ECLI:NL:RBAMS:2024:6307

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2024
Publicatiedatum
16 oktober 2024
Zaaknummer
23/1667
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de verlening van een exploitatievergunning voor een tijdelijk terras aan een horecabedrijf in Amsterdam

Op 15 oktober 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, eigenaar van een souvenirwinkel in Schiedam, en de burgemeester van Amsterdam, die een exploitatievergunning had verleend voor een tijdelijk terras aan een horecabedrijf. Eiser stelde dat de burgemeester het Terrassenbeleid niet correct had toegepast, met name het toezichtcriterium, en dat het tijdelijke terras hinder veroorzaakte voor zijn winkel. De rechtbank oordeelde dat het beroep van eiser gegrond was, omdat de burgemeester niet had aangetoond dat er sprake was van een uitzonderlijke situatie die een afwijking van het beleid rechtvaardigde. De rechtbank vernietigde het besluit van de burgemeester en droeg hem op binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het Terrassenbeleid in acht moet worden genomen. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 23/1667

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 oktober 2024 in de zaak tussen

[eiser] ́ uit Schiedam, eiser

(gemachtigde: mr. M.R. Plug),
en

de burgemeester van de gemeente Amsterdam, verweerder,

hierna: de burgemeester
(gemachtigde: [gemachtigde van verweerder] ).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [bedrijf] (vergunninghouder), te Muiden.

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de verlening van een exploitatievergunning van een alcoholverstrekkend horecabedrijf met tijdelijk terras aan het horecabedrijf [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ) van vergunninghouder, gevestigd op de [adres 1] .
1.2.
Met het bestreden besluit van 31 januari 2023 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij dat besluit gebleven.
1.3.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De gemachtigde van de burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 8 augustus 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de burgemeester. De vergunninghouder is niet verschenen.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Eiser is eigenaar van [naam 1] , een luxueuze souvenirwinkel gevestigd op de [adres 2] direct naast [bedrijf] .
2.2.
Op 23 september 2022 is een exploitatievergunning aan [bedrijf] verleend. In het kader van het project [naam 2] en de plaatsing van een tijdelijke hulpbrug ter hoogte van het reguliere terras van [bedrijf] , is het reguliere terras tijdelijk verplaatst naar het parkeervak ter hoogte van [adres 2] . [1] Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij ervaart met name overlast door de situering van het tijdelijke terras recht tegenover zijn winkel.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of de burgemeester de verlening van de exploitatievergunning, met name het tijdelijk terras ter hoogte van de winkel van eiser, terecht aan de vergunninghouder heeft verleend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Voor de relevante wet- en regelgeving verwijst de rechtbank naar de bijlage.
Het bestreden besluit
5. In het bestreden besluit heeft de burgemeester uiteengezet dat het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf, de openbare orde en/of de veiligheid niet nadelig worden beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf en het tijdelijke terras. De verkeersveiligheid maakt niet dat het terras op de tijdelijke locatie niet vergund kon worden. Het reguliere terras is immers ook aan de overkant van de straat gevestigd en in die zin verandert er dan ook niets aan de situatie. De afdeling V&OR (verkeer en openbare ruimte) heeft ook geen bezwaren geuit ten aanzien van dit terras. De burgemeester acht het niet onevenredig dat er tijdelijk een klein terras op het parkeervak voor de winkel van eiser wordt geplaatst, omdat eiser zelf geen terras vergund kan krijgen en het terras ook niet recht voor de winkel ligt, maar aan de overkant van de straat. Dat het terras iets groter is dan het reguliere terras, is niet onredelijk, nu het logisch is om een geheel parkeervak aan te wijzen, en niet een deel daarvan. Met de vergunninghouder is verder afgesproken dat er geen rij van gasten voor de winkel van eiser mag staan.
Standpunt eiser
6.1.
Eiser voert aan dat de burgemeester niet in overeenstemming met het gemeentelijk beleid heeft gehandeld. Uit het Terrassenbeleid 2011 (hierna: het Terrassenbeleid) en specifiek paragraaf 3.1.2. volgt namelijk het uitgangspunt dat terrassen direct aan de gevel van een horecabedrijf geplaatst dienen te worden. Slechts in uitzonderlijke situaties kan van dit uitgangspunt worden afgeweken, maar dan dient een maatwerkprocedure te worden gestart. De burgemeester heeft volgens eiser niet gemotiveerd dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie en voor zover die er al zou zijn, heeft de burgemeester nagelaten een maatwerkprocedure te doorlopen.
6.2.
Eiser voert verder aan dat de burgemeester een ondeugdelijke belangenafweging heeft gemaakt en onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het woon- en leefklimaat in dit geval niet aan de verlening van de exploitatievergunning in de weg heeft kunnen staan. Eiser ervaart onevenredige hinder van het terras doordat bedieningspersoneel, rokers en bezoekers die wachten voor een plek op het terras, voor zijn etalage en/of de ingang van de winkel staan en hiermee het zicht op de etalage en de toegang tot de winkel belemmeren. De burgemeester heeft deze belangen niet betrokken in het bestreden besluit.
6.3
Verder meent eiser dat de burgemeester heeft nagelaten haar besluit om een parkeerplek ten behoeve van het terras op te heffen, te motiveren ingevolge artikel 5.7 van het Terrassenbeleid. Ten slotte heeft eiser aangevoerd dat in het geval van de maatwerkprocedure, de exploitant een voorwaardelijke vergunning krijgt waarbij er niet meer dan drie overtredingen per jaar mogen plaatsvinden. Eiser meent dat er sprake is van drie overtredingen door [bedrijf] , waardoor de vergunning dient te worden ingetrokken.
Het Terrassenbeleid
7.1.
Het Terrassenbeleid vormt een uitwerking van de weigeringsgronden van artikel 3.11 en artikel 3.17 van de APV en heeft onder meer tot doel om het gebruik van de openbare ruimte te reguleren en om de bescherming van de openbare orde en het woon- en leefklimaat te waarborgen. Om te beoordelen of een van de weigeringsgronden van de APV van toepassing is, dient het college de aanvraag te toetsen aan het Terrassenbeleid. Als op grond van het Terrassenbeleid een vergunning verleend kan worden, betekent dat geen van de weigeringsgronden van artikel 3.11 en artikel 3.17 van de APV van toepassing is. [2]
7.2.
De rechtbank is met eiser van oordeel dat de burgemeester niet overeenkomstig het Terrassenbeleid heeft gehandeld. In het primaire en het bestreden besluit, noch in het advies van de adviescommissie komt het Terrassenbeleid aan bod. Dit betekent dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen en onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. De burgemeester heeft in het verweerschrift en op zitting een nadere motivering gegeven. De rechtbank zal onderzoeken of er aanleiding bestaat om te bepalen of de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand kunnen blijven op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7.3.
In het verweerschrift en op zitting heeft de burgemeester toegelicht dat – anders dan eiser meent – niet hoefde te worden vastgesteld dat er sprake is van een uitzonderlijke situatie. Uit het Terrassenbeleid volgt immers dat er in ieder geval sprake is van een uitzonderlijke situatie als direct aan de overzijde van het horecabedrijf geen plaats is voor een terras, maar schuin aan de overzijde wel. Nu dit het geval is bij het terras van [bedrijf] , is de rechtbank met de burgemeester van oordeel dat een nadere vaststelling ten aanzien van de uitzonderlijke situatie niet is vereist. [3]
7.4.
De burgemeester heeft vervolgens toegelicht dat de maatwerkprocedure van toepassing is en dat daarvoor moet worden getoetst aan paragraaf 5.13 van het Terrassenbeleid. Aan de hand van vier criteria wordt bepaald of er maatwerk moet worden geleverd. Die criteria zijn: toezicht op het terras vanuit de horecazaak, verkeersveiligheid, het woon- en leefklimaat en het meest doelmatige gebruik van de openbare ruimte. Volgens de burgemeester wordt aan de criteria voldaan.
7.5.
Eiser heeft aangevoerd dat niet aan de criteria wordt voldaan. Op de zitting is door partijen onder andere discussie ontstaan over de vraag of er voldoende toezicht kon worden gehouden op het terras vanuit het restaurant van [bedrijf] . De burgemeester heeft - pas op de zitting - toegelicht dat de grootte van het raam van [bedrijf] zorgt voor een directe binding met het terras. Eiser stelt daarentegen dat er geen toezicht kan worden gehouden omdat het horecabedrijf op een hoger gelegen verdieping is gesitueerd en voor het raam tafels staan waardoor het zicht op het terras wordt belemmerd. Dat de exploitant onvoldoende toezicht kan houden, blijkt volgens hem ook uit het feit dat er nog altijd overlast wordt ervaren. De rechtbank is met eiser van oordeel dat de burgemeester onvoldoende heeft gemotiveerd dat wordt voldaan aan het toezichtcriterium. De rechtbank acht van belang dat de burgemeester in een soortgelijke zaak zich op het standpunt heeft gesteld dat indien er alleen met moeite zicht is op het terras – in die zaak onder andere omdat personeel direct tegen het raam moest gaan staan achter de klanten aan tafel om het terras te kunnen zien – er geen sprake is van direct toezicht zoals bedoeld in het Terrassenbeleid. [4]
7.6.
Nu onvoldoende is gemotiveerd dat aan de vier criteria voor het verlenen van maatwerk en daarmee het verlenen van een voorwaardelijke vergunning voor het tijdelijke terras wordt voldaan, kunnen de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand blijven.

Conclusie en gevolgen

8.1.
Het beroep is gegrond omdat het bestreden besluit in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en het motiveringsbeginsel. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb dat de burgemeester een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak, waarbij in ieder geval de maatwerkprocedure uit het Terrassenbeleid moet worden gevolgd. De rechtbank geeft de burgemeester hiervoor 6 weken.
8.2.
Omdat het beroep gegrond is moet de burgemeester het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten. De burgemeester moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. De gevorderde reiskosten van de gemachtigde van eiser ad € 2,40 komen niet voor vergoeding in aanmerking, omdat op grond van artikel 1, aanhef en onder sub d van het Besluit proceskosten bestuursrecht alleen de reiskosten van een partij of een belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 31 januari 2023;
- draagt de burgemeester op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 1.750,- aan proceskosten aan eiser
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H.W. Franssen, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.L. van der Pijl, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 oktober 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Algemeen Plaatselijke Verordening 2008

Artikel 3.11 Bijzondere weigeringsgronden

De burgemeester weigert de vergunning als de exploitant of de leidinggevende van een alcoholvrij bedrijf niet voldoet aan de in artikel 3.10 gestelde eisen.
De burgemeester kan de vergunning geheel of gedeeltelijk weigeren als naar zijn oordeel het woon- en leefklimaat in de omgeving van het horecabedrijf, de openbare orde of de veiligheid nadelig wordt beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.
Bij de toepassing van de in het vorige lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met:
het karakter van de straat en de wijk waarin het horecabedrijf is gelegen of zal zijn gelegen;
b.de aard van het horecabedrijf;
de spanning waaraan het woon- en leefklimaat ter plaatse reeds bloot staat;
d.de wijze van bedrijfsvoering door de exploitant of de leidinggevende en
het levensgedrag van de exploitant of leidinggevende.

Artikel 3.17 Terrassen

Als een vergunningaanvraag tevens betrekking heeft op de exploitatie van één of meer terrassen beslist de burgemeester, voor zover deze terrassen zich op de weg bevinden, ook over de ingebruikneming van de weg ten behoeve van het terras, dit in afwijking van het bepaalde in artikel 4.3. van deze verordening.
Onverminderd het bepaalde in artikel 3.11, tweede lid kan de burgemeester de in het eerste lid bedoelde ingebruikneming van de weg weigeren als:
het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg dan wel gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan;
het beoogde gebruik een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg of
het beoogde gebruik afbreuk doet aan andere publieke functies van de weg, inclusief de bescherming van het uiterlijk aanzien daarvan.
Terrassenbeleid 2011
3.1.
Uitgangspunten terrassen
Voor de beoordeling of een terras is toegestaan en welke afmeting dat terras dan mag hebben gelden de volgende hoofdregels:
de op het trottoir aanwezige doorloopruimte voor voetgangers bedraagt minimaal 1,50 meter;
het terras moet direct aansluitend aan en recht voor en / of tegenover de gevel worden geplaatst;
het terras is niet breder dan de gevel;
de minimale diepte van een terras is 0,8 meter;
de maximale diepte van een terras bedraagt 3,5 meter of de helft van het trottoir indien het trottoir breder is dan 7 meter.
3.1.2
Situering van het terras
[…]
Als er aan de overzijde van de weg, recht tegenover het horecabedrijf, plek is, wordt voor
die plek een terrasvergunning verleend. Voor wat betreft de breedte van het terras blijft de
gevelbreedte van het horecabedrijf maatgevend. Hierop kan een uitzondering worden
gemaakt als de inrichting van de openbare ruimte daartoe aanleiding geeft. Advies van de
gebiedsbeheerder is belangrijk, evenals de toets aan het "toezichtscriterium” (is er
toezicht op het terras vanuit de horecazaak?). Bij verlening van een terras wordt rekening
gehouden met het woon- en leefklimaat. Als er direct aan de overzijde van het
horecabedrijf geen plek is voor het terras omdat de openbare ruimte daar voor een ander
doel in gebruik is (fietsenrekken, parkeermeters, lantaarnpalen, bankjes,
nutsvoorzieningen, zelfbeheer projecten, enzovoort) wordt gekeken of de naastgelegen
openbare ruimte wel mogelijkheden biedt. Als dit het geval is, kan de maatwerkprocedure
worden gestart. De toets vindt op dezelfde manier plaats. Ook hier is de gevelbreedte van
het horecabedrijf uitgangspunt voor de breedte van het terras met dien verstande dat de
inrichting van de openbare ruimte reden kan zijn meer of minder te vergunnen. De
verkeersveiligheid en het toezicht op het terras vanuit de zaak zijn hierbij van belang.
5.6.
Terrassen bij horecabedrijven die niet op de begane grond zijn gevestigd
In het stadsdeel is een aantal horecabedrijven op hoger gelegen verdiepingen en in het souterrain gevestigd. Deze bedrijven hebben geen recht op een terras omdat zij niet voldoen aan de eis dat een terras uitsluitend recht voor de gevel van het horecabedrijf mag worden geplaatst. Er is immers geen toezicht op deze terrassen. Het toezicht houden op een terras door middel van cameratoezicht is niet toegestaan, omdat er bij ongeregeldheden of overlast direct ingegrepen moet kunnen worden. Recht tegenover de gevel wil zeggen dat alleen op de begane grond gevestigde horecabedrijven in aanmerking komen voor een terras. Indien horecabedrijven een uitgiftepunt op de begane grond hebben is het wel mogelijk een terras te exploiteren. Er is dan sprake van een terras direct aan de gevel en het toezicht is gewaarborgd. Ook een terras aan de overzijde van de weg wordt niet toegestaan omdat de afstand tussen horecabedrijf en terras te groot wordt, er geen directe binding meer is tussen horecabedrijf en terras en er onvoldoende toezicht kan worden uitgeoefend. Eventueel vergunde terrassen vallen onder de overgangsbepaling
5.13
Maatwerk
Maatwerk voor individuele gevallen moet voor uitzonderlijke situaties mogelijk zijn.
Ongeveer 80 tot 85% van de terrassen moet via algemene regels vergund kunnen worden
en voor 10 tot 15% is maatwerk wellicht een oplossing. Er is gezocht naar een oplossing
om wel een heldere en eenduidige nota te maken, waarbij ook ruimte is voor maatwerk
voor die 10 tot 15%. In plaats van heldere regels wordt voor deze categorie een heldere
procedure voorgesteld.
Aan de hand van vier criteria wordt bepaald of er maatwerk moet worden geleverd. De
criteria zijn:
  • toezicht op het terras vanuit de horecazaak;
  • verkeersveiligheid;
  • het woon- en leefklimaat;
  • het meest doelmatige gebruik van de openbare ruimte.
De voorzitter bepaalt uiteindelijk of maatwerk noodzakelijk / rechtvaardig is. De exploitant
krijgt een voorwaardelijke vergunning voor een terras met als belangrijkste voorwaarde
dat er niet meer dan drie overtredingen per jaar mogen plaatsvinden. Na drie
overtredingen wordt de voorwaardelijke vergunning voor het terras ingetrokken. Op deze
manier wordt maatwerk gekoppeld aan de eigen verantwoordelijkheid van de exploitant.

Voetnoten

1.In het bestreden besluit staat nummer [nummer 1]. Tussen partijen is niet in geschil dat het gaat om het parkeervlak schuin tegenover eisers winkel, dus ter hoogte van nummer [nummer 2].
2.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 26 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2028, r.o. 3.1.
3.Zie de uitspraak van de Afdeling van 31 juli 2023, ECLI:NL:RVS:2013:592, r.o, 7.2.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 26 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2020, r.o. 3.2.