ECLI:NL:RBAMS:2024:6841

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2024
Publicatiedatum
8 november 2024
Zaaknummer
13/245740-24 (einduitspraak)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot een Poolse verdachte

Op 28 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de District Court of Legnica in Polen. De zaak betreft de overlevering van een Poolse verdachte, geboren in 1986, die gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 12 september 2024 gestart, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. B. van Straaten. Tijdens de zitting heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. Op 26 september 2024 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan, waarin zij de grondslag van het EAB en de strafbaarheid van de feiten heeft beoordeeld.

De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte niet op de hoogte was van het proces in hoger beroep en dat hij geen adresinstructie heeft getekend. De officier van justitie heeft echter gesteld dat de verdachte wel degelijk een adresinstructie heeft ontvangen en dat de oproep voor het hoger beroep naar bekende adressen is gestuurd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte in de gegeven omstandigheden had moeten rekening houden met de verzending van officiële correspondentie naar het opgegeven adres. De rechtbank concludeert dat de overlevering niet leidt tot schending van de verdedigingsrechten van de verdachte.

Uiteindelijk heeft de rechtbank vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank staat de overlevering toe, en deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29 van de Overleveringswet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/245740-24
Datum uitspraak: 28 oktober 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 1 augustus 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 18 januari 2024 door
the District Court of Legnica - III Criminal
Department, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en
overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1986.
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [locatie te plaats],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 12 september 2024, in
aanwezigheid van mr. S.J. Wirken, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is
bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. B. van Straaten, advocaat te Amsterdam, en door een tolk
in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft op 26 september 2024 een tussenuitspraak gewezen [3] , waarbij het onderzoek is heropend en geschorst, teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in de tussenuitspraak genoemde vragen voor te leggen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting van 22 oktober 2024 hervat in de stand waarin het onderzoek zich bevond. De voortzetting van de behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. B. van Straaten, advocaat te Amsterdam, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 26 september 2024

De rechtbank verwijst naar de tussenuitspraak van 26 september 2024. Hierin heeft de rechtbank de grondslag van het EAB, de inhoud van het EAB, het genoegzaamheidsverweer, de strafbaarheid van de feiten en de Poolse rechtsstaat al beoordeeld. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

De raadsvrouw heeft betoogd dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van het proces in hoger beroep, dat hij geen adresinstructie heeft getekend en dat hij al 13 tot 15 jaar niet meer woont op het adres dat genoemd is in de aanvullende informatie van 2 oktober 2024. De opgeëiste persoon had wel bij de zitting in hoger beroep aanwezig willen zijn. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om onderliggende stukken van de adresinstructie op te vragen, zodat deze met de Poolse advocaat kan worden geverifieerd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden afgezien van toepassing van de weigeringsgrond. De opgeëiste persoon heeft een adresinstructie gekregen en getekend en de oproep voor het proces in hoger beroep is naar drie bij de autoriteiten bekende adressen van de opgeëiste persoon gestuurd.
Zoals de rechtbank in de tussenuitspraak van 26 september 2024 reeds heeft geoordeeld dient alleen het hoger beroep aan artikel 12 OLW te worden getoetst.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met d, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit de aanvullende informatie, gedateerd 2 oktober 2024, volgt dat de opgeëiste persoon, tijdens zijn verhoor als verdachte, erop is gewezen dat hij een adres moet opgeven waar correspondentie over de strafprocedure naar toe zal worden gezonden en dat hij ook nadien iedere adreswijziging moet doorgeven. Hij is daarbij gewezen op de gevolgen indien hij dit niet zou doen, namelijk dat betekening van de dagvaarding aan het laatst bekende adres rechtsgeldig is en dat de procedure in zijn afwezigheid kan worden gevoerd. Deze instructie geldt voor de gehele procedure, dus ook voor het hoger beroep. De oproeping voor de zitting in hoger beroep is naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres gestuurd, en naar twee andere adressen waar de opgeëiste persoon zou kunnen verblijven.
Naar het oordeel van de rechtbank had de opgeëiste persoon in de gegeven omstandigheden er rekening mee moeten houden dat officiële correspondentie omtrent de strafzaak, waaronder de oproeping voor de zitting in hoger beroep, zou worden verzonden naar het door hem opgegeven adres. Dat is ook gebeurd. Mochten deze oproepingen hem desondanks niet hebben bereikt, kan daarom worden gezegd dat dit aan hemzelf te wijten is nu hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. Overlevering leidt om die reden niet tot een schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen aanleiding om onderliggende stukken op te vragen. Op grond van het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van de door de uitvaardigende justitiële autoriteit gegeven informatie.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5, 7 en 12 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the District Court of Legnica - III Criminal Department(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.R.P.J. Davids, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W. van der Hoek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 28 oktober 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.