Op 11 juli 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het kantongerecht Leer in Duitsland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1966, die wordt verdacht van strafbare feiten volgens Duits recht. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 27 juni 2024 gehouden, waarbij de officier van justitie, mr. S.J. Wirken, aanwezig was, terwijl de opgeëiste persoon niet verscheen maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. S.J. Linck.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon juist is en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft. Het EAB vermeldt dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten die zijn aangemerkt als lijstfeiten, wat betekent dat er geen onderzoek naar dubbele strafbaarheid nodig is. De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering kan worden toegestaan, omdat de opgeëiste persoon voldoende banden met Nederland heeft en de garantie is gegeven dat hij zijn straf in Nederland kan ondergaan.
De rechtbank heeft het verzoek van de raadsvrouw om de opgeëiste persoon na de uitspraak te schorsen afgewezen, omdat het overgelegde medische rapport onvoldoende aanleiding gaf voor schorsing. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden aanwezig waren en het EAB voldeed aan de wettelijke eisen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.