ECLI:NL:RBAMS:2024:6370

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 oktober 2024
Publicatiedatum
21 oktober 2024
Zaaknummer
13/201718-22
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door onvoorzichtig rijgedrag met hoge snelheid

Op 17 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 18 juli 2022 in Amstelveen een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, een beginnend bestuurder, reed met een Porsche Cayenne met een snelheid van bijna 98 km/u, terwijl de maximumsnelheid ter plaatse 50 km/u was. Het ongeval vond plaats toen de verdachte met hoge snelheid een fietser schepte die de weg overstak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gedragen, wat heeft geleid tot de dood van de fietser. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, in overweging genomen, evenals de verklaring van de raadsman, mr. F.D.W. Siccama. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuld had aan het ongeval, ondanks dat het slachtoffer in beginsel voorrang had moeten verlenen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, een taakstraf van 100 uren, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van één jaar. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en het tijdsverloop sinds het ongeval.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/201718-22
Datum uitspraak: 17 oktober 2024
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2003,
wonende op het adres [adres 1] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
3 oktober 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. F.D.W. Siccama, naar voren hebben gebracht.
Tevens heeft de rechtbank kennisgenomen van wat A. [slachtoffer ] , dochter van het slachtoffer naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat op 18 juli 2022 te Amstelveen door zijn schuld een verkeersongeval heeft plaatsgevonden ten gevolge waarvan
[slachtoffer ] is komen te overlijden, dan wel (subsidiair) het veroorzaken van gevaar op de weg.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is van overtreding van artikel 6 WVW 1994, waarbij verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gedragen in het verkeer.
Ondanks het feit dat het slachtoffer dat op zijn fiets reed in beginsel voorrang had moeten verlenen aan verdachte, is het verkeersongeval veroorzaakt door verdachte door de forse overschrijding van de maximumsnelheid in de bebouwde kom. Het verkeersongeval is dus aan zijn schuld te wijten. De verdachte was een beginnend bestuurder en hij was ter plaatse bekend. Onder die omstandigheden had van de verdachte mogen worden verwacht dat hij zich juist bij het naderen van de oversteekplaats aan de maximumsnelheid had gehouden om te kunnen anticiperen op eventueel kruisend verkeer op de oversteekplaats.
De fietser heeft de Porsche van verdachte nooit kunnen zien, omdat deze op het moment dat hij de weg over stak nog te ver weg was. De verdachte heeft vlak voor de aanrijding nog wel geremd, maar reed dusdanig hard dat het ongeval niet meer kon worden voorkomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Feitelijke toedracht
Op 18 juli 2022 wilde verdachte met de Porsche Cayenne van zijn oom een pakketje ophalen bij de COOP aan de [adres 4] te Amstelveen. Hoewel verdachte al bijna op de plaats van bestemming was, heeft hij bij het verlaten van de rotonde met de [adres 5] veel gas gegeven en is hij vervolgens met hoge snelheid tegen een voor verdachte van links komende fietser aangereden, die ter hoogte van de [adres 7] bezig was de [adres 4] over te steken. Al hoewel verdachte nog heeft geprobeerd af te remmen en uit te wijken, lukte het hem niet meer om een aanrijding te vermijden en heeft hij de fietser geschept. De fietser, [slachtoffer ] , is als gevolg van het ongeval komen te overlijden.
Schuld in de zin van artikel 6 WVW
Bij de beoordeling van de vraag of een verdachte schuld heeft aan een ongeval in de zin van artikel 6 WVW komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het gaat daarbij om aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam verkeersgedrag waardoor het ongeval en de gevolgen daarvan zijn ontstaan.
De Hoge Raad heeft ook overwogen dat niet in zijn algemeenheid kan worden aangegeven of een enkele verkeersfout voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Bij die beoordeling zijn meerdere factoren van belang. [1]
Uit onderzoek van het NFI is gebleken dat de meest waarschijnlijke snelheid waarmee verdachte kort voor het ongeval reed, 98km/u per uur was. Ter plaatse is de maximum toegestane snelheid 50 km/u. Verdachte reed dus bijna twee keer zo hard als was toegestaan.
Er was voor verdachte juist alle reden was om zijn snelheid te matigen. Verdachte was een beginnend bestuurder en reed in een voor hem onbekende, snelle auto: de Porsche Cayenne van zijn oom, die hij zonder diens toestemming had meegenomen. Dit zijn auto’s die veel meer vermogen hebben dan de gemiddelde personenauto en verdachte koos er desondanks voor het gaspedaal flink in te drukken. Zo blijkt onder meer uit de getuigenverklaringen, die beschrijven dat verdachte bij de rotonde veel gas geeft en die zijn rijstijl aanduiden met “als een bezetene rijden” en “wat een aso”. Verdachte was ter plaatse bekend en hij wist, zo heeft hij ter terechtzitting verklaard, dat er na de rotonde een oversteekplaats voor fietsers was. Ook waren er meerdere winkels in de directe omgeving waardoor verdachte ook met drukker verkeer ter plaatse diende rekening te houden. Door de hoge snelheid zag verdachte het slachtoffer pas op het laatste moment en was hij niet meer in staat om adequaat te reageren .
Gelet op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval – zoals hiervoor overwogen – beschouwt de rechtbank het verkeersgedrag van verdachte als zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam en is derhalve van oordeel dat het ongeval aan verdachte zijn schuld te wijten is.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
op 18 juli 2022 te Amstelveen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmee rijdende over de [adres 4] , zich zodanig, te weten zeer onvoorzichtig en onoplettend en onachtzaam heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander, genaamd [slachtoffer ] , werd gedood, bestaande dat gedrag hieruit:
verdachte heeft gereden over de [adres 4] , komende uit de richting van de [adres 5] en gaande in de richting van de [adres 6] ,
- terwijl verdachte reed met een snelheid die veel hoger was dan de ter plaatse toegestane snelheid van 50 kilometer per uur,
- terwijl verdachte beginnend bestuurder was,
- terwijl verdachte ter plaatse bekend was,
verdachte is gekomen bij de [adres 4] ter hoogte van de [adres 7] , verdachte heeft zich vervolgens niet vergewist dat voornoemde weg vrij was van enig kruisend verkeer,
verdachte heeft niet tijdig en voldoende afgeremd en heeft de snelheid van dat door hem bestuurde motorrijtuig, in strijd met het gestelde in artikel 19 van Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, niet zodanig geregeld dat hij, verdachte in staat was dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die [adres 4] kon overzien en waarover deze vrij was,
verdachte heeft niet tijdig en voldoende uit kunnen wijken,
verdachte is vervolgens tegen een fietser, voornoemde [slachtoffer ] , aangereden, ten gevolge waarvan [slachtoffer ] is overleden, terwijl verdachte kort voor de aanrijding ongeveer 98 kilometer per uur had gereden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen en maatregelen

Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door haar primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden, met een proeftijd van 2 jaren, een taakstraf van 100 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 dagen en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen (OBM) voor de duur van 1 jaar.
Strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging heeft er op gewezen dat in dit geval een hoge taakstraf en/of een lange proeftijd meer betekenisvolle alternatieven zijn ten opzichte van een korte gevangenisstraf. Dit geldt ook voor een lange voorwaardelijke OBM ten opzicht van een onvoorwaardelijke OBM. Verdachte was ten tijde van het misdrijf nog jong en zijn hersenen waren nog niet volgroeid. Hij heeft zijn zaken nu veel beter op orde. Hij neemt zijn verantwoordelijkheid en is ook bereid om de schade te betalen. Als verdachte nu vast zou komen te zitten dan zou dat veel kapot maken in verband met zijn werk, huurhuis en degelijke. Verdachte heeft sindsdien ook geen nieuwe strafbare feiten meer gepleegd.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt ten gevolge waarvan [slachtoffer ] is komen te overlijden. Verdachte heeft als onervaren rijder in een Porsche, een auto met een groot motorvermogen, een onverantwoord risico genomen door met hoge snelheid te gaan rijden op een weg in een winkelgebied binnen de bebouwde kom. Als gevolg daarvan heeft verdachte de overstekende fietser [slachtoffer ] veel te laat opgemerkt en is hij tegen hem aangereden. Het slachtoffer is later aan ernstige verwondingen in het ziekenhuis komen te overlijden. Het plotseling overlijden van het slachtoffer heeft groot leed bij de nabestaanden teweeg gebracht, zoals blijkt uit een ter terechtzitting voorgedragen verklaring.
Wat betreft de strafoplegging heeft de rechtbank gekeken naar straffen die voor vergelijkbare gevallen door rechtbanken en gerechtshoven worden opgelegd en naar de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.
Zij houdt daarnaast in strafmatigende zin rekening met het tijdsverloop: het ongeval vond inmiddels meer dan twee jaar geleden plaats, en de nog jeugdige leeftijd van verdachte ten tijde van het ongeval (18 jaar). Ook wordt rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens een uittreksel Justitiële Documentatie van 27 september 2024 nadien niet meer voor delicten terzake de Wegenverkeerswet met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Ter terechtzitting heeft verdachte er blijk van gegeven inmiddels het onverantwoorde van zijn handelen in te zien en heeft hij aangegeven graag met de nabestaanden in gesprek te willen.
Gelet op de mate van schuld die de rechtbank bewezen acht, de ernst van de verweten gedraging en de gevolgen daarvan, acht de rechtbank in dit geval, gelijk de eis van de officier van justitie, het opleggen van een taakstraf in combinatie met een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden. Daarnaast acht de rechtbank in het kader van de verkeersveiligheid het opleggen van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen noodzakelijk, zij het dat de rechtbank daarbij tot een kortere ontzegging komt dan door de officier van justitie geëist. Gezien het tijdsverloop en het belang van verdachte bij behoud van zijn werk zal deze bijkomende straf bovendien deels voorwaardelijk worden opgelegd.
De voorwaardelijke straffen strekken er mede toe verdachte ervan te doordringen in de toekomst de grootst mogelijke voorzichtigheid in het verkeer in acht te nemen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
100 (honderd) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 50 (vijftig) dagen.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de duur van deze ontzegging wordt verminderd met de tijd gedurende welke het rijbewijs vóór het tijdstip waarop de straf ingaat, ingevorderd en ingehouden is geweest.
Beveelt dat een gedeelte, groot 3 (drie) maanden van deze bijkomende straf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Overbosch, voorzitter,
mrs. J. Thomas en B.C. Langendoen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. West, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 oktober 2024.
[...]

Voetnoten

1.Zie onder meer de arresten van de Hoge Raad van 1 juni 2004, LJN AO5822 en van 29 april 2008, LJN BD0544.