2.4.Op 26 november 2022 heeft [eiseres] een aanvraag ingediend voor het realiseren van een zelfstandige berging op het perceel (het project). Daarbij is de maatvoering van de berging uit 1904 aangehouden.
3. Op het perceel geldt het bestemmingsplan ‘ [bestemmingsplan] ’, vastgesteld op 5 april 2023 (hierna: het bestemmingsplan). De gronden hebben de bestemming ‘Tuin’ en de dubbelbestemmingen ‘Waarde-Archeologie-2’ en ‘Waarde-Landschap’. Het bestemmingsplan vervangt het ‘Bestemmingsplan [bestemmingsplan] ’, vastgesteld op 8 maart 2010 (hierna: het oude bestemmingsplan).
4. Volgens het bestreden besluit is het project in strijd met het oude bestemmingsplan Het college heeft geen medewerking willen verlenen om van het oude bestemmingsplan af te wijken. Het project valt niet onder het overgangsrecht en is in strijd met een goede ruimtelijke ordening, aldus het bestreden besluit.
Beoordeling van het beroep
5. Tijdens de zitting is vastgesteld dat partijen het erover eens zijn dat op het project het bestemmingsplan (uit 2023) van toepassing is, omdat het bestreden besluit is genomen na de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan. Dit betekent dat in het bestreden besluit het project ten onrechte is getoetst aan het oude bestemmingsplan. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank zal hierna beoordelen of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven.
6. Ook staat niet ter discussie dat het project in strijd is met het bestemmingsplan, omdat het project geen bijbehorend bouwwerk, maar een zelfstandig bouwwerk betreft. Evenmin staat ter discussie dat voor het project niet binnenplans of met toepassing van het Bor (kruimelgevallenregeling) kan worden afgeweken van het bestemmingsplan.
7. Tijdens de zitting heeft [eiseres] haar beroep op het bouwovergangsrecht beperkt tot de calamiteitenregeling als bedoeld in planregel 33.1., eerste lid en onder b. [eiseres] stelt dat de oude berging door een calamiteit - want buiten haar schuld om - teniet is gegaan en daarom geheel mag worden vernieuwd of veranderd.