ECLI:NL:RBAMS:2024:6516

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 september 2024
Publicatiedatum
25 oktober 2024
Zaaknummer
AMS 24/638
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing laattijdige aanvraag WAZ-uitkering wegens onvoldoende medische onderbouwing

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 september 2024 uitspraak gedaan in een geschil over de afwijzing van een laattijdige aanvraag voor een WAZ-uitkering door eiser, die in Hongarije woont. Eiser had zich in 2003 ziekgemeld en ontving een uitkering van een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeraar, de Amersfoortse. In 2021 heeft hij met terugwerkende kracht een WAZ-uitkering aangevraagd per 1 juli 2004, maar deze aanvraag werd afgewezen door verweerder, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, op basis van een rapportage van de verzekeringsarts. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser onvoldoende medische onderbouwing heeft geleverd voor zijn arbeidsongeschiktheid op de datum in geding, 1 juli 2004. Eiser heeft tijdens de zitting aangevoerd dat hij al eerder klachten had, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij eiser ligt en dat het medisch beeld na zoveel jaren moeilijk vast te stellen is. De rechtbank heeft de afwijzing van de aanvraag door verweerder terecht geacht en het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser krijgt geen proceskosten vergoed omdat hij in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/638

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 september 2024 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats 2] (Hongarije), eiser

(gemachtigde: mr. M.J. Meijer),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. E. Kok).
Procesverloop
Met het besluit van 15 februari 2023 (het primaire besluit) heeft verweerder bepaald dat eiser met ingang van 1 juli 2004 geen recht heeft op een uitkering op grond van de Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering Zelfstandigen (WAZ). Die wet is ingetrokken per
1 augustus 2004.
Met het besluit van 19 december 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2024. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld door zijn stiefzoon. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Het onderzoek ter zitting is geschorst om eiser in de gelegenheid te stellen om nadere informatie op te vragen bij de Amersfoortse over zijn door die maatschappij aangenomen mate van arbeidsongeschiktheid in de periode 1 juli 2004 tot en met begin 2005. Daarbij is afgesproken dat een nadere zitting in principe niet nodig is.
Bij brief van 14 juni 2024 heeft eiser gereageerd. Bij brief van 16 juli 2024 heeft verweerder op de brief van eiser gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. Eiser is werkzaam geweest als zelfstandige. In november 2003 heeft hij zich ziekgemeld. Eiser was verzekerd bij een particuliere arbeidsongeschiktheidsverzekeraar, de Amersfoortse, en heeft op grond daarvan vanaf 1 november 2003 een uitkering ontvangen, omdat hij voor 80-100% arbeidsongeschikt is bevonden door de beoordelende arts van de Amersfoortse. Het arbeidsongeschiktheidspercentage is vervolgens op voorstel van de arts afgebouwd; per 1 mei 2004 geldt 45-55% arbeidsongeschikt, per 1 juni 2004 25-35% arbeidsongeschikt en per 1 juli 2004 minder dan 25% arbeidsongeschikt.
2. Op 24 oktober 2004 heeft eiser aan de Amersfoortse gemeld dat hij zijn werkzaamheden heeft gestaakt vanwege andere gezondheidsklachten. Hij heeft vanaf
31 januari 2005 opnieuw een uitkering ontvangen, omdat hij voor 100% arbeidsongeschikt is bevonden door de beoordelende arts van de Amersfoortse.
3. Zestien jaar later, in 2021 heeft eiser bij verweerder met terugwerkende kracht een WAZ-uitkering aangevraagd per 1 juli 2004.
4. Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser voor een WAZ-uitkering per 1 juli 2004 afgewezen. Verweerder heeft aan dit besluit een rapportage van de verzekeringsarts van 8 februari 2022 ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts is van oordeel dat uit de aangeleverde informatie niet kan worden vastgesteld dat eiser op
1 juli 2004 meer dan 25% arbeidsongeschikt is. Daarom heeft eiser geen recht op een WAZ-uitkering.
5. Ook na bezwaar van eiser is verweerder bij dit standpunt gebleven. Verweerder baseert zich daarbij op de rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van
13 november 2023. De verzekeringsarts bezwaar en beroep handhaaft het standpunt van de primaire verzekeringsarts. De verzekeringsarts bezwaar en beroep overweegt dat in februari 2005 een acuut oorprobleem is ontstaan. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep is er geen enkele aanwijzing noch onderbouwing dat eiser voor februari 2005 al klachten had van evenwichtsproblemen, oorpijn, loopoor dan wel andere oorgebonden problematiek voortkomend uit een cholesteatoom. Daarom is er geen medische onderbouwing voor het bestaan van arbeidsongeschiktheid op 1 juli 2004.
Het oordeel van de rechtbank
6. In geschil is of verweerder terecht het verzoek van eiser heeft afgewezen om hem een uitkering op grond van de WAZ toe te kennen per 1 juli 2004.
7. Eiser stelt dat hij al in 2003 klachten heeft gehad van een loopoor, duizeligheid en evenwichtsproblemen. In mei 2005 is eiser geopereerd aan een cholesteatoom, waarbij het linker gehoor verloren is gegaan en het evenwichtsorgaan is verwijderd. Eiser merkt daarbij op dat een cholesteatoom in het algemeen vrij langzaam groeit. Volgens eiser is het evident dat de problematiek die zich in het voorjaar van 2005 openbaarde, gelet op de aard van aandoening en het ziekteverloop, in juli 2004 al aanwezig was.
8. Verweerder voert aan dat eiser zich in november 2003 heeft gemeld bij de Amersfoortse met maagklachten en overspannenheid door de werksituatie en persoonlijke omstandigheden. Als diagnose wordt door de arts gesteld: psychische klachten door zakelijke problematiek. Verweerder vermeldt nog dat de arts in februari 2004 spreekt van een prikkelbare darm en knieproblemen. Vervolgens wordt met de arts een langzame afbouw van de arbeidsongeschiktheid en langzame opbouw in eigen werk afgesproken. Volgens verweerder is dit, gezien de omstandigheden en de afwezigheid van ernstige psychopathologie, plausibel te achten. Verweerder geeft verder aan dat er tussen 1 juli 2004 en 11 februari 2005 geen medische onderbouwing is voor arbeidsongeschiktheid voor het eigen werk. Dan op 11 februari 2005 heeft eiser een ontsteking tussen de ribben en later in februari 2005 komt eiser op de Eerste Hulp met een loopoor en oorpijn links. Verweerder concludeert daarom dat in februari 2005 een acuut oorprobleem is ontstaan. Er is geen enkele aanwijzing noch onderbouwing dat eiser daarvóór uit een cholesteatoom voortvloeiende klachten had. Verweerder meent dat de psychische klachten, maagklachten, de prikkelbare darm, knieproblemen en de ontsteking in de ribben niet voortkomen uit een cholesteatoom. Klachten die specifiek gerelateerd zijn aan deze aandoening komt verweerder rondom datum in geding niet tegen in de medische stukken, maar pas vanaf begin 2005.
9. De rechtbank overweegt dat het vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] is dat de bewijslast en het bewijsrisico bij een laattijdige aanvraag bij de aanvrager ligt, omdat het medisch beeld met het verstrijken van de jaren steeds moeilijker is vast te stellen. Er is sprake van een laattijdige aanvraag nu de aanvraag is gedaan zestien jaren nadat er naar eisers eigen zeggen arbeidsongeschiktheid is ingetreden.
10. Ter zitting heeft eiser nog aangedragen dat hij in november 2003 verkeerd is gediagnosticeerd door de arts van de Amersfoortse. Er was namelijk al sprake van klachten voortvloeiend uit een cholesteatoom. De rechtbank heeft vervolgens toegelicht dat het niet gaat om de precieze diagnose, maar om de daaruit voortvloeiende arbeidsongeschiktheid op datum in geding.
11. De rechtbank heeft op de zitting met eiser afgesproken dat hij nog eenmaal de kans krijgt om nadere informatie op te vragen bij de Amersfoortse over zijn door die maatschappij aangenomen mate van arbeidsongeschiktheid in de periode 1 juli 2004 tot en met begin 2005.
12. Het is eiser echter niet gelukt om met stukken daaromtrent te komen. Net zoals in andere zaken waarin sprake is van een laattijdige aanvraag met onvoldoende medische gegevens, volgt de rechtbank daarom het standpunt van verweerder. Eiser heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er sprake was van arbeidsongeschiktheid op datum in geding.
Conclusie
13. Verweerder heeft terecht de aanvraag van eiser om een WAZ-uitkering afgewezen.
14. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H.J. Tijselink, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.M. Dost, griffierDe beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 september 2024.
.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 10 maart 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:581.