ECLI:NL:RBAMS:2024:618

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
7 februari 2024
Zaaknummer
13/003393-23 (A) en 13/026180-23 (B) (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het veroorzaken van een explosie en het voorhanden hebben van vuurwapens en MDMA

Op 7 februari 2024 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 26-jarige man, die op 31 december 2022 een explosief tot ontploffing bracht in een trappenhuis van een woning in Amsterdam. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. De zaak kwam ter terechtzitting na een onderzoek op 24 januari 2024, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officier van justitie, mr. W.H. Hulst, en de verdediging door zijn raadsvrouw, mr. L. Pothast. De man werd beschuldigd van het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en het beschadigen van een gebouw, alsook van het voorhanden hebben van MDMA en vuurwapens. De rechtbank oordeelde dat de man opzettelijk een explosie had veroorzaakt, wat gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht. Daarnaast werd vastgesteld dat hij 114 tabletten MDMA en twee vuurwapens, waaronder een pistoolmitrailleur, voorhanden had. De rechtbank achtte de betrokkenheid van de man bij de explosie bewezen, ondanks zijn ontkenning en het alternatieve scenario dat hij naar voren had gebracht. De rechtbank weegt de ernst van de feiten zwaar, vooral gezien de impact op de veiligheid van de omgeving. De man had eerder een ISD-maatregel ondergaan, maar de rechtbank concludeerde dat hij opnieuw een ernstige inbreuk op de rechtsorde had gemaakt. De opgelegde straf van drie jaar gevangenisstraf werd als passend en geboden beschouwd, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/003393-23 (A) en 13/026180-23 (B) (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 7 februari 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de [naam PI] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 januari 2024.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. W.H. Hulst, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L. Pothast, naar voren hebben gebracht. Daarnaast heeft de rechtbank op de terechtzitting de deskundige I. Pongers, reclasserings-werker, gehoord.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er - samengevat en na wijziging op de terechtzitting van de tenlastelegging in zaak A - van beschuldigd dat hij:
Zaak A
telkens op 31 december 2022 te Amsterdam:
1.
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door het leggen, gooien en/of aansteken van een vuurwerkbom, althans een (zwaar) explosief, in een portiek en/of trappenhuis van een woning aan de [adres woning] , terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was;
2.
opzettelijk een gebouw, te weten een woning (gelegen aan de [adres woning] ), heeft vernield en/of beschadigd, door een vuurwerkbom, althans een (zwaar) explosief, in de portiek en/of het trappenhuis van voornoemde woning te leggen, te gooien en/of aan te steken, als gevolg waarvan een ontploffing teweeg werd gebracht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander te duchten was.
Zaak B
1.
op 26 januari 2023 te Amsterdam opzettelijk 46 gram, overeenkomend met 114 tabletten, bevattende MDMA aanwezig heeft gehad;
2.
in of omstreeks de periode van 18 januari 2023 tot en met 26 januari 2023 te Almere en/of Amsterdam een vuurwapen, een semi-automatisch vuurwapen en een geautomatiseerd vuurwapen voorhanden heeft gehad;
3.
in of omstreeks de periode van 18 januari 2023 tot en met 26 januari 2023 te Almere en/of Amsterdam munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie voorhanden heeft gehad.
De volledige tekst van de tenlasteleggingen is opgenomen in
bijlage Ien geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in zaak A onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen. Op 31 december 2022 is in het trappenhuis van de woning aan de [adres woning] zwaar illegaal vuurwerk tot ontploffing gebracht. Op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat verdachte de dader is geweest. Het alternatieve scenario van verdachte is niet aannemelijk geworden. Door de ontploffing was gemeen gevaar voor goederen, zwaar lichamelijk letsel en levensgevaar te duchten. Daarnaast heeft verdachte door het teweegbrengen van deze ontploffing opzettelijk een gebouw beschadigd.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in zaak B onder 1 tenlastegelegde feit kan worden bewezen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het in zaak B onder 2 en 3 tenlastegelegde eveneens kan worden bewezen inhoudende dat verdachte zowel een vuurwapen van het merk Zoraki (en één kogelpatroon van kaliber 7,65mm) als een geautomatiseerd vuurwapen van het merk Glock (en twintig kogelpatronen van kaliber 9x19mm) voorhanden heeft gehad. Op de inbeslaggenomen telefoon van verdachte zijn video’s aangetroffen van deze wapens die met de telefoon zijn gemaakt. Verdachte heeft ook erkend dat hij de wapens heeft aangeschaft dan wel (tijdelijk) heeft gekregen van een vriend en dat hij de persoon is die op de video’s met de Zoraki en de Glock is te zien. Uit het wapenonderzoek blijkt dat het gaat om echt vuurwapens. Ten aanzien van het voorhanden hebben van het semiautomatische vuurwapen van het merk Blow (en twee patronen) dient verdachte partieel te worden vrijgesproken, omdat op het filmpje de handen te zien zijn van een persoon met een witte huidskleur.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de in zaak A onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten, omdat niet kan worden bewezen dat het verdachte is geweest die de ontploffing teweeg heeft gebracht. Verdachte ontkent dat hij hierbij betrokken is geweest. Verdachte schetst een aannemelijk alternatief scenario dat niet door de bewijsmiddelen wordt weerlegd, namelijk dat een andere (vierde) persoon met de bijnaam “ [bijnaam] ” vanuit de woning het vuurwerk heeft gegooid om verdachte weg te jagen. Deze persoon heeft de woning via de achterzijde van de woning verlaten.
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd ten aanzien van het in zaak B onder 1 tenlastegelegde feit.
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de in zaak B onder 2 en 3 tenlastegelegde feiten, omdat niet kan worden bewezen dat verdachte deze wapens en munitie in of omstreeks de tenlastegelegde periode voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van het voorhanden hebben van de Blow geldt dat niet kan worden bewezen dat de video met de telefoon van verdachte is opgenomen, zoals wordt beweerd door verbalisant [naam verbalisant 1] , nu er een identieke video te vinden is op YouTube die door twee Turkse personen op of vóór 8 januari 2022 is gemaakt. Door deze onjuiste en andere tegenstrijdige conclusies ten aanzien van de opnamedata zijn de processen-verbalen hierover onbetrouwbaar waardoor niet kan worden bewezen dat verdachte de Zoraki en de Glock op de genoemde data voorhanden heeft gehad. Ten aanzien van de Glock geldt bovendien dat verdachte dit vuurwapen van een vriend heeft gekregen en zeer kort in zijn handen heeft gehad waardoor niet van voorhanden hebben kan worden gesproken. De raadsvrouw heeft ten aanzien van de Zoraki subsidiair partiële vrijspraak bepleit van het bestanddeel “doorgeladen naar scherp schietend omgebouwd”. Verdachte ontkent dit en op de video is - in tegenstelling tot de conclusie uit het wapenrapport - niet te zien dat het vuurwapen wordt doorgeladen, maar juist dat het wapen niet goed is doorgeboord en daardoor niet goed functioneert. In het geval de rechtbank hieraan voorbijgaat, heeft de raadsvrouw een voorwaardelijk verzoek gedaan tot het uitvoeren van contra-expertise door een wapendeskundige.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Bewezenverklaring opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en beschadigen van een gebouw (zaak A, feit 1 en 2)
Ontploffing in trappenhuis woning [adres woning]
Op 31 december 2022 heeft in het trappenhuis van de woning aan de [adres woning] een ontploffing plaatsgevonden. De politie heeft omstreeks 15:27 uur een melding hierover ontvangen van de bewoner van [nummer] en was omstreeks 15:31 uur ter plaatse. Alle bewoners van de nummers [nummer] en [nummer] zijn in veiligheid gebracht. Uit de woning van [nummer] kwamen de bewoner, [bewoner 1] (hierna: [bewoner 1] ), en de bezoeker [bewoner 2] (hierna: [bewoner 2] ). Zij verklaarden dat zij samen in de woning van [bewoner 1] waren en plotseling een knal hoorden. Het Team Explosieven Veiligheid (hierna: TEV) heeft onderzoek gedaan naar het afgestoken vuurwerk en daaruit is gebleken dat vermoedelijk gebruik is gemaakt van zwaar illegaal vuurwerk. Niet kon worden vastgesteld wat voor vuurwerk precies is gebruikt. De ontploffing heeft gezien het vastgestelde schadebeeld plaatsgevonden op de tweede traptrede van het trappenhuis naar de woning met nummer [nummer] en [nummer] . De bovenramen van tegenovergestelde portiekdeuren zijn vernield.
Betrokkenheid verdachte bij ontploffing
Verdachte ontkent dat hij degene is geweest die de ontploffing teweeg heeft gebracht. Ten aanzien van de betrokkenheid van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de veiliggestelde camerabeelden van de bewoner van [nummer] , die zowel in het dossier zijn beschreven als op de zitting zijn getoond, en het onderzoek naar de daarop zichtbare witte Peugeot 208 voorzien van kenteken [kenteken] van het bedrijf Car2Go volgt, dat verdachte rondom het moment van de ontploffing in de [adres woning] was. Verdachte heeft dit ook erkend: hij is de persoon die te zien is op de camerabeelden en hij is de bestuurder van de gehuurde witte Peugeot met genoemd kenteken. Uit deze bevindingen heeft de rechtbank de volgende tijdlijn geconstrueerd, waarbij opgemerkt moet worden dat de tijd aangegeven op de camerabeelden ongeveer 10 minuten later is dan de werkelijke tijd welke conform is aan de tijdstippen van de GPS-data van de auto.
Tijdlijn
  • Om
  • Om
  • Op de camerabeelden is te zien dat verdachte rond
  • Om
  • Om
  • Op de camerabeelden is te zien dat verdachte rond
  • Op de camerabeelden is te zien dat verdachte 11 seconden later namelijk om
  • Op de camerabeelden is te zien dat ongeveer 10 seconden later namelijk om
  • Op de camerabeelden is te zien dat om
Alternatief scenario
Verdachte heeft ter zitting een scenario voor de gang van zaken geschetst. Dit scenario komt er -kort weergegeven- op neer dat niet hij, maar een andere vierde persoon met de bijnaam “ [bijnaam] ” vanuit de woning het vuurwerk heeft gegooid om hem weg te jagen. Verdachte heeft verklaard dat hij op bezoek was bij zijn goede vriend [bewoner 1] (de bewoner van de [adres woning] ) en dat hij ruzie met hem kreeg. Twee vrienden van [bewoner 1] , [bewoner 2] en die “ [bijnaam] ”, waren er ook en bemoeiden zich ermee waardoor de ruzie escaleerde. Vervolgens is verdachte op verzoek van [bewoner 1] weggegaan en heeft hij een tasje meegenomen, want dat kwam hij ophalen. Hij is in zijn huurauto gestapt en was ondertussen aan het videobellen met [bewoner 1] . Op de achtergrond hoorde hij die “ [bijnaam] ” beledigende woorden roepen waardoor hij is gestopt en terug is gelopen. Er knapte iets in hem en hij wilde die “ [bijnaam] ” te grazen nemen. Hij hoorde [bewoner 1] vanuit het raam schreeuwen “loesoe, loesoe” (de rechtbank begrijpt: ga weg, ga weg), maar is toch de portiek ingelopen. Toen hij bij het trappenhuis aankwam, zag hij rook en is hij wegegaan. Verdachte vermoedt dat “ [bijnaam] ” het vuurwerk vanuit de woning, in het trappenhuis, naar beneden heeft gegooid, maar hij heeft dit niet gezien.
De rechtbank acht dit alternatieve scenario onaannemelijk en overweegt hiertoe als volgt. Verdachte heeft zeer wisselend verklaard over hoe lang hij in de woning van [bewoner 1] is geweest. Eerst zou het een half uur zijn geweest, later minimaal 20 minuten maar het zou ook een uur geweest kunnen zijn. Dit terwijl uit de tijdlijn blijkt dat tussen de aankomst van verdachte in de [adres woning] om 15:22 uur en het wegrijden van verdachte om 15:24:43, kort voordat de ontploffing plaatsvindt, een kleine drie minuten heeft gezeten. In deze drie minuten zou zich volgens de verklaring van verdachte van alles moeten hebben afgespeeld. Zo zou verdachte in de woning ruzie hebben gekregen met [bewoner 1] waar [bewoner 2] en een vierde persoon genaamd “ [bijnaam] ” zich mee gingen bemoeien, zou hij een tasje moeten hebben gepakt, zou hij de woning moeten hebben verlaten, zou hij naar zijn auto zijn gelopen en zijn ingestapt, zou de ruzie tijdens het rijden online zijn doorgegaan, zou hij zijn gestopt en zou hij weer zijn uitgestapt en omhooggelopen. De rechtbank vindt dit onaannemelijk gezien de zeer korte tijd tussen het verlaten van de woning, zijn auto voor huisnummer [nummer] rijden en weer het portiek van [adres woning] in en uit te rennen. Bovendien biedt het dossier in het geheel geen aanknopingspunten voor het scenario dat een vierde persoon, met de bijnaam “ [bijnaam] ”, in de woning aanwezig is geweest. Verdachte is de enige die hierover heeft verklaard. Vlak na de ontploffing hebben [bewoner 1] en [bewoner 2] tegenover de politie verklaard dat zij samen in de woning van [bewoner 1] waren. Er wordt niet gesproken over een derde dan wel naast verdachte een vierde persoon. Ook bij de rechter-commissaris verklaren [bewoner 1] en [bewoner 2] dat zij op het moment van de ontploffing met zijn tweeën waren. Daarbij komt dat [bewoner 1] niemand kent met de bijnaam “ [bijnaam] ”. Opmerkelijk is ook dat verdachte verklaart dat [bewoner 1] vanuit zijn raam zou hebben geroepen “loesoe, loesoe” (ga weg, ga weg), terwijl [bewoner 1] zich dit niet kan herinneren en op de camerabeelden te zien is dat verdachte zonder op- of omkijken naar het portiek rent. De rechtbank stelt de alternatieve lezing van verdachte, gelet op het voorgaande, dan ook als onaannemelijk terzijde.
Op basis van de hiervoor genoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die de ontploffing in het trappenhuis teweeg heeft gebracht.
Conclusie
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 31 december 2022 een ontploffing teweeg heeft gebracht in het trappenhuis van een woning aan de [adres woning] .
Gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel voor een ander
Uit het onderzoek van het TEV volgt dat door de ontploffing gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. De ontploffing heeft plaatsgevonden in een trappenhuis van een portiek die toegang verschaft tot meerdere woningen en gelegen is midden in een woonwijk. Bovendien heeft de ontploffing plaatsgevonden op oudejaarsdag waarop veel mensen vrij en thuis zijn. Er waren dan ook meerdere bewoners thuis. Door de ontploffing zijn onder meer traptreden beschadigd: op de tweede traptrede is een brandplek te zien en tussen de tweede en derde trede was het stootbord weggeblazen. Daarnaast zijn de bovenramen van portiekdeuren vernield. De glasscherven lagen ongeveer in een cirkel van 5 meter rondom de ontploffing in de portiek. Door de rondvliegende scherven zou een passant of bewoner kunnen worden geraakt en zwaar lichamelijk letsel kunnen oplopen. De rechtbank is van oordeel dat in het dossier niet is onderbouwd dat door de door verdachte teweeggebrachte ontploffing levensgevaar voor een ander te duchten was, zodat verdachte van dit bestanddeel dient te worden vrijgesproken.
Op grond van het voorgaande acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht waarbij gemeen gevaar voor goederen en zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. Daarnaast heeft verdachte zich hierdoor tevens schuldig gemaakt aan het opzettelijk beschadigen van een gebouw, waarbij sprake is van eendaadse samenloop.
4.3.2.
Bewezenverklaring opzettelijk aanwezig hebben van MDMA (zaak B, feit 1)
Op 26 januari 2023 heeft een doorzoeking van de woning van verdachte plaatsgevonden. De politie heeft in het keukenkastje onder de wasbak een zak met roze pillen en losse brokjes aangetroffen. Uit het laboratoriumonderzoek blijkt dat het in totaal gaat om 114 tabletten en dat deze tabletten MDMA bevatten. Het feit dat de tabletten een lager MDMA-gehalte bevatten dan gangbaar is, doet aan de strafbaarheid niets af aangezien uit de wet niet volgt dat ten aanzien van het verboden middel een bepaalde minimale hoeveelheid is vereist.
Verdachte heeft verklaard dat hij de zak met pillen gratis van iemand heeft gekregen en dat hem is verteld dat het om neppillen zou gaan. Hij wilde de pillen verkopen om mensen op te lichten, maar dit is uiteindelijk niet gebeurd. De rechtbank is van oordeel dat bij verdachte op zijn minst de voorwaardelijke opzet heeft bestaan op het aanwezig hebben van tabletten MDMA. Bij het van iemand aannemen van een zak met roze pillen die nep zouden zijn, maar zonder te weten of dat wel klopt, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke te achten kans aanvaard dat deze pillen (tevens) bestaan uit een materiaal bevattende MDMA. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het in zaak B onder 1 tenlastegelegde feit.
4.3.3.
Vrijspraak voorhanden hebben semiautomatisch vuurwapen van het merk Blow en twee patronen (zaak B, tweede gedachtestreepje feit 2 en 3)
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte het tenlastegelegde semiautomatische vuurwapen van het merk Blow en bijbehorende munitie voorhanden heeft gehad, zodat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Op de video zijn de handen te zien van een persoon met een witte huidskleur. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat de video met de telefoon van verdachte is gemaakt aangezien er een vergelijkbare video op internet is te zien die zou zijn gemaakt ver vóór de periode zoals genoemd in de tenlastelegging. Dit laat onverlet dat de video wel is aangetroffen op de telefoon van verdachte en dus op enigerlei wijze is gecreëerd doordat hij het bijvoorbeeld heeft bekeken of gedownload. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de conclusie van verbalisant [naam verbalisant 1] dat de video op de telefoon van verdachte is opgenomen of gecreëerd niet maakt dat zijn bevindingen ten aanzien van de overige hierna te behandelen video’s wegens onbetrouwbaarheid daarvan dienen te worden uitgesloten van het bewijs.
4.3.4.
Bewezenverklaring voorhanden hebben vuurwapen van het merk Zoraki en een kogelpatroon kaliber 7,65 mm (zaak B, eerste gedachtestreepje feit 2 en 3)
Op de telefoon van verdachte die op 26 januari 2023 in beslag is genomen, is een video aangetroffen waarop een vuurwapen van het merk Zoraki en een kogelpatroon kaliber 7,65mm te zien zijn. Verdachte heeft bekend dat hij tussen 15 en 17 januari 2023 dit vuurwapen heeft aangeschaft, omdat hij zichzelf wilde kunnen verdedigen naar aanleiding van een beroving op 14 januari 2023. Daarnaast heeft verdachte bekend dat hij degene is die te zien is op de video. De video is opgenomen in de woning van zijn vriendin in Almere en op de achtergrond is hun huilende baby (het kind van verdachte en zijn vriendin) te horen. Uit de beschrijving van de video door verbalisanten [naam verbalisant 1] en [naam verbalisant 2] blijkt dat de video is opgenomen op 20 dan wel 24 januari 2023. Dat in de processen-verbaal twee verschillende data worden genoemd is niet relevant, aangezien beide data vallen in de tenlastegelegde periode en de video hoe dan ook tussen het moment van aanschaf en het moment van inbeslagname is opgenomen. De rechtbank vindt dan ook bewezen dat verdachte de Zoraki en een kogelpatroon voorhanden heeft gehad in of omstreeks de periode van 18 januari tot en met 26 januari 2023.
Bestanddeel “doorgeladen naar scherp schietend omgebouwd” en afwijzing voorwaardelijk verzoek contra-expertise
Verdachte heeft verklaard dat het vuurwapen niet goed zou zijn doorgeboord waardoor het niet schietklaar was. Hij heeft op de zitting aangegeven dat hij de video heeft gemaakt om aan de verkoper te laten zien dat de kogel niet door de loop past. Uit het wapenonderzoek blijkt echter dat de Zoraki, welke in standaard vorm een gas-alarm pistool betreft, is omgebouwd naar een scherp schietend pistool waardoor er wel scherpe kogelprojectielen kunnen worden verschoten. Door de wapendeskundige wordt beschreven dat de volgende wapenhandelingen op de video worden verricht: het plaatsen van het patroonmagazijn in de greep van het vuurwapen, het doorladen van het vuurwapen, alsmede het ontladen van het vuurwapen door het patroonmagazijn weer uit de greep te halen en de slede naar achteren te bewegen. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de bevindingen van de wapendeskundige en acht het bestanddeel “geladen naar scherp schietend omgebouwd” dan ook bewezen. Daarmee is de voorwaarde van het voorwaardelijk verzoek van de verdediging vervuld. Het voorwaardelijk verzoek van de raadsvrouw tot het laten uitvoeren van contra-expertise door een onafhankelijke wapendeskundige wordt echter afgewezen nu de rechtbank dit niet noodzakelijk acht. Mocht al uit dit onderzoek blijken dat het vuurwapen inderdaad door het ontbreken van een onderdeel of onderdelen niet gereed is voor direct gebruik, dan volgt uit jurisprudentie van de Hoge Raad [1] dat dit niet met zich brengt dat die bestemming of geschiktheid van het vuurwapen ontbreekt.
4.3.5.
Bewezenverklaring voorhanden hebben geautomatiseerd vuurwapen van het merk Glock en twintig kogelpatronen kaliber 9x19mm (zaak B, derde gedachtestreepje feit 2 en 3)
Op de inbeslaggenomen telefoon van verdachte is tevens een video aangetroffen waarop een pistoolmitrailleur van het merk Glock en twintig kogelpatronen van kaliber 9x19mm te zien zijn. De video is opgenomen op 25 januari 2023. Verdachte heeft bekend dat hij degene is die te zien is op deze video. Hij heeft zichzelf gefilmd terwijl hij achter de bijrijdersplaats op de achterbank van een rijdende auto zat. Op de video laat verdachte eerst zijn gezicht zien, daarna een stapel bankbiljetten van 200 euro en vervolgens tilt hij uit zijn linker jaszak het vuurwapen op. Uit het wapenonderzoek blijkt dat op de achterkant van de slede een blokje is gemonteerd met een omzetrichting. Hierdoor is het vuurwapen getransformeerd tot een pistoolmitrailleur waarmee zowel semiautomatisch als automatisch kan worden geschoten. Verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij het vuurwapen heeft gekregen van een vriend en enkel een paar seconden in zijn handen heeft gehad voor het maken van de video om daarmee mensen bang te maken. Uit het proces-verbaal van bevindingen van 2 oktober 2023 betreffende ‘onderzoek telefoon vuurwapen’ volgt echter dat ook op 26 januari 2023 een filmpje is opgenomen met de telefoon van verdachte waarop de achterzijde van een vuurwapen met vergelijkbare kenmerken is te zien. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat sprake is van het - als pleger - voorhanden hebben van een wapen en munitie in de zin van artikel 26, eerste lid, Wet wapens en munitie. Verdachte had, op het moment dat hij het vuurwapen in zijn jaszak had en hier twee keer een video van maakte, de feitelijke macht over het vuurwapen en munitie in de zin dat hij daarover kon beschikken. Er is hier geen sprake van een situatie waarin verdachte onverhoeds en ongewild kortstondig een vuurwapen en munitie van een ander in handen heeft gekregen. Daarmee komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde.
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIopgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
Zaak A
1.
op 31 december 2022 te Amsterdam opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door het leggen of gooien en aansteken van vuurwerk, althans een explosief, in een trappenhuis van een woning aan de [adres woning] , terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten ruiten en traptreden en een muur en
- gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander, te weten voor de aanwezige personen in die woning en voor de aanwezige personen in de naastgelegen woningen en voor passanten te duchten was;
2.
op 31 december 2022 te Amsterdam een gebouw, te weten een woning gelegen aan de [adres woning] , opzettelijk heeft beschadigd, door vuurwerk, althans een explosief, in het trappenhuis van voornoemde woning te leggen of te gooien en af te steken, als gevolg waarvan een ontploffing teweeg werd gebracht, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen, te weten ruiten en traptreden en een muur, te duchten was.
Zaak B
1.
op 26 januari 2023 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 114 tabletten bevattende MDMA;
2.
in of omstreeks de periode van 18 januari 2023 tot en met 26 januari 2023 te Almere en/of Amsterdam
- een wapen van categorie III, onder 1, te weten een geladen naar scherp schietend omgebouwd gas-alarmpistool, van het merk Zoraki, model type 918, kaliber 9mm P.A.K., zijnde een vuurwapen, en
- een wapen van categorie II, onder 2, te weten een pistoolmitrailleur, van het merk Glock, model 26 Gen 3, kaliber 9x19mm, zijnde een geautomatiseerd vuurwapen,
voorhanden heeft gehad;
3.
in of omstreeks de periode van 18 januari 2023 tot en met 26 januari 2023 te Almere en/of Amsterdam
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten één kogelpatroon van kaliber 7,65mm en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten twintig kogelpatronen van kaliber 9x19mm,
voorhanden heeft gehad.

5.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Strafeis van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van voorarrest, zal worden opgelegd.
6.2.
Strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht bij een bewezenverklaring aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van voorarrest, op te leggen waarvan vijf maanden voorwaardelijk. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht een langer voorwaardelijk strafdeel op te leggen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
6.3.1.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan ernstige en gevaarlijke feiten. Hij heeft (illegaal) vuurwerk tot ontploffing gebracht in het trappenhuis van een woning. De afgelopen jaren is het aantal ontploffingen in Amsterdam en andere steden fors toegenomen. Veelal heeft het teweegbrengen van een ontploffing tot doel personen te intimideren. Ondanks dat in deze zaak niet precies duidelijk is geworden wat het doel van verdachte is geweest, maakt dat voor het laakbare effect van zijn handelen niet uit. Iedere ontploffing veroorzaakt niet alleen grote schade en heeft een grote impact op de betrokken bewoners, maar zorgt ook voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid voor andere inwoners en voor de samenleving in zijn algemeen. Verdachte heeft met zijn handelen bijgedragen aan het ontstaan van deze gevoelens. Verdachte heeft door het teweegbrengen van een ontploffing op oudejaarsdag, een moment waarop veel bewoners thuis waren, een groot risico genomen. Dat de schade beperkt is gebleken en er bijvoorbeeld geen brand is ontstaan, is niet aan het handelen van verdachte te danken.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijke aanwezig hebben van MDMA en het voorhanden hebben van twee vuurwapens en munitie, waaronder een pistoolmitrailleur: een zeer zwaar en gevaarlijk wapen. Het voorhanden hebben van dergelijke vuurwapens maakt een ernstige inbreuk op de rechtsorde en brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen en de maatschappij met zich mee.
6.3.2.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 16 januari 2024, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Wel is aan verdachte in 2019 de maatregel tot plaatsing in een Inrichting Stelselmatige Daders (hierna: ISD-maatregel) opgelegd voor de duur van twee jaren, onder meer voor overtreding van artikel 13 Wet wapens en munitie. Vanwege een strafbeschikking die is uitgevaardigd na de pleegdata van de bewezenverklaarde feiten, is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 10 januari 2024, opgemaakt door I. Pongers, reclasseringswerker. Hieruit blijkt - zakelijk weergegeven - dat verdachte een uitgebreid strafblad heeft, maar dat er na zijn ISD-maatregel van eind oktober 2020 tot eind december 2022 geen signalen van recidive meer zijn geweest. Verdachte is in deze periode vader geworden van twee kinderen en woonde tot zijn aanhouding begeleid bij de Stichting PerMens in Amsterdam. Verdachte is tijdens de extramurale fase van zijn ISD-maatregel opgenomen geweest bij de FPA Heiloo en stond onder reclasseringstoezicht bij Fivoor. Dit toezicht is voortijdig negatief beëindigd, aangezien de bijzondere voorwaarde van klinische opname bij de FPA Heiloo werd overtreden vanwege de vele incidenten. Nadat het verdachte bekend was geworden dat de behandeling zou worden beëindigd, onttrok hij zich door over het hek van de kliniek te klimmen. Verdachte stond een half jaar gesignaleerd en na zijn aanhouding is de ISD-maatregel afgerond. Volgens de reclassering heeft de klinische behandeling in FPA Heiloo niet tot een gewenste gedragsverandering geleid. De risico’s op recidive, letsel en onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als gemiddeld. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor het inzetten van interventies, omdat verdachte de tenlastegelegde feiten ontkent en het derhalve niet mogelijk is om de criminogene factoren in kaart te brengen en een delict scenario op te stellen. Verdachte heeft aangegeven dat hij hulp zou willen voor zijn cannabisverslaving. Dit kan volgens de reclassering in een vrijwillig kader. De reclassering ziet geen (zwaarwegende) negatieve consequenties ten aanzien van een gevangenisstraf en een taakstraf. Een financiële sanctie wordt niet wenselijk geacht, gezien de hoogte van reeds bij verdachte aanwezige schulden.
De reclasseringswerker I. Pongers, gehoord als deskundige op de zitting, heeft het reclasseringsadvies nader toegelicht en bevestigd. De gemiddelde kans op herhaling heeft te maken met de volhardende ontkenning van verdachte. Het is zorgelijk dat verdachte veel buiten zichzelf legt en dat hij geen verantwoordelijkheid neemt, ook niet ten aanzien van de aspecten die hij ter zitting wel heeft erkend. Hierdoor is de kans dat verdachte gemotiveerd zal zijn om een traject aan te gaan klein. Het advies blijft dan ook dat er geen ruimte is voor het inzetten van interventies.
6.3.3.
Straf
De ernst van de bewezenverklaarde feiten rechtvaardigt dat aan verdachte een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd. De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur ervan rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten doorgaans worden opgelegd. Voor de in zaak A bewezen feiten houdt de rechtbank rekening met het feit dat, ondanks het gemeen gevaar voor goederen in beide gevallen voor zaak A feit 1 tevens gevaar voor zwaar lichamelijke letsel te duchten was, de uiteindelijke schade beperkt is gebleven. Daarnaast heeft de rechtbank voor de in zaak B bewezen feiten aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor strafoplegging bij meerderjarigen, die de rechtbanken en hoven onderling hebben afgesproken. Het oriëntatiepunt voor het aanwezig hebben van 114 tabletten bevattende MDMA zou een forse taakstraf opleveren. Echter in samenhang met de overige bewezen geachte feiten ziet de rechtbank daar geen ruimte voor. Het oriëntatiepunt voor het voorhanden hebben van een pistool in een woning is in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. In strafverzwarende zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte handelingen met dit vuurwapen heeft verricht, terwijl zijn baby zich dichtbij verdachte en het vuurwapen bevond. Ook heeft verdachte aangegeven het vuurwapen onder de bank te hebben bewaard, hetgeen zeer gevaarlijk is met jonge kinderen in de buurt. Voor het voorhanden hebben van een geautomatiseerd vuurwapen is het uitgangspunt twaalf maanden gevangenisstraf (in een woning) of vijftien maanden gevangenisstraf (in de openbare ruimte). Nu verdachte dit geautomatiseerde vuurwapen voorhanden heeft gehad terwijl hij zichzelf aan het filmen was als inzittende van een rijdende auto op de openbare weg, gaat de rechtbank uit van het oriëntatiepunt voor het bezit in de openbare ruimte. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van het voorarrest, passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen inbeslaggenomen en niet teruggegeven:
  • 116 STK MDMA (G6293778);
  • 1 STK Telefoon (G6293717).
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat de verdovende middelen en de telefoon, die aan verdachte toebehoren, moeten worden onttrokken aan het verkeer, omdat het in zaak B onder 1 bewezenverklaarde daarmee is begaan en het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang. Voor de telefoon heeft hetzelfde te gelden nu daarop, gelet op het bewezenverklaarde in zaak B onder 2 en 3, filmpjes van vuurwapens staan die niet volledig te verwijderen zijn.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 55, 57, 63, 157 en 170 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tweede gedachtestreepje van het in zaak B onder 2 en 3 tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 en 2 tenlastegelegde en het eerste- en derde gedachtestreepje van het in zaak B onder 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A onder 1 en 2
de eendaadse samenloop van
opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
en
een gebouw opzettelijk beschadigen terwijl daarvoor gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
ten aanzien van zaak B onder 1
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
ten aanzien van zaak B onder 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2º;
ten aanzien van zaak B onder 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Onttrekt aan het verkeerde volgende voorwerpen:
  • 116 STK MDMA (G6293778);
  • 1 STK Telefoon (G6293717).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. Akkermans, voorzitter,
mrs. J.W.H.G. Loyson en D.W. van Putten- de Waard, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.L. Köhler, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 februari 2024.

Voetnoten

1.Hoge Raad 20 juni 2023, ECLI:HR:2023:936.