In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 oktober 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een zieke uitzendkracht, aangeduid als [verzoekster], en haar werkgever, [verweerder] B.V. De zaak betreft de vraag of de opzegging van de uitzendovereenkomst door de inlener rechtsgeldig was, gezien de ziekmelding van [verzoekster] op 11 maart 2024. De uitzendkracht was sinds 5 juli 2023 in dienst en had een uitzendovereenkomst met een uitzendbeding. De inlener had op 4 maart 2024 een brief gestuurd waarin de beëindiging van de overeenkomst werd aangekondigd, maar deze brief kwam pas na de ziekmelding naar voren. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging niet rechtsgeldig was, omdat er onvoldoende bewijs was dat de opzegging daadwerkelijk had plaatsgevonden en dat de communicatie over de opzegging niet op de juiste wijze was verlopen. De rechter vernietigde de opzegging en oordeelde dat [verweerder] verplicht was om het achterstallige salaris van [verzoekster] door te betalen, inclusief wettelijke verhogingen en rente. Tevens werd [verweerder] veroordeeld in de proceskosten, die op € 1.130,00 werden begroot. De beslissing benadrukt het belang van correcte communicatie en de bescherming van werknemersrechten in geval van ziekte.