In deze zaak vorderde Vattenfall Sales Nederland N.V. betaling van onbetaalde facturen van in totaal € 234.501,59 van een glastuinder, hierna te noemen [gedaagde partij]. De vordering was gebaseerd op een leveringsovereenkomst die was gesloten via een tussenpersoon, [naam 1]. De rechtbank Amsterdam heeft op 7 februari 2024 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarin de vraag centraal stond of [gedaagde partij] een volmacht had verleend aan [naam 1] om namens hem transacties te verrichten op het handelsplatform van Vattenfall.
De procedure begon met een dagvaarding op 20 juni 2023, gevolgd door verschillende processtukken, waaronder een tussenvonnis en een mondelinge behandeling op 23 januari 2024. [gedaagde partij] voerde verweer en stelde dat hij nooit een volmacht had verleend aan [naam 1] en dat hij niet gebonden was aan de transacties die door [naam 1] waren verricht. Vattenfall stelde daarentegen dat [naam 1] als adviseur aan het account van [gedaagde partij] was gekoppeld en dat er sprake was van een stilzwijgende volmacht.
De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een uitdrukkelijke of stilzwijgende volmacht. De rechtbank concludeerde dat [gedaagde partij] geen verklaring of gedraging had geuit waaruit Vattenfall redelijkerwijs had kunnen afleiden dat [naam 1] gevolmachtigd was om namens hem te handelen. Bovendien was er geen schijn van volmachtverlening, aangezien [gedaagde partij] niet had geprotesteerd tegen de bevestigings-e-mails van de transacties, maar Vattenfall op de hoogte was van zijn beperkte beheersing van de Nederlandse taal. De vordering van Vattenfall werd afgewezen en Vattenfall werd veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde partij].