ECLI:NL:RBAMS:2024:6687

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 oktober 2024
Publicatiedatum
4 november 2024
Zaaknummer
13/232524-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentiegarantie en genoegzaamheid van stukken

Op 1 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat door Roemenië is uitgevaardigd. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat is uitgevaardigd op 11 mei 2023. De opgeëiste persoon, geboren in 1984, is gedetineerd in Nederland en heeft de Roemeense nationaliteit. Tijdens de zitting op 17 september 2024 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn raadsman, en werd de gevangenhouding bevolen. De rechtbank heeft de stukken van het EAB beoordeeld en geconcludeerd dat deze genoegzaam zijn, ondanks de bezwaren van de raadsman over de volledigheid van de informatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon voldoende zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen en dat er geen schending van deze rechten zal plaatsvinden bij overlevering. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld en op basis van een detentiegarantie van de Roemeense autoriteiten geoordeeld dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling. Uiteindelijk heeft de rechtbank de overlevering toegestaan, waarbij zij zich baseerde op de geldende wetgeving en de voorwaarden van het EAB. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met mr. A.R.P.J. Davids als voorzitter.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/232524-24
Datum uitspraak: 1 oktober 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 29 juli 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 11 mei 2023 door
Judecătoria Curtea de Argeş(Roemenië), hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeeïste persoon]geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in de [penitentiaire inrichting ]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 17 september 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.H.J. Kortz, advocaat te Utrecht en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank – voor sluiting van het onderzoek – de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een:
Criminal sentence number 85 of 5 April 2023, made final by Curtea de Argeş District Court in the case file number 4165/216/2020;
Uit de aanvullende informatie van 13 augustus 2024 blijkt dat de opgeëiste persoon tevens is veroordeeld voor strafbare feiten in het vonnis van 17 februari 2021 van het
Rămnicu Vălcea District Courtmet nummer 10484/288/2020. Dit vonnis is samengevoegd met bovengenoemd vonnis van 5 april 2023.
In de aanvullende informatie van 27 augustus 2024 is vermeld dat de opgeëiste persoon in persoon is verschenen bij het proces dat tot de beslissing heeft geleid.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 4 jaar en 9 maanden en 10 dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Genoegzaamheid van de stukken

De raadsman stelt zich op het standpunt dat de stukken van het EAB ongenoegzaam zijn nu de feiten van het vonnis van 17 februari 2021 niet in de feitomschrijving van het EAB zijn opgenomen maar in de aanvullende informatie van 10 september 2024. Op grond hiervan dient de overlevering te worden geweigerd.
De officier van justitie acht de stukken van het EAB gelet op de ontvangen aanvullende informatie genoegzaam.
De rechtbank is van oordeel dat de stukken van het EAB genoegzaam zijn en overweegt hiertoe als volgt. Op grond van artikel 20, vierde lid, OLW kan de Nederlandse officier van justitie de uitvaardigende justitiële autoriteit in de gelegenheid stellen tot completering of verbetering van het EAB. Artikel 23, tweede lid, OLW bepaalt dat de officier van justitie ter behandeling van de vordering ex artikel 23, tweede lid, OLW het EAB en in voorkomend geval de ontvangen aanvullende informatie aan de rechtbank verstrekt.
In de aanvullende informatie van 10 september 2024 is op vragen van het Openbaar Ministerie een omschrijving gegeven van de feiten van het vonnis van 17 februari 2021 die nog niet in het EAB stonden vermeld. De rechtbank beoordeelt deze informatie als genoegzaam en
verwerpt het verweer.

5.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Vonnis van 5 april 2023 met nummer 4165/216/2020
Standpunt van de raadsman
De rechtbank kan niet afzien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW aangezien niet zonder meer duidelijk is dat aan de opgeëiste persoon een adresinstructie is uitgereikt en niet duidelijk is wat wordt bedoeld met de mededeling dat de oproeping is uitgereikt op het
usual address.
De overlevering dient dan ook te worden geweigerd.
Standpunt van de officier van justitie
De rechtbank kan afzien van toepassing van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW aangezien de opgeëiste persoon voldoende zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen nu aan de opgeëiste persoon een adresinstructie is gegeven en hij is opgeroepen op het van de opgeëiste persoon bekende adres.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
In de aanvullende informatie van 27 augustus 2024 van de Roemeense autoriteiten staat vermeld dat de opgeëiste persoon voor de zitting is opgeroepen op de adressen die hij opgegeven heeft toen hij in staat van beschuldiging werd gesteld en dat hij hierbij expliciet op de hoogte is gebracht van de verplichting om elke adresverandering door te geven en is gewezen op de consequenties als hij deze verplichting niet nakomt.
Naar het oordeel van de rechtbank maakt deze omstandigheid dat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De opgeëiste persoon is, zo hij al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie.

6.Strafbaarheid

6.1.
Feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst in het EAB twee strafbare feiten aan als feiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld. De feiten vallen op deze lijst onder:
Oplichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Roemenië een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
6.2.
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
Uit de aanvullende informatie van 10 september 2024 blijkt dat de overlevering ook wordt verzocht ten aanzien van drie feiten die niet in het EAB zijn genoemd. De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, tweemaal gepleegd
en
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.

7.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

De rechtbank overweegt dat vanwege de Roemeense detentieomstandigheden voor gedetineerden in Roemenië sprake is van een algemeen gevaar van schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest). [4]
Bij brief van 30 augustus 2024 is door
the General Manager of the National Administration of Penitentiaries(Roemenië) een detentiegarantie verschaft waarin de volgende garantie is gegeven:
“With regard to your notification made in case file no. 4165/216/2020 dated 26/08/2024, concerning the request of the Dutch authorities, regarding the prison conditions in which said [opgeeïste persoon] (born on [geboortedag] 1984, with usual address in [adres] , sentenced to 4 years, 9 months and 10 days imprisonment) is to be held in the event of his surrender to the Romanian authorities, please find the information below:

1. [opgeeïste persoon] will benefit from a minimum individual space of 3 square

meters, throughout the entire period of execution of the sentence, except for assignment to an open
regime, during which he will benefit from 4 square meters, including the bed and related furniture,
without including the space for the sanitary fittings, the number of inmates being determined in
relation to the surface area of the room. Each inmate will be provided with an individual bed
equipped with specific bedding.
In case the person deprived of liberty is to be surrendered to the Romanian authorities on the
"Henri Coandâ" International Airport of Bucharest, he/she will initially be handed over to the
Rahova Penitentiary in Bucharest for a 21-day quarantine period, in a room assuring him/her a
minimum 3 square metre space.
All persons deprived of their liberty, under quarantine and surveillance are included in a
multidisciplinary program, which aims at:
(…)
Taking into account the pretention of the sentence, he will most likely serve the
custodial sentence initially in a closed regime. At the same time, considering his place of
residence, he will most likely serve his sentence in Craiova Penitentiary.
(…)
Considering the perspective of implementing the measures contained in the
"Action Plan for the period 2020 - 2025, drawn up with a view to the execution of the Pilot
judgement Rezmives and others against Romania, and of the judgements pronounced in the
Bragadireanu group of cases against Romania", as well as the number of prisoners currently in
the custody of the National Penitentiary Administration, as a result of the criminal policies
adopted by the Romanian State, the National Penitentiary Administration guarantees that, during the entire period of execution of the sentence, including the bed and related furniture, without
including the space for the sanitary facilities, he will benefit from a minimum individual space,
as follows:

3 square metres during the quarantine and surveillance period;

3 square metres while on remand;

3 square metres in case of execution of the sentence in maximum security;

3 square metres in the case of a prison sentence in a closed regime;

3 square meters in case of execution of the sentence in semi-open regime;

3 square meters in the case of open regime.”

Standpunten

Zowel de raadsman als de officier van justitie stellen zich op het standpunt dat de afgegeven detentiegarantie het eerder vastgestelde gevaar op schending van artikel 4 Handvest wegneemt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat zij gelet op het arrest ML van het Hof van Justitie van de Europese Unie [5] uitsluitend de detentieomstandigheden dient te onderzoeken van penitentiaire inrichtingen waar de opgeëiste persoon, volgens de informatie waarover zij beschikt, naar alle waarschijnlijkheid zal worden gedetineerd. Uit de hierboven vermelde informatie blijkt dat de opgeëiste persoon in eerste instantie in de
Bucharest-Rahova Penitentiaryzal worden geplaatst en daarna naar alle waarschijnlijkheid in de
Craiova Penitentiary.
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [6] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in Roemeense penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door de garantie namelijk uitgesloten ten aanzien van de opgeëiste persoon. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor het toestaan van de overlevering.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikelen 311 en 322 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeeïste persoon]aan de
Judecătoria Curtea de Argeş(Roemenië), voor de feiten zoals deze zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB en in de aanvullende informatie van 10 september 2024.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.R.P.J. Davids, voorzitter,
mrs. J.B. Oreel en A.R. Vlierhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 1 oktober 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Zie o.a. Rb. Amsterdam, 4 mei 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:2513.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 87.
6.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.