ECLI:NL:RBAMS:2024:6925

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2024
Publicatiedatum
12 november 2024
Zaaknummer
13/271123-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een opgeëiste persoon aan het Verenigd Koninkrijk in verband met strafrechtelijk onderzoek

Op 13 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan het Verenigd Koninkrijk. De zaak betreft een vordering ex artikel 3 van de Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst EU – VK, ingediend door de officier van justitie. De vordering is ingediend naar aanleiding van een aanhoudingsbevel dat op 25 juli 2024 door de Britse autoriteiten is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1980, wordt verdacht van strafbare feiten die onder het Britse recht vallen, met name gerelateerd aan seksuele misdrijven waarbij minderjarigen betrokken zijn.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering behandeld op een openbare zitting op 30 oktober 2024. De officier van justitie, mr. K. van der Schaft, was aanwezig, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. S. de Goede. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in het Verenigd Koninkrijk beoordeeld, met name in HMP Grampian, waar de opgeëiste persoon naar verwachting zal worden gedetineerd. De raadsman heeft zorgen geuit over de overbevolking en de omstandigheden in de Britse gevangenissen, maar de rechtbank concludeert dat er geen reëel gevaar is voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat het aanhoudingsbevel voldoet aan de eisen van de wet en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/271123-24
Datum uitspraak: 13 november 2024
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 3 Uitvoeringswet Handels- en Samenwerkingsovereenkomst
EU – VK Justitie en Veiligheid (Uitvoeringswet) juncto artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank.
Deze vordering dateert van 30 augustus 2024 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Aanhoudingsbevel (AB) als bedoeld in artikel 598 van de Handels- en Samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds (HSO).
Dit AB is uitgevaardigd op 25 juli 2024 door
the Sheriff Court of Lothian and Borders at Edinburgh(Verenigd Koninkrijk) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] , Polen, op [geboortedag] 1980,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 30 oktober 2024. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. K. van der Schaft. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat in Breda, en door een tolk in de Poolse taal.
Op grond van artikel 3 Uitvoeringswet jo. artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het AB

In het AB wordt melding gemaakt van een aanhoudingsbevel van 16 februari 2021 van
the Aberdeen Sheriff Court.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van het Verenigde Koninkrijk ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar het recht van het Verenigd Koninkrijk strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het AB.

4.Strafbaarheid: feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

Het Verenigd Koninkrijk heeft de kennisgeving als bedoeld in artikel 599, vierde lid, van de HSO niet gedaan. [1] Toetsing van de dubbele strafbaarheid conform artikel 599, tweede lid, HSO kan dus niet achterwege blijven.
Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 599, eerste en tweede lid, HSO zijn opgenomen.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
  • een visuele weergave van seksuele aard of met een onmiskenbaar seksuele strekking waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt is betrokken of schijnbaar is betrokken, vervaardigen;
  • een visuele weergave van seksuele aard of met een onmiskenbaar seksuele strekking waarbij een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaren nog niet heeft bereikt is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben.

5.Detentieomstandigheden (artikel 604, aanhef en onder c, HSO)

5.1
Inleiding
De Britse autoriteiten hebben op verzoek van de officier van justitie meegedeeld dat de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd in HMP Grampian.
5.2
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft de rechtbank verzocht de zaak aan te houden voor het verkrijgen van een (nadere) detentiegarantie. Daartoe heeft de raadsman vier vragen geformuleerd die zien op overbevolking, activiteiten, het aantal uren buiten cel en het oppervlak van de persoonlijke leefruimte.
Ter onderbouwing van zijn verzoek heeft hij aangevoerd dat de detentieomstandigheden in Schotland over de gehele linie, maar vooral wat betreft overbevolking, als zeer zorgelijk kunnen worden beschouwd. Hij heeft de volgende stukken overgelegd;
  • artikel: Early release of 500 prisoners has not solved jail overcrowding, says First Minister (Bron: https://www.aberdeenlive.news/news/scottish-news/early-release-500-prisoners-not-9564030, gepubliceerd: 18 september 2014);
  • artikel: Overcrowding in Scottish prisons is a serious concern (The Press and Journal Aberdeen and Aberdeenshire, 6 augustus 2024)
  • artikel: Seven of Scotland's 15 prisons have declared 'red status' amid overcrowding
(https://news.stv.tv/scotland/seven-of-scotlands-15-prisons-have-declared-red-status-as-overcrowding-increases) ;
  • executive summary van rapport van The Scottish Human Rights Commission and UK National Preventive Mechanism;
  • HM Chief Inspector’s Annual Report 2023-24;
  • Parallel Report to the United Nations Human Rights Committee on the 8th examination of the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland under the International Covenant on Civil and Political Rights (ICCPR) van 4 februari 2024.
5.3
Standpunt van de officier van justitie
Uit de door de raadsman overgelegde stukken blijkt niet dat de opgeëiste persoon in HMP Grampian het gevaar zal lopen van schending van grondrechten. De stukken zien veelal niet op HMP Grampian. Uit een rapport van HM Inspectorate of Prisons for Scotland ten aanzien van HMP Grampian over 2023-2024 blijkt dat alleen op het punt van gezondheidszorg enige zorgen zijn, maar daar worden ook oplossingen voor aangedragen.
5.4
Oordeel van de rechtbank
Gelet op het arrest Alchaster van 29 juli 2024 (ECLI:EU:C:2024:649) moet de rechtbank de voorzienbare situatie van de opgeëiste persoon in geval van overlevering beoordelen. Dat veronderstelt dat de rechtbank, tegelijkertijd de regels en de praktijk in de uitvaardigende staat in het algemeen enerzijds en de specifieke kenmerken van de individuele situatie van de opgeëiste persoon anderzijds in aanmerking moet nemen.
In het licht van dit toetsingskader bestaat er voor de opgeëiste persoon geen reëel gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
De raadsman beroept zich namelijk veelal op informatie, die niet specifiek ziet op HMP Grampian.
De rapportage waar de officier van justitie naar verwijst gaat juist wel over deze instelling. Daar worden één rood licht en drie oranje lichten benoemd. Voor de rest worden groene lichten benoemd.
Het rode licht gaat over transport naar medische voorzieningen buiten de inrichting, waar een noodoplossing voor wordt aangedragen, namelijk dat het personeel de gedetineerden zelf naar de medische voorzieningen brengt.
Een oranje licht gaat over het organisatiemodel en de communicatie tussen verdachte en het personeel. Daar wordt overigens over vastgesteld dat men tevreden is over toon en betrokkenheid.
Een ander oranje licht betreft de vaststelling dat het incidenteel voor komt dat er grondslapers zijn in geval van overbevolking. De instelling ziet dit zelf als een ernstig tekort en men doet er alles aan de gedetineerden in die gevallen zoveel mogelijk ongemak te besparen, onder andere door deze gedetineerden op de kortst mogelijke termijn over te plaatsen naar een instelling waar wel voldoende ruimte is.
Hoewel sprake is van een ernstig probleem, maken deze zelfkritische houding en de omstandigheid dat gedetineerden zo spoedig mogelijk worden overgeplaatst naar het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van een gevaar van grondrechtenschending.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het AB voldoet aan de eisen van artikel 606 HSO en er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 252 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 1 en 3 Uitvoeringswet en 606 HSO.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Sheriff Court of Lothian and Borders at Edinburgh(Verenigd Koninkrijk).
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.J.R.M. Vermolen, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en A.L. op ‘t Hoog, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 13 november 2024.
Ingevolge artikel 3, eerste lid, Uitvoeringswet juncto artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie rechtbank Amsterdam, 2 november 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6353