Uitspraak
Vonnis van 6 februari 2024
[eiser] ,
[gedaagde 1],
2.
[gedaagde 2],
De procedure
- het tussenvonnis van 15 augustus 2023
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde 1] en [gedaagde 2] over de huurovereenkomst van een woning. [eiser] vorderde ontbinding van de huurovereenkomst wegens dringend eigen gebruik, omdat zijn dochter behoefte had aan een zelfstandige woonruimte. De kantonrechter oordeelde echter dat het belang van de dochter van [eiser] niet gelijkstaat aan een eigen belang van [eiser] zelf, en dat er onvoldoende bewijs was dat gedaagden andere passende woonruimte konden verkrijgen. De vordering tot ontbinding werd dan ook afgewezen.
Daarnaast was er een tegenvordering van gedaagden met betrekking tot de beveiligingscamera's die door [eiser] waren geplaatst. De kantonrechter oordeelde dat de huidige opstelling van de camera's in strijd was met de privacywetgeving. [eiser] mocht camera's ophangen, maar deze moesten zo worden geplaatst dat gedaagden in staat waren om hun woning te betreden zonder in beeld te komen. De kantonrechter heeft de vordering van gedaagden toegewezen en [eiser] gelast de camera's binnen veertien dagen te verwijderen of aan te passen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.
De uitspraak benadrukt het belang van zowel het recht op eigen gebruik van een verhuurder als de privacy van huurders, en de noodzaak om beide belangen zorgvuldig af te wegen.