4.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft met een stanleymes in zijn hand slaande dan wel zwaaiende bewegingen – geen stekende bewegingen – richting de borst/ het bovenlichaam heeft gemaakt. Daarbij heeft verdachte de borst van [benadeelde partij 1] geraakt. Dit heeft geresulteerd in een lange snijverwonding in de borst die met zestien hechtingen is gehecht. De snijverwonding in de borst is door de kleding en de diepere huidlagen gedrongen. De afstand tot belangrijke, onderliggende structuren (zoals de longen, slagaders en zenuwen) is enkele centimeters. Uit een rapportage van forensisch arts dr. K.E. van den Hondel van 14 april 2024 blijkt dat het beschadigen van deze structuren de dood tot gevolg kan hebben.
Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte willens en wetens [benadeelde partij 1] heeft willen doden. De officier van justitie heeft bepleit dat verdachte hier wel het voorwaardelijk opzet op heeft gehad.
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door met een stanleymes in de richting van het bovenlichaam te zwaaien en daarbij [benadeelde partij 1] in het bovenlichaam te snijden, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [benadeelde partij 1] hieraan zou komen te overlijden. Dit handelen is naar de uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het willen raken van [benadeelde partij 1] op het bovenlichaam en het daarbij raken van kwetsbare delen waardoor hij dodelijk verwond zou kunnen raken, dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg willens en wetens ofwel bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is niet gebleken.
De rechtbank komt tot het oordeel dat de poging tot doodslag op [benadeelde partij 1] is bewezen.
Zaak A poging zware mishandeling
Verdachte heeft voorts met hetzelfde stanleymes een slaande dan wel zwaaiende beweging richting het hoofd/het gezicht van [benadeelde partij 1] gemaakt. Daarbij heeft verdachte het gezicht van [benadeelde partij 1] geraakt waardoor [benadeelde partij 1] een krasverwonding op de wang heeft opgelopen.
Om tot een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling te komen, is vereist dat het opzet van verdachte erop gericht was om aan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank ziet geen aanwijzingen in het dossier dat verdachte vol opzet had in die zin dat het zijn bedoeling was om [benadeelde partij 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Wel is de rechtbank van oordeel dat sprake was van voorwaardelijk opzet. Door met een stanleymes in de richting van het hoofd van [benadeelde partij 1] te zwaaien, waardoor [benadeelde partij 1] op de wang is geraakt, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [benadeelde partij 1] hierdoor ernstig verwond zou raken. In het gezicht is immers sprake is van kwetsbare delen zoals de ogen en [benadeelde partij 1] had door de handelwijze van verdachte een blijvend ontsierend litteken in zijn gezicht kunnen overhouden.
De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat de subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling op [benadeelde partij 1] eveneens is bewezen.
Verdachte heeft met een stanleymes in zijn hand slaande dan wel zwaaiende bewegingen – geen stekende bewegingen – in de richting van [benadeelde partij 2] gemaakt, waarbij hij de vingers van [benadeelde partij 2] heeft geraakt. Dit heeft geresulteerd in drie snij- en krasverwondingen op de middel- en ringvinger van de rechterhand, waarvan er één huidbeschadiging met drie hechtingen is gehecht.
De rechtbank is, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat hiermee geen sprake is van een poging tot doodslag op [benadeelde partij 2] . Voor een poging tot doodslag is, al dan niet in voorwaardelijke zin, opzet op de dood van het slachtoffer vereist. Uit het dossier kan niet worden afgeleid dat verdachte de bedoeling had om [benadeelde partij 2] om het leven te brengen. Evenmin volgt hieruit dat verdachte, toen hij met het stanleymes in de richting van [benadeelde partij 2] zwaaide, de aanmerkelijke kans aanvaardde dat [benadeelde partij 2] daardoor zou komen te overlijden. Dat verdachte het gezicht van [benadeelde partij 2] had willen raken, vindt onvoldoende steun in het dossier. Het is namelijk niet komen vast te staan in welke richting verdachte met het stanleymes heeft gezwaaid.
De rechtbank is voorts van oordeel dat geen sprake is van zware mishandeling omdat het opgelopen letsel – de snij- en krasverwondingen in de vingers – niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt. Weliswaar is in het kader van de vordering tot schadevergoeding door [benadeelde partij 2] gesteld dat hij nog steeds prikkelingen in zijn vinger ervaart en het vermoeden heeft dat een zenuw in zijn vinger is geraakt, maar uit de letselverklaring volgt dit niet. Het dossier bevat geen stukken waarmee eventueel blijvend zenuwletsel kan worden vastgesteld. Het medisch ingrijpen heeft bestaan uit het hechten van de oppervlakkige snijwonden in de hand van [benadeelde partij 2] , wat niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden gekwalificeerd.
Naar het oordeel van de rechtbank is wel sprake van een poging tot zware mishandeling van [benadeelde partij 2] . Om tot een bewezenverklaring van poging tot zware mishandeling te komen, is vereist dat het opzet van verdachte erop gericht was om aan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De rechtbank ziet geen aanwijzingen in het dossier dat verdachte vol opzet had in die zin dat het zijn bedoeling was om het slachtoffer te zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Wel is de rechtbank van oordeel dat sprake was van voorwaardelijk opzet. In de hand en in de vingers bevinden zich pezen en zenuwen die kunnen worden geraakt of zelfs doorgesneden. Daarbij bestaat het risico op verlies van een vinger. Door met een stanleymes te zwaaien op zo’n korte afstand van [benadeelde partij 2] dat hij in zijn hand geraakt werd door een afwerende beweging, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij [benadeelde partij 2] zwaar lichamelijk letsel aan de hand/de vingers had kunnen ontstaan.
De rechtbank komt tot het oordeel dat ook de poging tot zware mishandeling van [benadeelde partij 2] is bewezen.