Uitspraak
1.De procedure
- de productie van 2 oktober 2024 van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 11 oktober 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt
- de pleitaantekeningen van [eiser] .
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een kort geding tussen een verhuurder en een huurder van een bedrijfsruimte, specifiek een snackbar. De verhuurder, [eiser], heeft de huurder, [gedaagde], aangesproken op het niet naleven van de contractuele bestemming van het gehuurde, die 'geen horeca' inhoudt. De verhuurder vordert dat de huurder de horeca-activiteiten staakt, omdat deze in strijd zouden zijn met de huurovereenkomst en het bestemmingsplan. De huurder heeft de bedrijfsruimte sinds 1 november 2023 in gebruik en heeft verklaard dat hij de rechten en verplichtingen van de huurovereenkomst heeft overgenomen, inclusief de bepaling dat het gebruik beperkt is tot 'winkelruimte t.b.v. de verkoop van hamburgers en dergelijke (geen horeca)'.
De gemeente Amsterdam heeft een last onder dwangsom opgelegd aan de huurder, omdat er zonder omgevingsvergunning horeca-activiteiten plaatsvinden, wat in strijd is met het bestemmingsplan 'Gemengd-2'. De huurder heeft verweer gevoerd en stelt dat hij niet in strijd handelt met de huurovereenkomst, omdat er al sinds 2015 horeca-activiteiten plaatsvinden en dat hij door de verhuurder op het verkeerde spoor is gezet.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de verhuurder niet voldoende heeft aangetoond dat de huurder in strijd handelt met de bestemming van het gehuurde. De rechter heeft geoordeeld dat de vorderingen van de verhuurder moeten worden afgewezen, omdat er geen sprake is van een tekortkoming die leidt tot ontbinding van de huurovereenkomst. De verhuurder is in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op € 881,50, inclusief wettelijke rente. De uitspraak is gedaan op 18 oktober 2024 door mr. R. Kruisdijk.