ECLI:NL:RBAMS:2024:6106

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 september 2024
Publicatiedatum
8 oktober 2024
Zaaknummer
13/312150-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van voorbereiding plofkraak

In de zaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 1999 in [geboorteplaats], heeft de rechtbank Amsterdam op 10 september 2024 uitspraak gedaan. De verdachte was beschuldigd van het medeplegen van de voorbereiding van een plofkraak op 17 juli 2021 in Amsterdam. Tijdens de zitting op 27 augustus 2024 heeft de officier van justitie, mr. E.H. de Bruijn, betoogd dat de verdachte samen met medeverdachten voorwerpen had die bestemd waren voor het plegen van de plofkraak. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. G.S.J. van Gestel, pleitte voor vrijspraak van de verdachte.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld en kwam tot de conclusie dat niet bewezen kon worden dat de verdachte betrokken was bij de voorbereidingshandelingen voor de plofkraak. De rechtbank baseerde zich op de bevindingen van de politie, die op 17 juli 2021 een melding ontving over verdachte mannen bij een Mercedes en een Renault Clio. Bij de doorzoeking van de Mercedes werden goederen aangetroffen die vermoedelijk bestemd waren voor plofkraken, en er werden sporen veiliggesteld die naar de verdachte leidden. Echter, de rechtbank oordeelde dat de sporen onvoldoende bewijs boden voor betrokkenheid van de verdachte, aangezien niet vastgesteld kon worden wanneer en hoe deze sporen op de gevonden voorwerpen terecht waren gekomen.

Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het tenlastegelegde, omdat de omstandigheden en het bewijs niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen. De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, met mr. C.M. Berkhout als voorzitter, en mrs. J. Thomas en M. Nieuwenhuijs als rechters, in aanwezigheid van griffier mr. M.C.A. Olsen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/312150-21
Datum uitspraak: 10 september 2024
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1999 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] .

1.Onderzoek op de zitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de zitting van 27 augustus 2024.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. E.H. de Bruijn, en van wat de gemachtigde raadsman van verdachte, mr. G.S.J. van Gestel, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich, samen met anderen, op 17 juli 2021 in Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van een plofkraak.
De gehele tekst van de tenlastelegging is opgenomen in de
bijlagedie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Beoordeling of verdachte het tenlastegelegde heeft begaan

3.1
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. De officier van justitie vindt dat verdachte samen met de medeverdachten voorwerpen voorhanden heeft gehad die waren bestemd tot het plegen van een plofkraak.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het tenlastegelegde zou moeten worden vrijgesproken.
3.3
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat niet is bewezen dat verdachte voorbereidingshandelingen heeft gepleegd voor een plofkraak, laat staan samen met anderen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Op 17 juli 2017 omstreeks 23:17 uur gaat de politie naar [straat] in Amsterdam na een melding dat een aantal mannen zich bij een Mercedes en een Renault Clio zou ophouden. De melder had gezien dat er kentekens werden gewisseld en dat er een bijl, jerrycans en vuilniszakken in de achterbak van de Mercedes werden ingeladen. Ter plaatse ziet de politie aan de linkerzijde van de straat een Mercedes staan met een Duits kenteken en aan de rechterzijde van de straat drie mannen en een Renault Clio. Als deze mannen, te weten medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] , het dienstvoertuig van de politie zien, lopen zij direct weg. De medeverdachten zijn ter plekke aangehouden.
Bij de doorzoeking van de Mercedes worden diverse goederen aangetroffen die vermoedelijk bestemd zijn voor het plegen van plofkraken. Er worden meerdere sporen veiliggesteld en onderzocht. Aan de buitenzijde van zowel een plastic tas als een vuilniszak worden dactyloscopische sporen aangetroffen die overeenkomen met vingerafdrukken van verdachte.
Daarnaast wordt in het dashboardkastje van de Mercedes een telefoon aangetroffen. Het beeldscherm en de vingerafdruksensor van deze telefoon zijn bemonsterd. Deze bemonstering bevat een relatief grote hoeveelheid DNA dat afkomstig is van verdachte.
Verdachte heeft bij de rechter-commissaris ontkend dat hij betrokken is geweest bij het tenlastegelegde.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de zich in het dossier bevindende gegevens, niet kan worden vastgesteld dat verdachte op 17 juli 2021 als medepleger betrokken is geweest bij de voorbereiding van een plofkraak. De sporen die naar verdachte leiden zijn op verplaatsbare sporendragers aangetroffen, terwijl niet is komen vast te staan wanneer en op welke wijze deze sporen daarop terecht zijn gekomen. Wat betreft de telefoon die in de Mercedes is aangetroffen met het DNA van verdachte daarop, geldt dat dit niet genoeg is om vast te stellen dat deze telefoon van verdachte is en/of dat hij op de hoogte was van de inhoud van die telefoon, er nog van afgezien of daaruit rechtstreekse betrokkenheid zou zijn af te leiden. Daarnaast zijn er geen andere omstandigheden vastgesteld die op betrokkenheid van verdachte kunnen wijzen. De omstandigheden die de rechtbank wel heeft kunnen vaststellen, zijn onvoldoende.
Dit houdt in dat de rechtbank het tenlastegelegde niet bewezen vindt. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het tenlastegelegde niet bewezen en
spreektverdachte daarvan
vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. C.M. Berkhout, voorzitter,
mrs. J. Thomas en M. Nieuwenhuijs, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.C.A. Olsen, griffier,
en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 10 september 2024.
[...]