ECLI:NL:RBAMS:2024:6784
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet toekennen van proceskosten in bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Amsterdam het beroep van eiser tegen het niet toekennen van proceskosten in bezwaar door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Eiser, vertegenwoordigd door mr. J.S. Vlieger, had op 22 juli 2022 bijzondere bijstand voor de kosten van rechtsbijstand aangevraagd. Na een periode van inactiviteit heeft eiser verweerder op 3 april 2022 in gebreke gesteld en om een dwangsom verzocht, omdat hij geen besluit had ontvangen. Verweerder heeft het verzoek om een dwangsom afgewezen, stellende dat er al op 16 november 2022 op de aanvraag was beslist. Eiser maakte bezwaar tegen dit primaire besluit, maar verweerder verklaarde het bezwaar op 24 juli 2023 ongegrond en kende geen proceskostenvergoeding toe.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juni 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht geen proceskosten aan eiser heeft toegekend, omdat de toezending van het besluit aan eiser in dit geval niet op de juiste wijze heeft plaatsgevonden. Eiser had aangevoerd dat het besluit niet correct was bekendgemaakt, maar de rechtbank concludeert dat dit niet betekent dat verweerder niet tijdig op de aanvraag heeft beslist. De rechtbank wijst erop dat de bepalingen over de bekendmaking van besluiten vooral de procedurele belangen van belanghebbenden beschermen, en dat de termijnen voor besluitvorming zijn bedoeld om te waarborgen dat belanghebbenden tijdig worden geïnformeerd.
Eiser heeft ook een beroep gedaan op het vertrouwensbeginsel, stellende dat verweerder tijdens de hoorzitting in bezwaar had toegezegd dat er een proceskostenvergoeding zou worden toegekend. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet heeft kunnen aantonen dat deze toezegging is gedaan. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op proceskostenvergoeding en het griffierecht niet terugkrijgt.