Op 28 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de District Court of Legnica in Polen. De zaak betreft de overlevering van een Poolse verdachte, geboren in 1986, die gedetineerd is in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 12 september 2024 gestart, waarbij de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. B. van Straaten. Tijdens de zitting heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. Op 26 september 2024 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan, waarin zij de grondslag van het EAB en de strafbaarheid van de feiten heeft beoordeeld.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte niet op de hoogte was van het proces in hoger beroep en dat hij geen adresinstructie heeft getekend. De officier van justitie heeft echter gesteld dat de verdachte wel degelijk een adresinstructie heeft ontvangen en dat de oproep voor het hoger beroep naar bekende adressen is gestuurd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte in de gegeven omstandigheden had moeten rekening houden met de verzending van officiële correspondentie naar het opgegeven adres. De rechtbank concludeert dat de overlevering niet leidt tot schending van de verdedigingsrechten van de verdachte.
Uiteindelijk heeft de rechtbank vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank staat de overlevering toe, en deze uitspraak is gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform artikel 29 van de Overleveringswet.