ECLI:NL:RBAMS:2024:6068

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2024
Publicatiedatum
4 oktober 2024
Zaaknummer
C/13/746899 / HA ZA 24-182
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot matiging van verkoop van een te verdelen woning door erfgenamen

In deze zaak vorderen twee erfgenamen, [eiser 1] en [eiser 2], dat de rechtbank hen toestaat de verdeling van de nalatenschap van hun overleden vader, [erflater], te regelen, met uitsluiting van de derde erfgenaam, [gedaagde]. De erfgenamen zijn het niet eens over de verkoop van de woning die deel uitmaakt van de nalatenschap. [gedaagde] wil de woning zelf overnemen, maar [eiser 1] en [eiser 2] zijn van mening dat dit niet in het belang van de verkoop is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vordering van [eiser 1] en [eiser 2] prematuur is, aangezien er nog geen overeenstemming is over de wijze van verdeling en de waarde van de woning niet is vastgesteld. De rechtbank heeft de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde]. De rechtbank heeft ook geadviseerd om de woning te laten taxeren om verdere onduidelijkheid te voorkomen. De uitspraak is gedaan op 9 oktober 2024.

Uitspraak

RECHTBANK Amsterdam

Civiel recht
Zaaknummer: C/13/746899 / HA ZA 24-182
Vonnis van 9 oktober 2024
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats 2] ,
eisende partijen,
hierna samen te noemen: [eiser 1] en [eiser 2] ,
advocaat: mr. J.H. Heerebout,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 1] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. T. Prijn.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 februari 2024, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 8 mei 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge uitspraak van 23 augustus 2024, waarin het verzoek tot voorlopig getuigenverhoor van [gedaagde] is afgewezen;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 23 augustus 2024 en de daarin vermelde processtukken;
- de brief van mr. Prijn van 24 september 2024 met opmerkingen over het proces-verbaal.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] , [eiser 2] en [gedaagde] zijn erfgenamen in de nalatenschap van hun vader
[erflater] (hierna: erflater), die op [overlijdensdatum] 2020 is overleden.
2.2.
De erflater heeft in zijn testament van 8 oktober 2003 [eiser 1] benoemd tot executeur van zijn nalatenschap. [eiser 1] heeft deze benoeming op 4 september 2020 aanvaard.
2.3.
De erfgenamen hebben de nalatenschap beneficiair aanvaard.
2.4.
De nalatenschap bestaat uit een perceel met woonhuis, gelegen aan de [adres] (hierna: de woning). [eiser 2] woont naast de woning met zijn vrouw en kinderen.
2.5.
Partijen kunnen het niet eens worden over de wijze van verkoop van de woning. [gedaagde] wil de woning zelf graag kopen/toebedeeld krijgen, maar daarmee zijn [eiser 1] en [eiser 2] het niet eens.
2.6.
In mei 2023 hebben zowel [eiser 1] als [gedaagde] bij de kantonrechter van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend. [eiser 1] heeft verzocht om als executeur niet langer gehouden te zijn bij tegeldemaking van goederen uit de nalatenschap te overleggen met de andere erfgenamen en zonder hun toestemming te mogen handelen. [gedaagde] heeft verzocht om [eiser 1] als executeur te ontslaan. Tijdens de zitting hebben zij hun verzoeken gewijzigd en verzocht een notaris te benoemen die de verkoop van de woning zal begeleiden. Bij beschikking van 23 oktober 2023 heeft de kantonrechter [eiser 1] als executeur ontslagen en is er een notaris tot executeur benoemd. Naar aanleiding van een gesprek met de benoemde notaris heeft [eiser 1] besloten geen gevolg te willen geven aan de beschikking en heeft zij tegen die beschikking hoger beroep ingesteld. Het hof Amsterdam heeft nog geen uitspraak gedaan.
2.7.
[gedaagde] werkt in het hotel [naam hotel] , waarvan de heer [naam] (hierna: [naam] ) (indirect) de eigenaar was. Op 16 juli 2024 heeft [naam] het hotel verkocht. [gedaagde] heeft tijdens de zitting verklaard dat zij haar woning in het hotel per 1 september 2024 ontruimd moet hebben.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. de wijze van verdeling van de nalatenschap gelast door te bepalen dat [eiser 1] en [eiser 2] , met uitsluiting van de andere erfgename, de verdeling van de nalatenschap mogen bewerkstelligen op de wijze die hen goeddunkt, inclusief het verkopen van de woning, aan elke door hen te bepalen derde koper, en de netto opbrengst van deze koop mogen verdelen onder de drie erfgenamen;
II. primair: [gedaagde] veroordeelt mede te werken aan de verkoop en de levering van de woning, aan een door [eiser 1] en [eiser 2] aan te wijzen derde, onder oplegging van een dwangsom van € 2.000,- per dag na betekening van het te wijzen vonnis, tot een maximum van € 100.000,-, dan wel een ander bedrag aan dwangsom of daaraan te stellen voorwaarden;
subsidiair: bepaalt dat dit vonnis, bij gebreke van medewerking van [gedaagde] binnen de maximale dwangsomtermijn, in de plaats treedt van de instemming c.q. wilsverklaring van [gedaagde] die nodig is om de woning door [eiser 1] en [eiser 2] te doen verkopen alsmede dat dit vonnis in de plaats treedt van de leveringsakte of een deel daarvan die nodig is voor de levering van de woning aan een door [eiser 1] en [eiser 2] aan te wijzen koper;
III. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
[eiser 1] en [eiser 2] wensen zelf de verdeling ter hand te nemen, met uitsluiting van [gedaagde] . De reden daarvoor is kort samengevat dat de kantonrechter in de beschikking verdelingswerkzaamheden heeft opgedragen, wat helemaal niet kan als executeur en ook niet bij beschikking mogelijk is. De executele van [eiser 1] was feitelijk al geëindigd (er was een boedelbeschrijving, de kosten van de nalatenschap waren voldaan en de executeur had haar werkzaamheden al beëindigd en de nalatenschap ter verdeling aan de erfgenamen overgedragen), zodat de kantonrechter de niet-ontvankelijkheid van het verzoek van [gedaagde] had moeten uitspreken. Intussen is de notaris excessief gaan declareren en zitten partijen in onenigheid over de verdeling. [eiser 1] en [eiser 2] willen dat de woning voor een zo hoog mogelijke opbrengst wordt verkocht en dat wordt niet bereikt op de door de notaris voorgestelde wijze. Verder willen zij dat de woning aan een derde wordt verkocht en niet dat deze wordt toegescheiden aan [gedaagde] . [eiser 1] en [eiser 2] hebben een slechte verstandhouding met [gedaagde] en haar levenspartner [naam] . Zij vrezen dat [naam] achter de wens tot aankoop zit en deze aankoop wil gebruiken als bron van nieuwe conflicten, die hij met iedereen opzoekt. Er is al sprake van een continue stroom van conflicten met de gemeente, met het college van B&W, met de buren en met ondernemers, tot rechtszaken aan toe. Deze conflicten en het uitzicht daarop zal voor een directe en blijvende verlaging van de prijs van de omliggende woningen leiden. [eiser 2] zal verhuizen als [gedaagde] naast hem komt wonen. Ook andere buren hebben te kennen gegeven dat zij niet willen dat [gedaagde] haar intrek in de woning neemt. Bovendien heeft [gedaagde] geen belang bij de aankoop van de woning.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Kort samengevat voert zij het volgende aan. [naam] is niet haar levenspartner, maar slechts een zakelijke partner. [gedaagde] woont in het hotel van [naam] waar zij werkt en zij moet daar per 1 september 2024 eruit. [gedaagde] heeft dringend behoefte aan een woning. Zij wil in de woning wonen, omdat zij daar is opgegroeid. De wens tot aankoop heeft niks met [naam] te maken, maar is vanuit persoonlijke belangen. [gedaagde] betwist verder alle aantijgingen over [naam] .
Daarnaast betoogt [gedaagde] dat partijen tijdens de zitting bij de kantonrechter het erover eens waren dat de kantonrechter [eiser 1] zou ontslaan als executeur en een notaris zou aanwijzen die verder als executeur zou optreden. Toen [eiser 1] van de notaris begreep dat [gedaagde] nog steeds het recht zou hebben om mee te bieden op de woning en zelfs een euro meer te bieden dan gegadigden om de woning alsnog te verkrijgen, heeft zij hoger beroep ingesteld. [eiser 1] frustreert hiermee de verkoop van de woning, omdat zij geen uitvoering wil geven aan de beschikking. [eiser 2] wilde ook niet meewerken aan de verkoop, omdat hij mogelijk een deel van de grond wilde kopen dan wel andere motieven een rol speelden. [gedaagde] wil wel uitvoering geven aan de beschikking en de mogelijkheid behouden om de woning over te nemen. Zij is op dit moment de enige die een marktconform bod heeft uitgebracht. Als er door een derde een bod wordt uitgebracht dat zij niet kan overbieden, zal zij meewerken aan de verkoop en overdracht aan die derde.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De rechtbank overweegt dat alle partijen willen dat de woning wordt verdeeld. Zij zijn het echter niet met elkaar eens over de wijze waarop dat moet gebeuren. [eiser 1] en [eiser 2] willen dat de woning verkocht wordt aan een derde. [gedaagde] wil de woning zo mogelijk zelf overnemen.
4.2.
Wanneer de deelgenoten in een gemeenschap geen overeenstemming over de verdeling daarvan kunnen bereiken, kan de rechtbank op grond van artikel 3:185 lid 1 BW de wijze van verdeling gelasten of zelf de verdeling vaststellen. Daarbij moet naar billijkheid rekening worden gehouden met de belangen van partijen en het algemeen belang.
4.3.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen een wijze van verdeling met uitsluiting van de andere erfgenaam, [gedaagde] . Tijdens de mondelinge behandeling hebben zij desgevraagd verklaard dat de rechtbank de vordering niet mag lezen als een algemene vordering om een verdeling vast te stellen. [eiser 1] en [eiser 2] hebben uitdrukkelijk verklaard dat hun vordering ziet op het uitsluiten van [gedaagde] in de wijze van verdeling. Dit vergt een andere toets dan de hiervoor bedoelde belangenafweging. De rechtbank zal in dit geval moeten beoordelen of er voldoende grond is om de verdeling van de woning geheel aan [eiser 1] en [eiser 2] over te laten, met uitsluiting van [gedaagde] . Dat kan de rechtbank doen als [gedaagde] haar medewerking aan de verdeling weigert of onthoudt.
4.4.
[gedaagde] heeft aangegeven dat zij altijd bereid is geweest mee te werken aan de verdeling van de woning en dat is zij nog steeds. Zij wil graag de woning kopen en daarvoor heeft zij een bepaald bedrag in gedachten. [eiser 1] en [eiser 2] hebben dit niet betwist. [eiser 1] en [eiser 2] zijn het echter niet eens met de wijze van verdeling die de notaris heeft voorgesteld, namelijk dat [gedaagde] de mogelijkheid krijgt om een hoger bod te kunnen doen op de eerder gedane biedingen op de woning. Zij vrezen dat deze biedingswijze de prijs van de woning zal drukken, maar tegelijkertijd geven [eiser 1] en [eiser 2] ook aan dat zij (om persoonlijke redenen) niet willen dat [gedaagde] de woning toegescheiden krijgt. Dit maakt overigens ook dat de notaris met een eventueel verkoopproces niet verder zal kunnen komen, omdat partijen niet zullen meewerken aan de hoogstbiedende als dat [gedaagde] zou zijn en hij niet over de verdeling kan beslissen. Wat hier verder ook van zij, dit zijn niet omstandigheden die relevant zijn voor de beoordeling van de vordering zoals [eiser 1] en [eiser 2] die hebben ingestoken. De woning is nog niet getaxeerd, er zijn behalve die van [gedaagde] ook geen biedingen op de woning gedaan en er is geen sprake van een situatie waarin [gedaagde] weigert haar medewerking te verlenen. Bij deze stand van zaken, in combinatie met het feit dat de hoger beroepsprocedure tegen de beschikking nog loopt, acht de rechtbank de door de [eiser 1] en [eiser 2] gevorderde (machtiging tot) verkoop van de woning met uitsluiting van [gedaagde] prematuur. Hun vorderingen worden daarom afgewezen.
4.5.
Gezien de impasse waarin partijen nu verkeren en de onduidelijkheid over de waarde van de woning, wil de rechtbank partijen meegeven dat het zinvol is om de woning te laten taxeren. Bij deze taxatie kan ook rekening worden gehouden met de door [eiser 2] geopperde optie (het perceel achter de woning splitsen in zes stroken met zo nodig een recht van overpad).
Proceskosten
4.6.
[eiser 1] en [eiser 2] zijn in het ongelijk gesteld. Zij moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
320,00
- salaris advocaat
1.228,00
(2 punten × € 614,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.726,00
4.7.
De veroordeling wordt hoofdelijk uitgesproken. Dat betekent dat iedere veroordeelde kan worden gedwongen het hele bedrag te betalen. Als de één (een deel) betaalt, hoeft de ander dat (deel van het) bedrag niet meer te betalen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] af,
5.2.
veroordeelt [eiser 1] en [eiser 2] hoofdelijk in de proceskosten van € 1.726,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser 1] en [eiser 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.E. de Koning, rechter, bijgestaan door mr. M. Sahin, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 9 oktober 2024.