Uitspraak
RECHTBANK Amsterdam
1.[eiser 1] ,
2.
[eiser 2] B.V.,
3.
HAABER GROUP B.V.,
4.
BPM HUYS B.V.,
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak hebben eisers, bestaande uit [eiser 1] en [eiser 2] B.V., een kort geding aangespannen tegen ING Bank N.V. naar aanleiding van de opzegging van hun bankrelatie in februari 2024. De eisers vroegen de voorzieningenrechter om ING te veroordelen tot herstel van de bankrelatie. De zitting was aanvankelijk gepland voor 14 augustus 2024, maar eisers hebben op 13 augustus 2024 het kort geding ingetrokken. ING heeft vervolgens verzocht om een proceskostenveroordeling op basis van de gemaakte kosten, die zij op € 11.083,00 inclusief BTW heeft begroot.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de mogelijkheid om proceskosten toe te wijzen na intrekking van een kort geding, zoals vastgelegd in artikel 8.1 van het Landelijk procesreglement kort gedingen. De rechter heeft vastgesteld dat eisers niet hebben gereageerd op het verzoek van ING om hen in de kosten te veroordelen, en dat er geen bewijs is van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarom is de rechter tot de conclusie gekomen dat de proceskosten moeten worden berekend volgens het liquidatietarief.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter eisers veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan ING, begroot op € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving. Het vonnis is uitgesproken op 27 september 2024 door mr. I.H.J. Konings, met bijstand van mr. M.A.H. Verburgh.