ECLI:NL:RVS:2013:592

Raad van State

Datum uitspraak
23 juli 2013
Publicatiedatum
31 juli 2013
Zaaknummer
201304525/1/A3, 201304525/4/A3, 201304526/1/A3 en 201304526/4/A3
Instantie
Raad van State
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
  • S.C. van Tuyll van Serooskerken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van erkenning en keuringsbevoegdheid van een voertuigkeuringsbedrijf door de RDW

In deze zaak heeft de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak gedaan op de verzoeken om voorlopige voorzieningen en de hoger beroepen van [appellant] tegen besluiten van de RDW. De RDW had op 21 januari 2013 de erkenning en bevoegdheid van [appellant] voor het uitvoeren van periodieke keuringen van voertuigen tot en met 3500 kilogram ingetrokken, met ingang van 29 januari 2013. De intrekking was gebaseerd op een steekproefkeuring van 6 december 2012, waarbij was geconstateerd dat [appellant] in strijd had gehandeld met de regels omtrent keuringsbewijzen. De voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder de besluiten van de RDW vernietigd, maar de rechtsgevolgen in stand gelaten. Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld en verzocht om voorlopige voorzieningen.

De voorzitter heeft de verzoeken behandeld op 4 juli 2013. In de overwegingen werd vastgesteld dat nader onderzoek niet nodig was en dat de RDW terecht de erkenning en keuringsbevoegdheid had ingetrokken. De voorzitter oordeelde dat de sancties in overeenstemming waren met het beleid van de RDW en dat de financiële gevolgen voor [appellant] geen bijzondere omstandigheid vormden die een uitzondering op het beleid rechtvaardigden. De hoger beroepen van [appellant] werden ongegrond verklaard en de verzoeken om voorlopige voorzieningen werden afgewezen. De uitspraak bevestigde de eerdere beslissingen van de voorzieningenrechter, voor zover deze waren aangevallen.

Uitspraak

201304525/1/A3, 201304525/4/A3, 201304526/1/A3 en 201304526/4/A3.
Datum uitspraak: 23 juli 2013
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) en, met toepassing van artikel 8:86 van die wet, op de hoger beroepen van:
[appellant] in persoon en h.o.d.n. [bedrijf], wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraken van de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 7 mei 2013 in zaken nrs. 13/1968, 13/1969, 13/1970 en 13/1971 in de gedingen tussen:
[appellant]
en
de directie van de Dienst Wegverkeer.
Procesverloop
Bij onderscheidenlijke besluiten van 21 januari 2013 heeft de RDW de erkenning en de bevoegdheid van [appellant] voor het uitvoeren van periodieke keuringen van voertuigen tot en met 3500 kilogram, met ingang van 29 januari 2013 voor de duur van zes weken onderscheidenlijk twaalf weken ingetrokken.
Bij besluiten van 22 maart 2013 heeft de RDW de door [appellant] daartegen gemaakte bezwaren ongegrond verklaard.
Bij uitspraken van 7 mei 2013 heeft de voorzieningenrechter de door [appellant] daartegen ingestelde beroepen gegrond verklaard, de besluiten van 22 maart 2013 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand blijven. Deze uitspraken zijn aangehecht.
Tegen deze uitspraken heeft [appellant] hoger beroepen ingesteld.
Bij deze brieven heeft [appellant] de voorzitter verzocht voorlopige voorzieningen te treffen.
De RDW heeft verweerschriften ingediend.
De voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 4 juli 2013, waar [appellant], en de RDW, vertegenwoordigd door mr. E. Houtman, werkzaam bij de RDW, zijn verschenen.
Overwegingen
1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Awb onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2. Ingevolge artikel 87, tweede lid, aanhef en onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 kan de RDW een erkenning intrekken indien degene aan wie de erkenning is verleend in strijd met de eisen, bedoeld in artikel 75, eerste lid, of de regels, bedoeld in artikel 76, derde lid, een keuringsbewijs afgeeft voor een motorrijtuig of een aanhangwagen.
Ingevolge artikel 87a, tweede lid, aanhef en onder b, kan de RDW de bevoegdheid voertuigen aan een keuring te onderwerpen intrekken, indien degene aan wie die bevoegdheid is verleend in strijd met de regels, bedoeld in artikel 76, derde lid, een voertuig aan een onderzoek onderwerpt.
Ingevolge artikel 37 van de Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK kan de RDW in het kader van het toezicht op de erkenninghouder of de keurmeester een systeem van bonus- en strafpunten vaststellen, dat wordt bekendgemaakt in de Staatscourant. Indien een dergelijk systeem is vastgesteld, wordt aan de hand daarvan, afhankelijk van de resultaten van het uitgeoefende toezicht, beoordeeld of het toezicht wordt verminderd of verscherpt dan wel of een erkenning wordt gewijzigd of ingetrokken.
Ingevolge artikel 5, aanhef en onder c, van het Cusumsysteem Erkenninghouder APK wordt een procedure tot intrekking van de erkenning begonnen indien één afzonderlijke cusumbijdrage 9,6 of hoger is.
Ingevolge artikel 5, aanhef en onder b, van het Cusumsysteem Keurmeester APK wordt een procedure tot intrekking van de keuringsbevoegdheid begonnen indien één afzonderlijke cusumbijdrage 9,6 of hoger is.
Met betrekking tot onder meer het opleggen van sancties voert de RDW beleid dat is neergelegd in de zogeheten Toezichtbeleidsbrief Erkenninghouders RDW, versie 1 oktober 2011.
In de bij de Toezichtbeleidsbrief behorende Bijlage Erkenninghouders APK en de Bijlage APK Keurmeester wordt het keuren en afmelden van een voertuig waarvoor de erkenning niet geldt, aangemerkt als een overtreding in de categorie III. Dergelijke overtredingen leiden volgens de bij het beleid behorende stroomschema's tot intrekking van de erkenning onderscheidenlijk de keuringsbevoegdheid voor de duur van zes weken. Indien in de afgelopen 30 maanden een eerdere overtreding in de categorie III is geconstateerd, volgt de sanctie van twaalf weken intrekking van de erkenning of bevoegdheid.
3. De RDW heeft aan de in bezwaar gehandhaafde besluiten ten grondslag gelegd dat bij een steekproefkeuring van 6 december 2012 van het voertuig met het kenteken […] is geconstateerd dat één afzonderlijke cusumbijdrage 9,6 of hoger is. Met toepassing van het in de Toezichtbeleidsbrief opgenomen beleid heeft de RDW de erkenning ingetrokken voor zes weken en de keuringsbevoegdheid voor twaalf weken aangezien [appellant] in de 30 maanden voorafgaand aan de huidige overtreding eenmaal eerder een overtreding categorie III heeft begaan.
4. [appellant] heeft aangevoerd dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten in stand kunnen blijven. De voorzieningenrechter heeft volgens hem onvoldoende rekening gehouden met het feit dat hij niet opzettelijk het voertuig heeft afgemeld als goedkeur in plaats van afkeur. Voorts heeft [appellant] aangevoerd dat de voorzieningenrechter de omstandigheid dat hij als gevolg van de uitvoering van de sancties zijn bedrijf en werkzaamheden zal moeten beëindigen als bijzondere omstandigheid had moeten aanmerken.
5. Dit betoog slaagt niet.
Nu [appellant] geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen de door de beschikking tot weigering van de afgifte van een keuringsbewijs staan de gebreken, de kwalificatie daarvan en de toegekende strafpunten van het gekeurde voertuig in rechte vast.
Met de voorzieningenrechter is de voorzitter van oordeel dat voor de vraag of een overtreding is begaan in gevallen als deze niet relevant is of die overtreding met opzet is begaan. De voorzieningenrechter heeft daarbij terecht betrokken dat op de keurmeester de verplichting rust om bij de afmelding van een voertuig via het datacommunicatiesysteem nauwgezet na te gaan of de vereiste gegevens met betrekking tot het voertuig en het resultaat van de keuring op juiste wijze zijn ingevuld en dat het per ongeluk afmelden als goedkeur in plaats van afkeur voor rekening en risico van [appellant] dient te komen.
De voorzieningenrechter heeft eveneens met juistheid overwogen dat het door de RDW gevoerde beleid ter zake van de duur van de intrekking, zoals neergelegd in de Toezichtbeleidsbrief, niet onredelijk is. De opgelegde sancties zijn in overeenstemming met dit beleid. In dat beleid is in algemene zin rekening gehouden met de omstandigheid dat de intrekking financiële gevolgen heeft voor de erkenninghouder onderscheidenlijk de keurmeester (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 3 september 2003 in zaak nr. 200205939/1). Dit betekent dat de door [appellant] gestelde financiële gevolgen geen bijzondere omstandigheid betreffen, die een uitzondering op het door de RDW gevoerde sanctiebeleid rechtvaardigen.
De voorzieningenrechter heeft derhalve terecht overwogen dat de RDW de erkenning en de keuringsbevoegdheid van [appellant] voor zes weken onderscheidenlijk twaalf weken heeft mogen intrekken en dat de rechtsgevolgen van de vernietigde besluiten van 22 maart 2013 in stand kunnen blijven.
6. De hoger beroepen zijn ongegrond. De aangevallen uitspraken dienen, voor zover aangevallen, te worden bevestigd.
7. Gelet hierop bestaat aanleiding de verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. bevestigt de uitspraken van de voorzieningenrechter, voor zover aangevallen;
II. wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, als voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. S.C. van Tuyll van Serooskerken, ambtenaar van staat.
w.g. Van der Beek-Gillessen w.g. Van Tuyll van Serooskerken
voorzitter ambtenaar van staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2013
290.