Op 15 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een 37-jarige man, die op 28 juni 2024 in Amsterdam een steekincident heeft gepleegd. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag en diefstal. Tijdens de zitting op 1 oktober 2024 heeft de officier van justitie, mr. J.J. Smilde, gevorderd tot bewezenverklaring van de poging tot zware mishandeling en diefstal. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. J.T. Brassé, ontkende de beschuldigingen en voerde aan dat hij handelde uit noodweer.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de bewuste dag in de Albert Heijn een handgemeen had met het slachtoffer, waarbij hij met een mes in de borst en arm van het slachtoffer stak. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met voorwaardelijk opzet handelde, omdat hij zich uitgelokt voelde, maar dat zijn handelen niet als noodweer kon worden gekwalificeerd. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte schuldig was aan poging tot doodslag en diefstal, en legde een gevangenisstraf van zes maanden op, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn lichte verstandelijke beperking en psychische problematiek, en oordeelde dat deze factoren invloed hadden op zijn gedrag. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsdelicten en de impact daarvan op de samenleving, vooral in een openbare ruimte zoals een supermarkt.