ECLI:NL:RBAMS:2024:6466

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2024
Publicatiedatum
23 oktober 2024
Zaaknummer
13/177306-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafbare feiten in Duitsland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 augustus 2024 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Weiden in der Oberpfalz. De officier van justitie verzocht de rechtbank om het EAB in behandeling te nemen, dat betrekking heeft op strafbare feiten die naar Duits recht zijn gepleegd. De opgeëiste persoon, geboren in 1979 en met de Nederlandse nationaliteit, werd bijgestaan door zijn raadsman tijdens de zitting op 20 augustus 2024.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan feiten die in Nederland ook strafbaar zijn, waaronder de handel in verdovende middelen en dood door schuld. De rechtbank heeft de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld, waarin is bevestigd dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan indien hij wordt veroordeeld. De rechtbank heeft ook de evenredigheid van de overlevering beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat er geen uitzonderlijke omstandigheden zijn die een weigering van de overlevering rechtvaardigen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn. De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan voor de feiten zoals beschreven in het EAB. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, met mr. M. van Mourik als voorzitter, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/177306-24
Datum uitspraak: 29 augustus 2024
UITSPRAAK
op de vordering van 6 juni 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 22 april 2024 door het
Amtsgericht Weiden in der Oberpfalz(Duitsland), hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres]
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 augustus 2024, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R. Malewicz.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek de gevangenhouding onder onmiddellijke schorsing bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een op 15 april 2024 door het
Amtsgericht Weiden in der Oberpfalzuitgevaardigd arrestatiebevel (1 Gs 454/24).
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.
Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit van
de handel in verdovende middelenaan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld. Het feit valt op deze lijst onder nummer 5, te weten:
Illegale handel in verdovende middelen en psychtrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van dit feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2.
Feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten van
dood door schulden
zwaar lichamelijk letsel door schuldniet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer – kort gezegd – voldaan is aan het vereiste dat op de feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en dat het feit ook naar Nederlands recht strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
aan zijn schuld de dood van een ander te wijten zijn
en
aan zijn schuld te wijten zijn dat een ander zwaar lichamelijk letsel bekomt.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon daarnaast banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van sociale re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
The Chief Public Prosecutor in Weiden in der Oberpfalzheeft op 11 juni 2024 de volgende garantie gegeven:
“ Mutual legal assistance in criminal matters;
Extradition of the Dutch national [opgeëiste persoon] , born on [geboortedag] 1979, to Germany for prosecution
(…)
with reference to your message of today, we hereby guarantee that the above mentioned
persecuted person - in case he should be sentenced to an unconditional and
irrevocable prison sentence in Germany - will be allowed to serve this punishment
in the Netherlands (Article 5 paragraph 3 of the Framework Decision on the European arrest warrant (2002/584/JHA)).
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op feiten die geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [4]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en voert daartoe aan dat:
- het onderzoek in Duitsland is aangevangen;
- het bewijsmateriaal zich in Duitsland bevindt;
- de medeverdachten in Duitsland worden vervolgd;
- de slachtoffers in Duitsland zijn gevallen waaronder één dodelijk slachtoffer;
- het Openbaar Ministerie niet voornemens is om tot vervolging van de opgeëiste persoon

over te gaan.

De rechtbank stelt voorop dat aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn. De gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
De rechtbank stelt vast dat, in het licht van de door de officier van justitie gegeven argumenten, het gegeven dat de feiten worden geacht geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding vormen om de weigeringsgrond toe te passen.

7.Evenredigheid

Standpunt van de raadsman
De raadsman verzoekt de overlevering te weigeren aangezien het uitgevaardigde EAB onevenredig zware gevolgen heeft voor de opgeëiste persoon. De opgeëiste persoon heeft namelijk niks te maken met de feiten zoals omschreven in het EAB. Er is hierom in Duitsland een bezwaarschrift ingediend tegen het uitgevaardigde Duitse nationale aanhoudingsbevel. Bovendien kan de opgeëiste persoon bij overlevering zijn ernstige zieke moeder, die zich in de laatste levensfase bevindt, niet bezoeken.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de rechtbank de beslissing tot uitvaardiging van het EAB door de Duits rechter slechts marginaal kan toetsen en dat voldaan is aan de minimale vereisten voor het uitvaardigen van een EAB en dat zodoende geen sprake is van disproportionalteit. De overlevering kan dan ook worden toegestaan.
Oordeel van de rechtbank
In lijn met eerdere uitspraken van deze rechtbank moet voor de vraag of sprake is van (on)evenredigheid van de overlevering een onderscheid worden gemaakt tussen de zogenoemde stelselevenredigheid van de OLW en de evenredigheid in een concreet geval.
Het stelsel van de OLW is, op de voet van het daaraan ten grondslag liggende Kaderbesluit 2002/582/JBZ (het Kaderbesluit), gebaseerd op het uitgangspunt dat het gebruik van de bevoegdheid tot overlevering, in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel, niet verder gaat dan nodig is om de doelstelling van het Kaderbesluit te verwezenlijken. Daarbij is het in beginsel aan de uitvaardigende autoriteit om de evenredigheid van het uitvaardigen van een EAB te toetsen. Gelet hierop kan een beroep op de onevenredigheid van een EAB slechts onder uitzonderlijke omstandigheden slagen [5] .Van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden is in het geval van de opgeëiste persoon geen sprake.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 307 en 308 Wetboek van Strafrecht en 2, 5, 6, 7 en 13 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Weiden in der Oberpfalz(Duitsland) voor de feiten zoals deze zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en B.M. Vroom-Cramer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 29 augustus 2024.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van deze rechtbank van 1 maart 2013, ECLI:NL:RBAMS:2013:BZ3203.