Op 1 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Parket van de Procureur des Konings te Hasselt, België. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1990, die momenteel in Nederland gedetineerd is. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB op 24 juli 2024 in behandeling genomen. Tijdens de zitting op 17 september 2024 heeft de opgeëiste persoon verklaard dat zijn persoonsgegevens correct zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. De raadsvrouw van de opgeëiste persoon heeft betoogd dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in België beoordeeld en is van oordeel dat de opgeëiste persoon niet zal worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling. De Belgische autoriteiten hebben garanties gegeven over de detentieomstandigheden, waaronder voldoende leefruimte en toegang tot basisvoorzieningen.
De rechtbank heeft besloten dat de overlevering van de opgeëiste persoon aan België kan plaatsvinden, onder de voorwaarde dat hij na veroordeling in België terugkeert naar Nederland om zijn straf daar uit te zitten. De rechtbank heeft de overlevering toegestaan op basis van de garanties die zijn gegeven door de Belgische autoriteiten, en heeft de relevante artikelen van de OLW toegepast. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met mr. A.R.P.J. Davids als voorzitter.