 – in view of the judgment in Dorobantu (ECLI:NL:C:2019:857, paragraph 73 – the Court of Amsterdam also has the following questions:

a. Can it be guaranteed that a reduction in individual living space compared to the required minimum of 3m2 shall be short, occasional and minor?

Yes.

b. Does this penitentiary unit generally have decent detention conditions and is the wanted person not subjected to other elements that are considered aggravating circumstances for poor detention conditions?

In the new building, detention conditions comply with European standards.

De rechtbank stelt vast dat deze informatie er niet op duidt dat in de gevangenis van Bordeaux-Gradignan sprake is van gebreken als bedoeld in punt 89 van het arrest Aranyosi en Căldăraru (arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 5 april 2016, ECLI:EU:C:2016:198) dan wel van een ‘strong presumption’ als bedoeld in paragraaf 124 van het arrest Muršić/Kroatië [4] , waarnaar wordt verwezen in punt 71 e.v. van het arrest Dorobantu dat sprake is van een onmenselijke of vernederende behandeling. Volgens dit arrest is daarvan immers pas sprake wanneer de persoonlijke ruimte kleiner is dan 3 m². Bij een persoonlijke ruimte van 3 m² kan alleen maar sprake zijn van een schending van artikel 3 EVRM ‘if the space factor was coupled with other aspects of inappropriate physical conditions of detention related to, in a particular context, access to outdoor exercise, natural light or air, availability of ventilation, adequacy of heating arrangements, the possibility of using the toilet in private, and compliance with basic sanitary and hygienic requirements’ (Muršić/Kroatië), § 106).
De rechtbank constateert dat uit de aanvullende informatie volgt dat in de cellen een persoonlijke ruimte is van 9 m2 of 10 m2. De rechtbank gaat er gezien de overbezetting van 184% van uit dat er 2 gedetineerde personen op één cel geplaatst zullen worden. Niet geheel duidelijk is of het sanitair hierbij is meegerekend, maar zelfs als dat bij de 9 m2 of 10 m2 wordt meegerekend, is nog sprake van een persoonlijke levensruimte van tussen de 3m2 en 4 m2, wanneer er twee gedetineerde personen op één cel zitten. Gelet op de overige factoren die in de brief van 2 oktober 2024 worden genoemd – die niet duiden op andere slechte materiële detentieomstandigheden zoals bedoeld in punt 75 van het arrest Dorobantu – is er geen sprake van schending van artikel 4 Handvest.
De rechtbank is van oordeel dat de door de Franse autoriteiten verstrekte informatie over de detentieomstandigheden waarin de opgeëiste persoon na overlevering hoogstwaarschijnlijk terecht zal komen tot de conclusie leidt dat in zijn geval geen reëel gevaar bestaat dat hij in detentie onmenselijk of vernederend zal worden behandeld. Artikel 4 van het Handvest staat dus niet in de weg aan (de beslissing tot) overlevering. Er is op dit moment dan ook geen sprake van een algemeen gevaar in de gevangenis van Bordeaux-Gradignan. Het verweer van de raadsman gaat niet op.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Ook is er geen reden de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Le Procureur de la Republique près le Tribunal Judiciaire de Bordeaux(Frankrijk) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 oktober 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
4.EHRM 20 oktober 2017, 7334/13, ECLI:CE:ECHR:2016:1020JUD000733413.