ECLI:NL:RBAMS:2024:6778

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2024
Publicatiedatum
6 november 2024
Zaaknummer
13/086233-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het veroorzaken van een explosie en meerdere fraude- en diefstalfeiten

Op 5 november 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 52-jarige man, die is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De man werd beschuldigd van het veroorzaken van een explosie op 4 december 2022 in Amsterdam, waarbij hij een vuurwerkbom tot ontploffing bracht bij een woning. De rechtbank oordeelde dat de explosie gemeen gevaar voor goederen met zich meebracht, maar sprak de verdachte vrij van de onderdelen die betrekking hadden op levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel, omdat er geen bewijs was dat er op dat moment mensen in de nabijheid waren.

Daarnaast werd de man schuldig bevonden aan gewoontewitwassen van elf MacBooks, die hij had verworven via bankfraude gericht op senioren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat de laptops uit misdrijf afkomstig waren, aangezien deze op zijn adres waren afgeleverd. Ook werd hij schuldig bevonden aan schuldheling van drie MacBooks, die hij had verkocht terwijl hij wist dat deze gestolen waren. Tot slot werd hij veroordeeld voor de diefstal van twee Porsche replica's, waarbij de rechtbank vaststelde dat hij nooit de intentie had om deze terug te brengen.

De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de rol van de verdachte als katvanger en zijn verslavingsproblematiek. De opgelegde straf was lager dan de eis van de officier van justitie, die 42 maanden had gevorderd. De rechtbank legde ook schadevergoedingen op aan de benadeelde partijen, die schade hadden geleden door de explosie en de diefstal van de laptops.

Uitspraak

verkort vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/086233-23
Datum uitspraak: 5 november 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1972,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 19 april 2024, 16 juli 2024, 27 augustus 2024 en 22 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. R.W. van Zanten, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.J. Horenblas, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de advocaat, mr. N. Linotte, namens de benadeelde partij, [benadeelde partij] , naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 16 juli 2024 – ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
1. brandstichting door het teweegbrengen van een ontploffing nabij een woning op 4 december 2022 te Amsterdam;
2. ( gewoonte)witwassen van elf MacBooks Pro in de periode van 6 januari tot en met 30 april 2022 te Amsterdam;
3. ( gewoonte)heling van drie MacBooks in de periode van 14 september 2022 tot en met 6 januari 2023 te Amsterdam;
4. verduistering dan wel diefstal van twee Porsche replica’s in de periode van 3 juli 2021 tot en met 2 juni 2022 in Hoogblokland, Oost West, Middelbeers en/of Amsterdam;
5. witwassen van een bedrag van € 4.327,89 euro door ‘kind in nood’-fraude op 11 maart 2022 in Amsterdam.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
Feit 1
Op 4 december 2022 is op de [adres] een explosie geweest. Aangever [benadeelde partij] heeft daarvan diezelfde dag aangifte gedaan. De vloer van de galerij voor zijn woning was stuk, er zat een gat in de tegels en de ondergrond voelde onstabiel aan. Aan de galerij grenst een kamer. De ramen waren stuk en door de klap waren de roosters, die zich boven het raam bevonden, eruit geklapt. De muur en het laminaat waren beschadigd en de vaas van de overleden oma van aangever was stuk gegaan. In de kamer lag overal glas. De regenpijp aan de voorzijde van de woning was ook kapot. Verbalisanten zijn na een melding van een vuurwerkbom ter plaatse gegaan en hebben deze schade ook geconstateerd. Op de galerij troffen zij de onderzijde van een plastic frisdrankfles en gesmolten doppen aan. De sporen van de aangetroffen fles en doppen zijn veiliggesteld en onderzocht. De deskundigen hebben uit de bemonstering van de dop van de fles een DNA-mengprofiel van minimaal drie donoren verkregen. Van het DNA-mengprofiel is een DNA-hoofdprofiel afgeleid. Het DNA-hoofdprofiel heeft een frequentie van kleiner dan 1 op 1 miljard. Dat wil zeggen dat wanneer iemands DNA-profiel overeenkomt met dit hoofdprofiel, het een sterke aanwijzing is voor de aanwezigheid van het DNA van die persoon. Het DNA-profiel van verdachte bleek overeen te komen met het DNA-hoofdprofiel. In een aanvullend proces-verbaal opgesteld door verbalisant [verbalisant] is de gevaarzetting van de explosie nader toegelicht. De explosie was veroorzaakt door een Cobra 6 met een geïmproviseerde explosieve constructie. Verdachte heeft op de zitting van 22 oktober 2024 bekend dat hij op 4 december 2022 de ontploffing heeft veroorzaakt.
Feit 2
In de periode van 6 januari 2022 tot en met 30 april 2022 zijn senioren door bankfraude opgelicht. De tot nu toe onbekend gebleven fraudeurs hebben via de rekeningen van deze gedupeerden vervolgens MacBooks Pro besteld en verstuurd naar het adres ( [adres] ) van verdachte. Verdachte stond als enige ingeschreven op dat adres. Een aantal van de pakketjes was ook geadresseerd aan ‘ [verdachte] ’.
De MacBook Pro 14" ( [nummer] ), die op 8 februari 2022 via de rekening van aangeefster [naam 1] is besteld, is blijkens het bewijs van bezorging in ontvangst genomen op het adres van verdachte. De andere laptop die via de rekening van aangeefster [naam 1] is besteld is bezorgd op het adres van [naam 2] , de ex-vriendin van verdachte. [naam 2] heeft verklaard dat verdachte dit pakketje heeft opgehaald.
De telefoon van verdachte is onderzocht door de politie. Zij troffen op de telefoon berichten aan tussen ‘ [naam 3] ’ en ‘ [naam 4] ’. Verdachte heeft de berichten uit naam van ‘ [naam 4] ’ verstuurd. De rechtbank wijst bijvoorbeeld op de volgende berichten van 4 november 2022:
[naam 3] : “Tussen 11 en 1 komt-ie. Stuur me alleen berichtje als het er is. Zijn 2 pakketjes. Past niet in een 1 doos.”
[naam 4] : “Zijn d'r.”
[naam 3] : “Twee dozen toch?”
[naam 4] : “Ja.”
en op de volgende berichten van 9 november 2022:
[naam 3] : “Er gaat een pakket komen. Dat je het weet. Niet dat weer [bijnaam] ervandoor gaat haaha.”
[naam 4] : “Wanneer”
[naam 3] : “Niet vandaag. Zodra ik die tracking krijg, meld ik je.”
[naam 4] : “Ok”
[naam 3] : “"Maar dan weet je er komt wat.”
[naam 4] : “Op mijn naam.”
[naam 3] : “Ja. Heb het over dat pakketje. Van de andere kant. Je weet zelf.”
[naam 4] : “Jaja. Dan wil ik echt wel effe wat meer, he.”
Verdachte heeft in zijn verhoor bij de rechter-commissaris op 11 januari 2024 verklaard dat hij de feiten onder druk van derden heeft gepleegd. Eerst op de zitting van 22 oktober 2024 is verdachte teruggekomen op deze verklaring en heeft hij een alternatief scenario geschetst. Zo heeft verdachte verklaard dat hij wel eens pakketjes geleverd kreeg, maar heeft hij ook verklaard dat hij wel eens zijn huis moest verlaten en dat anderen de pakketjes aannamen.
Feit 3
In de periode van 14 september 2022 tot en met 6 januari 2023 zijn drie aangiftes gedaan die betrekking hadden op de aankoop van een gestolen laptop. Aangever [naam 5] wilde via Marktplaats een MacBook kopen voor € 750,00. Op 6 januari 2023 heeft deze aangever afgesproken op het [adres] . De deur werd open gedaan door een blanke man van ongeveer veertig jaar oud, ingevallen gezicht, ongezond, 1.80 meter, blond grijzig haar en een kort grijzig baardje. [naam 5] wilde een verkoopverklaring laten tekenen, omdat hij de MacBook alleen contant mocht betalen. De laptop bleek bij thuiskomst in extern beheer te staan door de [college] . [naam 5] is op 9 januari 2023 terug gegaan naar het [adres] , omdat hij het niet vertrouwde. Daar heeft hij de politie gebeld, omdat niemand de deur open deed. De verbalisanten kwamen ter plaatse, maar troffen in de desbetreffende woning niemand aan. Later bleek dat verdachte zich had verstopt in de bosjes van de achtertuin van de woning. Verdachte is hierop aangehouden. De politie heeft vervolgens onderzoek gedaan naar het serienummer van de gekochte laptop van [naam 5] . Het serienummer bleek overeen te komen met de laptop van [naam 6] die op 5 december 2022 uit haar woning was gestolen en waarvan zij aangifte had gedaan.
Aangever [naam 7] heeft op 14 september 2022 een MacBook via Marktplaats gekocht bij een woning aan het [adres] . Het signalement van de verkoper was: blank, kort haar, junkachtig type, Amsterdams type. De verkoper drong aan om de € 1.800,00 cash te betalen. Toen [naam 7] thuiskwam bleek de laptop extern beheerd te worden door een bedrijf genaamd [bedrijf] . Hij kon de laptop dus niet gebruiken. [bedrijf] heeft op 1 februari 2022 aangifte gedaan van de diefstal van meerdere laptops. Eén van de MacBooks bleek een MacBook met hetzelfde serienummer als de laptop die [naam 7] gekocht had.
Aangever [naam 8] heeft op 18 november 2022 een MacBook via Marktplaats gekocht bij een woning aan het [adres] . De MacBook zat geseald in de doos. [naam 8] heeft eerst gepoogd geld te pinnen, maar dit mislukte. Vervolgens heeft hij per Tikkie kunnen betalen. Hij kreeg de Tikkies via het telefoonnummer van verdachte gestuurd. De betaling van € 1.600,00 is op het rekeningnummer van verdachte bijgeschreven. Bij thuiskomst kwam [naam 8] erachter dat de laptop extern beheerd werd door [bedrijf] Op 5 oktober 2022 bleek namens [bedrijf] aangifte te zijn gedaan. Bij het bedrijf zijn op 28 september 2022 meerdere laptops gestolen. Het serienummer uit de aangifte bleek overeen te komen met het serienummer van de laptop die [naam 8] gekocht had.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de laptops moest verkopen van iemand die tijdelijk zonder bedrijfspand zat. Verdachte moest de laptops tien minuten voordat de kopers bij hem zouden aanbellen, ophalen op een adres een paar straten verderop.
Feit 4
Op 3 juli 2021 heeft verdachte een Porsche Speedster 356 replica van Volkswagen met kenteken [kenteken] gehuurd en opgehaald op een bedrijfslocatie in Hoogblokland. Verdachte heeft de auto niet teruggebracht op de afgesproken plaats en tijd. Verdachte heeft uiteindelijk contact opgenomen met aangever [naam 9] . Verdachte vertelde hem dat de gehuurde auto niet meer op de geparkeerde plek stond. Verdachte heeft bij het huren van de auto zijn adres ( [adres] ) en zijn eigen telefoonnummer opgegeven. Verdachte heeft de borg voor een deel via het rekeningnummer van zijn zoon, [naam 10] , overgemaakt. De rest van de borg is contant ter plaatse betaald door verdachte.
Op 2 juni 2022 heeft verdachte met aangever [naam 11] in Oost West en Middelbeers afgesproken voor een proefrit met een Volkswagen, type Porsche Speedster met kenteken [kenteken] . [naam 11] heeft toen een foto van het rijbewijs van verdachte gemaakt. De foto op het rijbewijs kwam overeen met de persoon die [naam 11] voor zich zag. Voor de proefrit deed verdachte een aanbetaling van € 100 contant. Ook werd er via een ander rekeningnummer een bedrag overgemaakt. Het mailadres dat is gebruikt luidde: [e-mailadres] . Daarnaast heeft [naam 11] contact gehad met verdachte via zijn eigen telefoonnummer. Verdachte zou de auto op 4 juni 2022 terugbrengen, maar hij appte dat het niet zou lukken omdat zijn dochter in het ziekenhuis lag. Ze spraken af dat de auto de volgende dag in de ochtend terug zou worden gebracht. De auto was wederom niet op de afgesproken tijd terug.
Feit 5
Op 11 maart 2022 wordt aangeefster [naam 12] via WhatsApp benaderd door een persoon die zich voordeed als haar dochter. Haar ‘dochter’ verzocht haar om € 4.327,89 over te maken naar een (onbekend) rekeningnummer. Die rekening bleek op naam van verdachte te staan en was sinds 8 maart 2022 geblokkeerd.
4.2.
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte een explosie heeft veroorzaakt terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. De officier van justitie heeft gevraagd om verdachte partieel vrij te spreken van het onderdeel levensgevaar.
Ten aanzien van feit 2 kan bewezen worden dat verdachte de laptops heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen. Verdachte heeft hiervan een gewoonte gemaakt. In een periode van vier maanden in 2022 zijn voornamelijk oudere mensen slachtoffer geworden van bankfraude. De bankrekeningen van die personen zijn door onbekend gebleven verdachten overgenomen waarna dure MacBooks zijn besteld. Deze MacBooks zijn vervolgens op het adres van verdachte afgeleverd. Uit de inhoud van de telefoon van verdachte leidt de officier van justitie af dat de pakketjes daadwerkelijk bij verdachte aankwamen. De pakketjes werden door anderen opgehaald en verdachte kreeg voor het ontvangen van de pakketjes een vergoeding.
Ten aanzien van feit 3 kan bewezen worden dat verdachte drie laptops heeft verkocht terwijl hij wist dat de laptops uit diefstal afkomstig waren. Wat betreft het openbaar ministerie heeft verdachte voldaan aan de ondergrens van het gewoonte maken van deze opzetheling.
Ten aanzien van feit 4 dient verdachte te worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, de verduistering. Verdachte wist tijdens het huren van de auto’s al dat dat het nooit de bedoeling was om deze Porsches terug te brengen. Er was van meet af aan een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
Ten aanzien van feit 5 is onvoldoende bewijs voorhanden om de wetenschap bij verdachte vast te stellen. Verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit.
4.3.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte hooguit voor feit 1 en gedeeltelijk voor feit 4 kan worden veroordeeld. Voor het overige dient vrijspraak te volgen. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat ten aanzien van feit 1 slechts sprake is van het teweegbrengen van een ontploffing met gemeen gevaar voor goederen. Ten aanzien van feit 2 kan niet worden bewezen dat verdachte degene was die de pakketjes in ontvangst heeft genomen. Ten aanzien van feit 3 is er geen bewijs dat de laptops een criminele herkomst hadden en dat verdachte daar kennis van had. Daarnaast heeft de raadsman bepleit dat er geen bewijs is dat verdachte degene is die de laptop heeft verkocht aan [naam 7] , omdat de herkenning door [naam 7] niet voor het bewijs kan worden gebruikt. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Tot slot heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor feit 5, omdat verdachte geen wetenschap heeft gehad van het bedrag dat op zijn rekening was gestort, omdat zijn rekening reeds bevroren was.
4.4.
Het oordeel van de rechtbank
4.4.1.
Vrijspraak
De rechtbank is met de officier van justitie en raadsman van oordeel dat niet kan worden bewezen wat onder 5 is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Aangeefster heeft het bedrag op 11 maart 2022 overgemaakt naar de bankrekening van verdachte. De rekening van verdachte was echter al op 8 maart 2022 geblokkeerd door de ASN-bank. De rechtbank kan dus niet vaststellen dat verdachte op 11 maart 2022 feitelijke zeggenschap over het geld heeft gehad, zodat geen van de sub b-witwasgedragingen kunnen worden bewezen. Evenmin kan worden bewezen dat verdachte op die dag sub a-witwasgedragingen heeft verricht, dat wil zeggen gedragingen die gericht waren op het opzettelijk verbergen en/of verhullen van (een eigenschap van) dit geldbedrag.
4.4.2.
Veroordelingen voor feiten 1, 2, 3 en 4
Feit 1
De rechtbank komt tot het oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het teweegbrengen van een ontploffing nabij de woning aan de [adres] . Verdachte heeft het feit ter terechtzitting bekend. De rechtbank leidt uit het dossier af dat er schade was aan de woning van de [adres] . Zo was de keukenruit vernield, was er veel roetaanzetting op en rondom het keukenraam en was de regenpijp aan de linkerzijde van het raam vernield. Door de ontploffing is de pijp opengebarsten. Daarnaast was de elektra aan het plafond op de galerij vernield. Voor de woning lag een kapotte tegel met roetafzetting. Deze plek betrof het explosiecentrum. In de woning werden ook veel glasscherven gevonden. De rechtbank acht om die reden bewezen dat er gemeen gevaar van goederen voor de woning, gevaar voor de in de woning aanwezige goederen en gevaar voor de omringende woningen bestond.
Verdachte wordt ook verweten dat hij door het teweegbrengen van een explosie gevaar voor zwaar lichamelijk letsel dan wel levensgevaar voor een ander heeft veroorzaakt. Om in rechte zodanig gevaar als vaststaand te kunnen aannemen is vereist dat uit de inhoud van wettige bewijsmiddelen volgt dat dit levensgevaar of dit gevaar voor zwaar lichamelijk letsel inderdaad te duchten was. Dit betekent dat het levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel ten tijde van de brandstichting naar algemene ervaringsregels voorzienbaar moet zijn geweest. [1] Uit het dossier blijkt niet van aanwezige personen in de woning of in de nabijgelegen woningen. De explosie heeft voorts geen brand veroorzaakt en heeft plaatsgevonden om 03.17 uur ’s nachts in een woonwijk. Van mogelijke passanten blijkt niet uit het dossier en dit is ook niet zonder meer aannemelijk gelet op dit tijdstip. De rechtbank kan dan ook niet als vaststaand aannemen dat levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten was. De rechtbank spreekt verdachte om die reden vrij van de overige onderdelen die zien op het zwaar lichamelijk letsel en het levensgevaar.
Feit 2
De rechtbank komt tot het oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen van elf MacBooks.
Om witwassen te kunnen bewijzen, moet onder meer kunnen worden vastgesteld dat de laptops afkomstig zijn uit enig misdrijf. Op grond van de elf aangiftes stelt de rechtbank vast dat hiervan sprake is. Met de bankrekeningen van de aangevers is gefraudeerd waarna er bestellingen van MacBooks zijn gedaan vanaf die bankrekeningen. De rechtbank is van oordeel dat verdachte heeft geweten dat de laptops uit enig misdrijf afkomstig waren en overweegt hiertoe als volgt. De tenlastegelegde MacBooks zijn op het adres van verdachte bezorgd. Aangezien verdachte als enige op dit adres stond ingeschreven, neemt de rechtbank tot uitgangspunt dat het verdachte is geweest die de laptops in ontvangst heeft genomen Het alternatieve scenario dat verdachte heeft geschetst, namelijk dat het steeds een ander was die de pakketjes in ontvangst heeft genomen terwijl hij zelf de deur uit was gestuurd, is niet aannemelijk geworden. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt. Verdachte heeft de ‘fraudefeiten’, waaronder dit feit moet worden begrepen zo begrijpt de rechtbank, allereerst bekend. Verdachte heeft zowel bij de rechter-commissaris, bij de raadkamer van de rechtbank als bij de raadkamer van het gerechtshof, telkens met bijstand van een advocaat, verklaard dat hij deze feiten onder druk van derden moest plegen. Pas op de zitting van 22 oktober 2024 is verdachte op deze verklaring teruggekomen en heeft hij een andere verklaring afgelegd. Desgevraagd heeft verdachte voor deze wijziging van proceshouding geen redengevende verklaring gegeven. Dit doet afbreuk aan de aannemelijkheid van de latere, gewijzigde verklaring. Bovendien kan uit de berichten met ‘ [naam 3] ’ worden afgeleid, dat verdachte pakketten zelf in ontvangst nam en daar ook een vergoeding voor wilde. De rechtbank realiseert zich dat deze berichten zijn verstuurd ruim zes maanden na afloop van de tenlastegelegde periode voor dit feit. Toch zijn deze berichten relevant, omdat ze betrekking hebben op dezelfde gedragingen (het ontvangen van pakketten door verdachte op zijn adres in opdracht van een derde) en zijn verstuurd tussen verdachte en de persoon van wie hij zegt dat hij ook in de tenlastegelegde periode zijn opdrachtgever was. Gelet hierop is het van belang dat kan worden vastgesteld dat het door verdachte geschetste alternatieve scenario op basis van deze berichten in ieder geval niet lijkt op te gaan voor een periode relatief kort na de tenlastegelegde periode, terwijl verdachte geen verklaring heeft gegeven waarom er nadien opeens sprake zou zijn van een andere werkwijze. Gelet hierop geven deze berichten geen steun aan het alternatieve scenario en maken zij dit scenario dus niet aannemelijker. Daarnaast zijn er ook pakketten bij verdachtes ex-vriendin [naam 2] afgeleverd. In haar verhoor bij de rechter-commissaris heeft zij verklaard dat zij deze pakketten vervolgens aan verdachte heeft overhandigd. Ook hiervoor geldt dat de rechtbank zich realiseert dat deze pakketten niet in de tenlastelegging van feit 2 zijn opgenomen, maar dat deze gang van zaken geen steun biedt aan het alternatieve scenario van verdachte en dit scenario dus niet aannemelijker maakt.
In een periode van vijf maanden heeft verdachte elf MacBooks witgewassen. Gelet op het relatief hoge aantal gedragingen, de vergelijkbare omstandigheden waaronder deze gedragingen zijn verricht en het relatief korte tijdsbestek waarbinnen deze gedragingen zijn verricht, acht de rechtbank bewezen dat sprake is van gewoontewitwassen. De rechtbank acht enkel bewezen dat verdachte de laptops heeft verworven en voorhanden heeft gehad. Van de overige witwasgedragingen spreekt de rechtbank verdachte vrij.
Feit 3
De rechtbank komt tot het oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan schuldheling van drie MacBooks.
De rechtbank overweegt als volgt. Bij verdachte is in de periode van 14 september 2022 tot en met 6 januari 2023 drie keer iemand aan zijn deur geweest om een laptop te kopen. Deze laptops bleken na de aankoop bij thuiskomst in extern beheer te staan, waardoor deze niet gebruikt of gereset konden worden. De gedupeerden hebben hierop contact gezocht met de politie en/of het bedrijf waar de laptop onder beheer zou staan. De gekochte laptops bleken in de systemen als gestolen geregistreerd te staan. Dat verdachte ook betrokken was bij de levering aan [naam 7] , volgt genoegzaam uit het dossier, waaronder het signalement dat en de werkwijze die [naam 7] heeft omschreven.
De rechtbank dient voor heling vast te stellen of verdachte wist, dan wel redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat de laptops die hij verkocht door misdrijf verkregen waren. De rechtbank oordeelt dat verdachte in ieder geval redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dit het geval was.
Verdachte heeft drie keer een laptop moeten overhandigen aan een koper. Via Marktplaats zou de koper contact hebben gehad – vermoedelijk met een ander dan verdachte – om vervolgens een afspraak te maken om de laptop op te halen op het adres van verdachte (het [adres] ). Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij laptops heeft verkocht aan zijn deur. Verdachte heeft verklaard dat hij dit tegen een relatief geringe vergoeding deed voor een (onbekend gebleven) derde. Deze persoon zou tijdelijk zonder winkelpand zitten en had daarom een locatie nodig om laptops te verkopen. Deze persoon wilde de laptops niet vanuit zijn eigen woning – een paar straten verderop – verkopen. Verdachte kreeg naar eigen zeggen tien minuten voordat de koper zou aanbellen een bericht dat hij de laptop kon ophalen bij zijn opdrachtgever. Het is onvoldoende duidelijk geworden waarom zijn opdrachtgever de laptops niet zelf kon verkopen aan de kopers, met wie hij ook al contact had via Marktplaats en op Marktplaats al tot overeenstemming was gekomen over een koopprijs. Ook de wijze waarop de MacBooks verkocht werden is opmerkelijk te noemen. Er mocht van zijn opdrachtgever alleen contant betaald worden en daar moest verdachte ook op aandringen. Als men via de bank wilde betalen, dan kon de koper pas na twee dagen de laptop ophalen. Dit is in het bijzonder opmerkelijk, omdat verdachte verklaart dat zijn opdrachtgever bedrijfsmatig handelde en een KVK-inschrijving had, hetgeen contante betalingen zonder facturen met btw onaannemelijk maakt. Bovendien kan uit het dossier worden afgeleid dat verdachte wist dat zijn opdrachtgever zich op Marktplaats van een valse naam bediende en werd een op verzoek van een koper opgemaakte koopovereenkomst op naam van verdachte gezet en niet op naam van zijn opdrachtgever.
Alles overwegend concludeert de rechtbank dat verdachte op grond van bovenstaande feiten en omstandigheden een onderzoeksplicht had naar de herkomst van de laptops. Verdachte heeft niet gesteld en evenmin is uit het dossier gebleken dat verdachte aan deze plicht heeft voldaan. Naar eigen zeggen was verdachte zich van geen kwaad bewust en is hij daarbij blijkbaar kritiekloos afgegaan op het verhaal van zijn opdrachtgever. Door de laptops desondanks te overhandigen, heeft verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig gehandeld. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan schuldheling. Er kan niet worden bewezen dat verdachte wist dat de laptops door diefstal waren verkregen of dat hij de aanmerkelijke kans daarop bewust heeft aanvaard. Verdachte was zich immers, hoewel hij dat wel redelijkerwijs had moeten zijn, van geen kwaad bewust.
Aangezien opzetheling niet kan worden bewezen, wordt verdachte ook van het gewoonte maken vrijgesproken, omdat men op grond van artikel 417 Sr alleen van het plegen van opzetheling een gewoonte kan maken.
Feit 4
De rechtbank komt tot het oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van twee Porsche replica’s.
De rechtbank stelt vast dat verdachte nooit de intentie heeft gehad om de Porsches terug te brengen. Verdachte heeft immers zowel bij het huren van de Porsche als bij het organiseren van de proefrit van de Porsche uitvoering gegeven aan een vooropgezet plan. Dat verdachte dit vooropgezette plan had bij het huren van de Porsche op 3 juli 2021, volgt uit de omstandigheid dat verdachte zich bij de aangever heeft voorgedaan als bruidegom, terwijl van een dergelijke bruiloft nooit sprake is geweest. Bovendien heeft verdachte de ‘fraudefeiten’, waaronder dit feit moet worden begrepen zo begrijpt de rechtbank, eerst bekend. Hij heeft immers zowel bij de rechter-commissaris, bij de raadkamer van de rechtbank als bij de raadkamer van het gerechtshof, telkens met bijstand van een advocaat, verklaard dat hij deze feiten onder druk van derden moest plegen. Ten aanzien van de Porsche van 2 juni 2022 heeft verdachte bekend dat het nooit de intentie is geweest om die terug te brengen. De rechtbank oordeelt dat van meet af aan sprake was van een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Verdachte heeft de Porsches daarmee niet ‘anders dan door misdrijf verkregen’. De rechtbank spreekt verdachte om die reden vrij van de primair tenlastegelegde verduistering.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 4 december 2022 te Amsterdam, opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door een stuk zwaar vuurwerk (een Cobra, super 6) in combinatie met een brandbare stof, zijnde een geïmproviseerde explosieve constructie (IED), tot ontploffing te brengen nabij de woning aan de [adres] terwijl daarvan gemeen gevaar voor de voornoemde woning ( [adres] ) en de in die woning aanwezige goederen en de bovengelegen/naastgelegen/omringende woningen/panden en de in die bovengelegen /naastgelegen/omringende woningen/panden aanwezige goederen, gemeen gevaar voor goederen te duchten was;
2.
op tijdstippen in de periode van 6 januari 2022 tot en met 30 april 2022, te Amsterdam, telkens voorwerpen, te weten:
[Bestelling via BKV]
1. MacBook Pro 16.2” ( [nummer] ) besteld op 19 januari 2022 via de bankrekening van [naam 13] , en
[Bestelling via BCC]
2. MacBook Pro 13” ( [nummer] ) besteld op 18 januari 2022 via de bankrekening van [naam 14] , en
[Bestelling via YourMacStore]
3. MacBook Pro 14” ( [nummer] ) besteld op 6 januari 2022 via de bankrekening van [naam 15] , en
4. MacBook Pro 16” ( [nummer] ) besteld op 18 januari 2022 via de bankrekening van [naam 14] , en
5. MacBook Pro 16” ( [nummer] ) besteld op 19 januari 2022 via de bankrekening van [naam 16] , en
6. MacBook Pro 16” ( [nummer] ) besteld op 25 januari 2022 via de bankrekening van [naam 17] , en
7. MacBook Pro 16” ( [nummer] ) besteld op 28 januari 2022 via de bankrekening van [naam 18] , en
8. MacBook Pro 16” ( [nummer] ) besteld op 1 februari 2022 via de bankrekening van [naam 19] , en
9. MacBook Pro 14” ( [nummer] ) besteld op 8 februari 2022 via de bankrekening van [naam 1] , en
10. MacBook Pro 16” ( [nummer] ) besteld op 9 februari 2022 via de bankrekening van [naam 20] , en
11. MacBook Pro 16” ( [nummer] ) besteld op 5 april 2022 via de bankrekening van [naam 21]
- heeft verworven en voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en hij daarvan een gewoonte heeft gemaakt;
3.
op tijdstippen in de periode van 14 september 2022 tot en met 6 januari 2023 te Amsterdam, telkens laptops, te weten:
- een MacBook Pro 14, [nummer] (eigendom [bedrijf] ) op 14 september 2022 ( [naam 7] ), en
- een MacBook Pro 14, [nummer] (eigendom [bedrijf] ) op 18 november 2022 ( [naam 8] ), en
- een MacBook Air 13, [nummer] (eigendom [college] ) op 6 januari 2023 ( [naam 5] ), heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van deze goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof;
4, subsidiair.
op tijdstippen in de periode van 3 juli 2021 tot en met 2 juni 2022 te Hoogblokland en Oost West en Middelbeers
- op 3 juli 2021 een personenauto van het merk Volkswagen, type Porsche Speedster met het kenteken [kenteken] en
- op 2 juni 2022 een personenauto van het merk Volkswagen, type Porsche Speedster met het kenteken [kenteken] ,
die geheel of ten dele aan [naam 11] of [bedrijf] , toebehoorden heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

7.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

9.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2 , 3 en 4 subsidiair bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie vordert daarbij dat de bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de reclassering, ook aan verdachte worden opgelegd.
9.2.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte een katvangersrol heeft bekleed. Hij is als (ex-)verslaafde misbruikt. Verdachte dient hiervoor zijn verantwoordelijkheid te nemen, maar de raadsman heeft wel verzocht om hier rekening mee te houden. Daarnaast heeft de raadsman gevraagd om verdachte een (grotendeels) voorwaardelijke straf met passende voorwaarden op te leggen. Het is van belang dat verdachte de hulp die hij inmiddels heeft omarmd voortzet.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
9.3.1.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal feiten. Op 4 december 2022 heeft verdachte een ontploffing veroorzaakt bij een galerijflat. Verdachte heeft hierbij gebruik gemaakt van een zwaar explosief, te weten een Cobra 6. De explosie vond plaats midden in een woonwijk, in het midden van de nacht. Door de explosie is materiële schade aangericht aan de woning van aangever. Verdachte heeft de explosie geprobeerd te filmen en heeft dit filmpje later verstrekt aan ene ‘ [naam 3] ’. Verdachte vertelde in een gesprek met ‘ [naam 3] ’ dat hij te huur was voor het gooien van nog meer bommen.
Door zijn handelen heeft verdachte een gevaarlijke situatie in het leven geroepen, waardoor gevaar voor de woning van aangever en de nabijgelegen woningen is ontstaan. Bovendien hadden de gevolgen van het handelen van verdachte vele malen ernstiger kunnen zijn, wanneer zich op het moment van de explosie personen op of nabij de galerij hadden bevonden. Het is geenszins de verdienste van verdachte dat de schade beperkt is gebleven en er geen lichamelijk letsel is veroorzaakt.
Wat het opzettelijk teweegbrengen van de ontploffing zo ernstig maakt, is dat de gevolgen ervan van tevoren volstrekt niet te overzien waren. Ook weegt mee dat het handelen van verdachte specifiek gericht was op een persoon, de bewoner van de betreffende woning. Het risico dat de schade groter zou zijn dan nu het geval was, heeft verdachte op de koop toe genomen. De explosie heeft bij de bewoner van die woning, [benadeelde partij] , veel psychische klachten veroorzaakt. Hij staat daarom momenteel op de wachtlijst om behandeld te worden bij een psycholoog.
In de rechtspraak worden voor het teweegbrengen van een ontploffing doorgaans gevangenisstraffen opgelegd van drie tot vier jaren. Verdachte heeft zich echter ook schuldig gemaakt aan twee fraudefeiten. Ten eerste heeft hij zich schuldig gemaakt aan het gewoontewitwassen van elf MacBooks. In totaal ging het om voorwerpen met een waarde van ongeveer € 20.000. Deze MacBooks waren afkomstig uit zogenaamde bankhelpdeskfraude van senioren. Door zich als katvanger te laten gebruiken voor het in ontvangst nemen van deze MacBooks, heeft verdachte de personen, die de fraude gepleegd hebben, geholpen om buiten schot te blijven en deze feiten voor hen vergemakkelijkt. Ten tweede heeft hij zich schuldig gemaakt aan schuldheling van drie MacBooks. Verdachte heeft gestolen laptops verkocht en heeft hiervoor ook een vergoeding gekregen. Dergelijke feiten bevorderen de diefstal van waardevolle goederen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij heeft gehandeld om zo te voorzien in zijn verslaving. Verdachte heeft zich daarbij niets aangetrokken van de gevolgen van zijn handelen voor de benadeelden. Dit zijn allemaal zeer hinderlijke feiten die veel schade veroorzaken bij de gedupeerden. Dit soort fraudefeiten worden doorgaans bestraft met een gevangenisstraf van meerdere maanden tot een jaar. Tot slot heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan diefstal van twee auto’s. Ook dit is een hinderlijk feit voor gedupeerden. Zij hebben hun kostbare auto’s nog altijd niet terug.
9.3.2.
De persoon van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte en het reclasseringsadvies van 16 april 2024. Uit het strafblad blijkt dat verdachte niet eerder wegens soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank beschouwt verdachte hierom als first offender. De reclassering heeft gerapporteerd dat verdachte zich zorgmijdend heeft opgesteld en twijfelt dan ook aan de haalbaarheid van een reclasseringskader met bijzondere voorwaarden. Ter terechtzitting is echter gebleken dat verdachte zich op eigen initiatief al laat behandelen bij Inforsa en dat hij deze behandeling graag voortzet. Verdachte heeft nog veel schulden en het is belangrijk dat hij niet terugvalt in het gebruik van verdovende middelen. In de periode van de tenlastegelegde feiten was verdachte immers een drugsgebruiker. Hij heeft verklaard dat hij de feiten gepleegd heeft om te kunnen voorzien in zijn verslavingen. Verdachte wil daarnaast een goed voorbeeld zijn voor zijn acht kinderen. Dat verdachte nu nog leeft, ziet hij als een kans die hij met beide handen moet aangrijpen. De rechtbank weegt dit alles in positieve zin mee bij de strafoplegging en ziet dan ook aanleiding om een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
9.3.3.
De straf
De rechtbank neemt in ogenschouw dat de rol in de fraudefeiten van verdachte ‘slechts’ uitvoerend van aard was. Verdachte is gebruikt als katvanger, maar heeft wel een crimineel systeem in stand gehouden. Voor het zwaarste feit dat is bewezen, feit 1, komt de rechtbank bovendien anders dan de officier van justitie niet tot bewezenverklaring van een strafverhogend onderdeel. De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
De rechtbank zal een gevangenisstraf van dertig maanden opleggen, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank verbindt aan de proeftijd de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank is zich ervan bewust dat verdachte door het opleggen van een voorwaardelijke gevangenisstraf niet in aanmerking komt voor een mogelijk vervroegde invrijheidsstelling. De rechtbank heeft daarmee rekening gehouden bij het bepalen van de lengte van de gevangenisstraf. De rechtbank vindt het echter van belang dat verdachte het door de reclassering geadviseerde strafrechtelijk zorgkader heeft om het recidiverisico zoveel mogelijk te verlagen.

10.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde partij] vordert € 2.910,07 aan vergoeding van materiële schade en € 21.250,00 aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente
,alsmede € 8,91 aan proceskosten. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de explosie bij hem een psychische impact heeft gemaakt. Zo heeft hij niet kunnen starten aan zijn opleiding, is het erfstuk van zijn overleden oma stuk gegaan en staat hij op de wachtlijst voor psychologische behandeling.
De benadeelde partij [naam 5] vordert € 750,00 aan vergoeding van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente
.
De benadeelde partij [naam 8] vordert € 1.600,00 aan vergoeding van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
De benadeelde partij [naam 6] vordert € 3.889,32 aan vergoeding van materiële schade te vermeerderen met de wettelijke rente.
10.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [naam 5] en [naam 8] geheel voor toewijzing in aanmerking komen. Hierbij is de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De vordering van [naam 6] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat er geen rechtstreeks verband bestaat met het feit dat verdachte verweten wordt. Daarnaast is de vordering ook onvoldoende onderbouwd.
De vordering van [benadeelde partij] dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. De behandeling van het immateriële deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. Er is nog geen diagnose gesteld en [benadeelde partij] heeft ook een eerder trauma en een maagaandoening. Hetzelfde geldt voor de gevorderde kosten wegens de opgelopen studievertraging. De klachten zijn momenteel nog niet concreet vastgesteld. [benadeelde partij] was al voor 75% afgekeurd en het blijkt nergens uit dat [benadeelde partij] reeds was begonnen aan de opleiding. De overige gevorderde materiële kosten zijn tevens onvoldoende onderbouwd.
10.2.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van [naam 5] en [naam 8] niet-ontvankelijk verklaard dienen te worden gelet op de bepleite vrijspraak.
De vordering van [naam 6] dient afgewezen te worden. De schade die [naam 6] geleden heeft staat niet in rechtstreeks verband met de heling die verdachte wordt verweten. Tevens is de vordering onduidelijk opgesteld.
De vordering van [benadeelde partij] dient primair niet-ontvankelijk te worden verklaard. Subsidiair dient het smartengeld gematigd te worden tot een bedrag van € 1.300,00. De toekomstige medische kosten moeten niet-ontvankelijk verklaard worden. Het gederfd woongenot schaart de raadsman onder het smartengeld. Daarnaast is deze post onvoldoende onderbouwd. Het onbenutte sportabonnement is geen rechtstreekse schade. De raadsman heeft geen opmerkingen met betrekking tot de dierenarts- en reiskosten. De toekomstige reiskosten dienen echter niet-ontvankelijk verklaard te worden. Tot slot dienen de studievertragingskosten niet-ontvankelijk te worden verklaard. Er is geen rechtstreeks verband tussen het feit en de gestelde schade.
10.3.
Het oordeel van de rechtbank
10.3.1.
De vordering van [benadeelde partij]
Materiële-schadevergoeding
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De kat van de benadeelde partij was ten tijde van de explosie aanwezig in de woning. De rechtbank vindt dat de post dierenartskosten in dat licht voldoende is onderbouwd en wijst deze toe. De rechtbank acht de reeds gemaakte reiskosten ook toewijsbaar. Deze kosten zijn onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank verklaart de benadeelde partij in de overige materiële posten niet-ontvankelijk. De rechtbank ziet geen onderbouwing voor het onbenutte sportabonnement en kan niet vaststellen of en op welke wijze daar voor en na de explosie gebruik van werd gemaakt. Het gederfde woongenot als afzonderlijke schadepost is onvoldoende onderbouwd en de rechtbank weegt deze schadepost ook mee bij de mate van het toekennen van het smartengeld. Met betrekking tot het eigen risico kan de rechtbank niet vaststellen dat dit eigen risico niet al door de maagaandoening of andere zorgkosten is en/of wordt verbruikt. Hierbij speelt een rol dat uit de stukken volgt dat de benadeelde partij al vóór dit feit 75% was afgekeurd. Tot slot zullen de toekomstige reiskosten ook niet na afweging van goede en kwade kansen bij voorbaat worden toegekend als bedoeld in artikel 6:105 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), omdat nog volstrekt onduidelijk is wat de omvang van die kosten zal zijn en of die schade zal intreden. De benadeelde partij heeft in aanvulling nog vergoeding van schade wegens studievertraging gevorderd van één jaar tot € 18.500. Voor zover de vordering betrekking heeft op deze schade geldt dat het rechtstreeks verband tussen deze schadepost en het bewezenverklaarde feit vooralsnog onvoldoende is onderbouwd. Hierbij speelt een rol dat sprake is van een predispositie en dat vooralsnog onvoldoende duidelijk is over de psychische gevolgen van dit feit voor de benadeelde partij. Nader onderzoek in dit verband zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 99,04, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 4 december 2022.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Immateriële-schadevergoeding
Op grond van artikel 6:106, aanhef en onder b, BW komt een benadeelde partij onder meer een vergoeding voor immateriële schade toe als diegene als gevolg van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen en/of ‘op andere wijze in de persoon is aangetast’. Daarvan kan onder meer sprake zijn bij psychisch letsel. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld. Ook als het bestaan van geestelijk letsel in voornoemde zin niet kan worden aangenomen, is niet uitgesloten dat de aard en de ernst van de normschending en van de gevolgen daarvan voor de benadeelde, meebrengen dat van de bedoelde aantasting in de persoon op andere wijze sprake is. In zo een geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank overweegt hiertoe dat de gevolgen die de benadeelde partij heeft ervaren door de explosie, in het midden van de nacht bij zijn woning, zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
De rechtbank acht, rekening houdend met alle omstandigheden van het geval, waaronder de aard en ernst van de schade en de gevolgen – zoals die mede blijken uit de slachtofferverklaring – alsmede met de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te kennen, toewijzing van een bedrag van € 1.300,00 aan immateriële schadevergoeding zonder meer billijk. Tot dit bedrag zal de vordering worden toegewezen. Dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment dat het strafbare feit is gepleegd, te weten 4 december 2022.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
10.3.2.
De vordering van [naam 5]
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen voor een bedrag van € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 6 januari 2023.
10.3.3.
De vordering van [naam 8]
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal daarom worden toegewezen voor een bedrag van € 1.600,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, te weten 18 november 2022.
10.3.4.
De vordering van [naam 6]
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat enerzijds niet is komen vast te staan dat [naam 6] persoonlijk schade heeft geleden door diefstal van een werklaptop van het [college] en anderzijds niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met de onder 3 bewezen verklaarde schuldheling.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.
10.3.5.
De schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [benadeelde partij] , [naam 5] en [naam 8] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemden, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b (oud), 14c, 36f (oud), 57, 60a, 157, 310, 417bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart het onder 4 primair en 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
Ten aanzien van feit 2:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Ten aanzien van feit 3:
schuldheling, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4, subsidiair:
diefstal, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Ten aanzien van feit 1, 2, 3 en 4 subsidiair:
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden:

1.Meldplicht bij reclassering

Veroordeelde meldt zich direct na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Inforsa op het adres Vlaardingenlaan 5 te Amsterdam. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.

2.Gedragsinterventie middelengebruik

Veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie Leefstijltraining of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.

3.Ambulante behandeling

Veroordeelde laat zich behandelen door het Forensisch Ambulant Zorg team (FAZ) van Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo snel dat mogelijk is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.

4.Dagbesteding

Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk of onbetaald werk in de vorm van dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.

5.Meewerken aan middelencontrole

Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van drugs of niet voorgeschreven medicatie, om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft aan de reclassering de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Vorderingen benadeelde partij
[benadeelde partij]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij] toe tot een bedrag van € 99,04 (negenennegentig euro en vier cent) aan vergoeding van materiële schade en € 1.300 (duizend driehonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 4 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde partij] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 8,91 (acht euro eenennegentig cent).
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde partij] aan de Staat € 1.399,04 (duizend driehonderd negenennegentig euro en vier cent) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 4 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 23 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
[naam 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 5] toe tot een bedrag van € 750,00 (zevenhonderd vijftig euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 6 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 5] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 5] aan de Staat € 750,00 (zevenhonderd vijftig euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 6 januari 2023 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 15 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
[naam 8]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam 8] toe tot een bedrag van € 1.600,00 (duizend zeshonderd euro) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 18 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam 8] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam 8] aan de Staat € 1.600,00 (duizend zeshonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade op 18 november 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 26 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
[naam 6]
Verklaart [naam 6] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.R.J. van Wel, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en G. Demmink, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. K. van den Berg griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 november 2024.

Voetnoten

1.Vgl. HR 17 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG1653.