ECLI:NL:RBAMS:2024:6926

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
13/279261-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met detentiegarantie

Op 13 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank heeft geoordeeld dat de detentiegarantie die door de Poolse autoriteiten is verstrekt, voldoende is om het risico van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon te mitigeren. De opgeëiste persoon, geboren in 1993 in Polen, is verdacht van illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, een feit dat ook in Nederland strafbaar is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon in een remand regime zal worden geplaatst, waarbij hij tussen de 3 en 4 m² persoonlijke celruimte zal hebben en gegarandeerd één uur per dag kan wandelen, naast andere activiteiten. De rechtbank heeft de argumenten van de raadsman, die stelde dat de detentiegaranties niet zouden worden nageleefd, verworpen. De rechtbank concludeert dat er geen weigeringsgronden zijn en staat de overlevering toe, waarbij de relevante artikelen van de Overleveringswet zijn toegepast. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/279261-24
Datum uitspraak: 13 november 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 2 september 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 maart 2024 door
the Regional Court in Torun, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] , Polen, op [geboortedag] 1993,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adrs] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 30 oktober 2024, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat in Haarlem, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.
3. Grondslag en inhoud van het EAB
Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van
the District Court in Toruńvan 14 maart 2022 (dossiernummer: II Kp 179/22).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Pools recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De raadsman verzoekt de rechtbank om de opgeëiste persoon gelijk te stellen met een Nederlander om zo, in geval van veroordeling tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering aan de uitvaardigende lidstaat, die straf vervolgens in Nederland te kunnen ondergaan.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon niet in aanmerking komt voor gelijkstelling met een Nederlander.
De rechtbank overweegt als volgt.
Om in aanmerking te komen voor gelijkstelling met een Nederlander moet op basis van artikel 6, derde lid, van de OLW zijn voldaan aan de volgende vereisten:
de opgeëiste persoon verblijft ten minste vijf jaar ononderbroken rechtmatig in Nederland als bedoeld in artikel 8, onder a tot en met e en l, Vreemdelingenwet 2000;
ten aanzien van de opgeëiste persoon bestaat de verwachting dat hij niet zijn recht van verblijf in Nederland verliest als gevolg van een hem na overlevering opgelegde straf of maatregel.
Wat betreft het onder 2 genoemde vereiste geldt dat de rechtbank de verwachting of de opgeëiste persoon al dan niet zijn recht op verblijf in Nederland verliest als gevolg van de opgelegde straf of maatregel, beoordeelt aan de hand van informatie van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst (IND). Uit de brief van de IND van 8 oktober 2024 volgt dat niet is voldaan aan dit vereiste. De IND heeft namelijk meegedeeld dat de strafrechtelijke feiten waar het EAB op ziet ertoe kunnen leiden dat de opgeëiste persoon zijn verblijfsrecht verliest en heeft dat ook onderbouwd. Nu al niet wordt voldaan aan het onder 2 genoemde vereiste, komt de opgeëiste persoon niet in aanmerking voor gelijkstelling met een Nederlander. De rechtbank zal daarom de stukken die zouden moeten aantonen dat de opgeëiste persoon voldoet aan het onder 1 genoemde vereiste, niet beoordelen. Een terugkeergarantie om een eventuele vrijheidsstraf in Nederland te kunnen ondergaan, hoeft gelet op het voorgaande niet te worden opgevraagd.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op een feit dat geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe het volgende aan:
  • het onderzoek is in Polen aangevangen;
  • het bewijsmateriaal bevindt zich in Polen;
  • de verdovende middelen zijn Polen ingevoerd;
  • een medeverdachte is of wordt in Polen vervolgd;
  • de verdovende middelen zijn naar Polen gestuurd en daarmee is de Poolse rechtsorde geschaad.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
In dat licht en gelet op hetgeen de officier van justitie heeft aangevoerd, vormt het gegeven dat het feit wordt geacht geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding om de weigeringsgrond toe te passen.

7.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

7.1
Inleiding
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 5 juni 2024 in een andere zaak geoordeeld dat inderdaad sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen. [5] Het kernpunt hierbij is dat slechts 3 m2 persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) is gegarandeerd voor de voorlopig gedetineerde, terwijl die veelal 23 uren op zijn cel doorbrengt. Verder is de onduidelijkheid over de termijn waarop de opgeëiste persoon contact met de buitenwereld kan bewerkstelligen een bijkomende verzwarende omstandigheid.
Deze vaststelling van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten voor gedetineerden die terecht komen in het
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
Om te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten gezien de omstandigheden in het
remand regimewaar hij zal worden gedetineerd.
De parketsecretaris heeft bij e-mail van 8 oktober 2024 aan de uitvaardigende justitiële autoriteit vragen gesteld in het kader van het onderzoek naar het hiervoor bedoelde individuele gevaar voor de opgeëiste persoon van schending van zijn grondrechten als gedetineerde in het
remand regimein Polen. Deze vragen zijn bij brief van 17 oktober 2024 van
the assistant general director of the prison servicebeantwoord. Hieronder de vragen en antwoorden:
“A. In which remand prison will Mr [opgeëiste persoon] most likely be detained after his surrender?Re.1:According to the detailed principles of regionalization of detaining in houses of detention, penal institutions, and sentenced and punished, a man who is remanded in custody and who is staying at the disposal of the Circuit Prosecutor's Office in Torun is placed in the External Remand Centre in Torun which comes under the Penal Institution in Inowroclaw.This means that assuming that the a/m detained persons will be handed over to the Polish party, they will, with a high probability, be placed in the aforementioned penitentiary unit.B. Could you confirm that the information attached to this e-mail (Annex II and Annex III [6] ) with regard to the answers to abovementioned questions 1 and 3 is also applicable to Mr [opgeëiste persoon] ?enD. How many hours per day would Mr [opgeëiste persoon] at least spend outside his cell in the remand prison as meant in question A?Re.2&4:As per the information provided by the Assistant Director of the Penal Institution in Inowroclaw, who is the Head of the External Remand Centre in Torun, during their detention in the indicated penitentiary the inmates shall have a possibility to take part in activities organized by the unit's administrator. The organized activities in the scope of culture and education are aimed at shaping a civic and patriotic attitude. The activities are carried out as per a weekly plan and a schedule created by tutors. The plan is announced to the inmates. The participation in those activities is voluntary and the detained on remand decide on their own whether they want to participate. The activities are carried out in the television room.
The activities are conducted between: 08:00-12:30 and 13:30-18:00. The television room in the living b1ock is equipped with a stationary bicycle to exercise, the table football game, and a TV Set. Moreover, during that time the inmates are given board games, chess, dart.A tutor for the penitentiary conducts additional classes for the remanded in custody within his/her own group. They are conducted once a week, and depending on the interests of the participants, the topics are various (conversations, board games. crossword puzzles, card games, Sudoku, table tennis). The detained on remand can also use the library located in the living block, listen to the radio broadcasts from the radio broadcasting system. and read papers. At the External Remand Centre in Torun masses for the detained on remand take place on Wednesdays from 10.00 to 12.00 in a chapel of the living block. The detained on remand can also participate in individual religious meetings and religion teachings.The aforementioned activities last about an hour, on average. That time does not include at least a one-hour-long walk (when the inmates can use sports equipment) which in total gives about 2.5 hours of stay outside their cells, not counting other activities carried out outside the cell. like visits, using a payphone; participation in procedural actions, educational and psychological conversations, rendering medical services, etc., which depend on an inmate' s individual situation.
It also should be noted that pursuant to art. 221 §1 of the Executive Penal Code, the detained on remand - who stand out in terms of abiding by the internal regulations of the house of detention, as well as by the principles set in the organizational and order regulations of carrying out the detention on remand - may be awarded prizes. The prizes include among other things, an additional or longer walk, an individual exception from the internal regulations of the house of detention. in the scope specified by the Director of the House of Detention, a permission for a more frequent participation in cultural and educational activities in. the scope of physical education and sports, a permission for longer visits.Regarding the. contact of a detained on remand with the outside world during visits, and using a payphone, the standards in force in that matter are as follows:A detained on remand uses a payphone to contact their defense counsel and their family and other next of kin pursuant to art. 217c) of the Executive Penal Code. This means that a detained on-remand may use a payphone at least once a week, in times set in the internal order of the House of Detention, to contact their defense counsel, an attorney being a barrister or legal adviser. and a representative not being a barrister or a legal adviser which was approved by the Chairperson of the Chamber of the European Court of Human Rights to represent the detained on remand, before that Court (with the reservation of the situation when - in the opinion of the body at whose disposal is the detained on remand, a possible use of the payphone shall be used to hinder the criminal proceedings or to commit an offence).
A detained on remand - in exceptional cases - in particular when a direct contact is not possible or considerably hindered, or if it is a result of a sudden life situation, can also use the payphone in times- set in the internal order-of the House of Detention, to contact another person - not specified above.
Each conversation requires a consent of the body at whose disposal is the detained on remand, given in the form of an order, unless the body, at whose disposal is the detained on remand, orders otherwise.As per the Internal Order in force in the External Remand Centre in Torun a detained on remand can use the payphone at least twice a week, at their own expense or the expense of the person they call (private conversations). In addition, once a week the inmates have the right to use the payphone to contact the person mentioned in art. 8 § 3 of the Executive Penal Code. The calls are possible from 09.00 to 17.00, excluding times of serving meals.Regarding visits of the detained on remand it must be noted that pursuant to art. 217 § 1 of the Executive Penal Code a detained on remand may be allowed a visit when an order giving consent for a visit is issued by the body at whose disposal the detained on remand is. If the detained on remand is at disposal of several bodies, each body must give its consent, unless the bodies specify otherwise. A detained on remand, with the reservation of the situation when a visit may be used .to hinder criminal proceedings, has the right to at least one visit a month with his next-of-kin. Visits for the detained on remand placed in the External Remand Centre in Torun take place on the first and the third Wednesday of a given month and on Sundays from 08:00 to 16:00.
C. The Court understands from the CPT report that remand prisoners are provided with a minimum of 3 square meters of personal space (excluding sanitary facilities) in a multi-occupancy cell. In light of the judgment in Dorobantu (ECLI:EU:C:2019:857, paragraphs 75- 76), can it be guaranteed that the personal space available to Mr [opgeëiste persoon] in a multi- occupancy cell in the remand prison as meant in question A will be at least 4 square meters (excluding sanitary facilities)? Or will he only be provided with an amount of personal space between 3 and 4 square meters (excluding sanitary facilities) in a multi-occupancy cell?Re.3:
Regarding the living conditions in multi-person cells in the External Remand Centre in Torun, I explain that the living area of the cell per one inmate is from 3 rn2 to 4 rn2. The usable area of the cells taken into account when calculating its purpose and volume is the surface without a blank door, heating recesses and surface of sanitary units. From that area no space occupied by quartermaster's supply is taken away. The inmates can also use clean and fit for use mattresses and sheets, an access to daylight, an artificial light and air conditioning in, properly heated living cells.
E. How long does the procedure (including the legal remedy) take to obtain permission to use the telephone and to receive visitors in the remand prison as meant in question A?Re.5:
The duration of the procedure for being granted a consent to use the phone and an order giving consent for a visit is not within the cornpetence of the Prison Service. Those decisions are made by bodies independent of the prison bodies.”
7.2
Standpunt van de raadsman
De verstrekte detentiegarantie voldoet op schrift om het gevaar op schending van grondrechten voor de opgeëiste persoon als gedetineerde in het
remand regimeweg te nemen. Wel is het zo dat in de praktijk blijkt dat detentiegaranties regelmatig niet worden nageleefd.
7.3
Standpunt van de officier van justitie
De verstrekte detentiegarantie voldoet om het gevaar op schending van grondrechten voor de opgeëiste persoon als gedetineerde in het
remand regimeweg te nemen. De verstrekte informatie verschilt van de informatie die is verstrekt in de zaak waarin de rechtbank bij uitspraak van 1 oktober 2024 [7] geen gevolg heeft gegeven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk heeft verklaard. Uit de informatie in deze zaak volgt namelijk dat de gedetineerde tenminste 2,5 uur per dag buiten de cel verblijft. De overige omstandigheden zijn niet dermate verzwarend dat voor de opgeëiste persoon een gevaar op schending van zijn grondrechten als gedetineerde in het
remand regimekan worden aangenomen.
7.4
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verstrekte detentiegarantie voldoet om het gevaar van schending van grondrechten voor de opgeëiste persoon als gedetineerde in het
remand regimeweg te nemen. De persoonlijke celruimte zal tussen de 3 en 4 m2 zijn, terwijl de opgeëiste persoon gegarandeerd één uur per dag kan wandelen en ten minste één uur per dag kan deelnemen aan een andere activiteit. Die activiteiten zijn zonder beperking toegankelijk in twee blokken per dag. Gemiddeld is naar verwachting 1,5 uur extra per dag – naast het wandelen – buiten cel beschikbaar. Al bij al is dit een afdoende garantie en is daarmee voor de opgeëiste persoon het risico van schending van de grondrechten wegenomen. De enkele niet onderbouwde stelling van de raadsman dat garanties niet zouden worden nageleefd, leidt voor de rechtbank niet tot een ander oordeel.
De detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon in Polen na overlevering staan dus niet in de weg aan het toestaan van de overlevering.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court in Toruń, Polen voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 13 november 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.
5.Rechtbank Amsterdam, 5 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3311.
6.De bijlagen II en III betreffen informatie verstrekt in een vergelijkbare zaak, welke informatie door de parketsecretaris aan de uitvaardigende justitiële autoriteit is verstrekt